Elkaar graag zien is niet genoeg, daar zijn ze het roerend over eens. Maar humor helpt en een crisis hoeft niet het einde van een relatie te zijn. Drie hechte koppels vertellen eerlijk over wat hen bindt.

Een relatie is als een haai,” zegt Woody Allen tegen Diane Keaton in Annie Hall, “ze moet voortdurend in beweging blijven… Waar wij mee opgescheept zitten, is een dode haai.”

In restaurants kan ik ze er zo uitpikken, de koppels met een grote dooie vis. Zij kerft grimmig-afwezig met haar bestek in het tafelkleed, hij heeft iets gemelijks: “Wat nu weer? Ik doe toch mijn best?” Noem mij cynisch, maar als ik twee mensen geanimeerd zie zitten praten, heb ik nogal snel de neiging om te denken dat ze elkaar nog niet lang kennen. Ofwel getrouwd zijn, maar niet met elkaar. “Een dagelijks heroïsme” noemt de Franse filosofe Christiane Singer het huwelijk. Stervelingen begaan een daad van waanzin door op een mooie dag voor een meneer of een mevrouw in een tricolore sjerp te gaan staan en te beloven elkaar bij te staan in goede en kwaaie dagen. Tot de dood hen scheidt, in theorie althans. En en passant aan alle andere individuen, hoe boeiend en aantrekkelijk ook, te verzaken. Ook nadat ze er allang zijn achter gekomen dat de uitverkorene niet het sublieme, unieke en genereuze wezen van hun koortsachtige wensdromen is en o horror, niet leeft en denkt en reageert volgens de enige juist code, namelijk die van henzelf.

Wat dezelfde mevrouw Singer er niet van weerhield om vervolgens een bevlogen lofzang van 130 bladzijden over het huwelijk bijeen te pennen. Eloge du Mariage, de l’engagement et autres folies staat in Frankrijk al weken in de bestsellerlijsten. Het moet zijn dat er nog belangstelling is voor de langdurige monogame relatie. En hoe je het ook draait of keert, er blijven nog altijd meer koppels bij elkaar dan er uit elkaar gaan. Sterker nog: goede koppels, ze bestáán. Wij vroegen er drie naar het geheim van hun goede verstandhouding.

Niki Van Remoortel (49) en Willy Cole (53) zijn 29 jaar getrouwd en hebben twee zonen en een kleindochter. Niki heeft een logopediepraktijk, Willy is gedragstherapeut.

Willy (lachend): Niki was absoluut mijn type niet, maar ik vond haar wel mooi.

Niki: Ik viel op zijn krullen en zijn lief gezicht. En hij kon het toen al goed uitleggen. Hij had mij een studentenabonnement voor het theater aangesmeerd, zo kon hij een heel jaar naast mij zitten.

Willy: Mijn eerste strategie… En toen had ik nog geen psychologie gestudeerd, hoor. Toen we elkaar leerden kennen, was Niki net geen 16, ik was er bijna 20. Ik had veel gelezen, ik had zogezegd al heel wat seksuele ervaring, wat eigenlijk niet eens waar was. Maar zij keek hoe dan ook erg naar mij op. Anderzijds was ik totaal verwaarloosd: mijn ouders keken nauwelijks naar mij om. Een van de eerste dingen die Niki deed, was mij naar de tandarts sturen. Ik kan mij niet herinneren dat mijn moeder mij ooit geknuffeld heeft en mijn vader heeft nauwelijks met mij gepraat. Dat is het valiesje waarmee ik de wereld ben ingestuurd. Op dat vlak heb ik veel van Niki geleerd. Onder haar invloed ben ik een affectieve, tactiele man geworden, terwijl ik vroeger heel afstandelijk was. Nu laat ik haar bij wijze van spreken niet meer los en daar krijgt ze het ook weer van op haar heupen. Het is ook nooit goed…

Niki: Twintig was ik toen ik trouwde. Je zou zeggen, je bent jong en flexibel, je kunt je gemakkelijk aanpassen aan elkaar. Maar wat hebben wij een ruzie gemaakt die eerste jaren! Nu ja, niet echt gevochten…

Willy: Je hebt toch eens met een mes naar mij gegooid. Ik vertel dat altijd heel dramatisch, dat dat mes nazinderend in de deur bleef steken, maar dat is overdreven.

Niki: (glimlachend) Zo goed kan ik niet meswerpen. Maar goed, wij zijn allebei individuen die nogal gemakkelijk denken dat ze het bij het rechte eind hebben. Van mij zeggen de mensen dat ik een lastige ben en van Willy dat hij een gemakkelijke is, maar eigenlijk is hij passief-agressief. Hij geeft je de indruk dat jij mag bepalen wat er gebeurt, maar hij beslist wie bepaalt. Hij heeft de eindcontrole.

Willy: Dat is nu eens pertinent niet waar, zie. Toch niet altijd. Ik vind dat Niki veel dingen in mijn leven bepaald heeft. De inrichting van ons huis bijvoorbeeld. Ik hou van strak en sober en we wonen in een huis vol beelden en schilderijen. Ik vind dat ook allemaal niet zo belangrijk. Maar soms moet je dingen wél belangrijk vinden, anders verdwijn je in elkaar.

Niki: In 29 jaar maak je een hele evolutie door: samen maar ook individueel. Wij zijn allebei heel andere mensen dan toen we elkaar leerden kennen. Je doorloopt verschillende stadia en je past je daaraan aan. Toen de kinderen nog thuis woonden, moesten er veel meer afspraken gemaakt worden, er moest op tijd gegeten worden…

Willy: Nu eten we niet meer, haha…

Niki: Waar het op neerkomt, is dat ik nu meer dingen voor mezelf wil doen. Cursussen volgen, bijvoorbeeld. Willy werkt veel en laat. Ik ben daar altijd voor thuisgebleven en heb vaak op hem zitten wachten.

Willy: In het begin kon ik met een depressieve cliënt soms tot middernacht of nog later werken, met het resultaat dat ik er zelf depressief van werd. En dan wachtte mij boven een kwaaie vrouw. Nu ik meer ervaring heb, komt dat bijna niet meer voor. Maar het is zeker niet zo dat onze relatie vlekkeloos is verlopen. Na tien jaar huwelijk had ik echt het gevoel dat we aan de grond zaten. In die tijd was ik staatsambtenaar en diep misnoegd. Op mijn dertigste ben ik toen psychologie gaan studeren, wat een zware belasting was voor onze relatie. Niki was de enige kostwinner, er waren twee kleine kinderen. Bovendien was ik zo bang dat ik niet zou slagen dat ik bijna dag en nacht studeerde. Tijdens de vakantie ging ik dan ook nog werken, zodat ik van april tot een stuk in de zomer quasi-onbereikbaar was. Geen wonder dat Niki zich verwaarloosd voelde. Of je bij elkaar blijft of niet hangt niet alleen af van de kwaliteit van je relatie; het is bijna altijd een samenloop van omstandigheden. Misschien had ze op dat moment wel willen weggaan, maar ze kreeg het niet over haar hart om mij in de steek te laten. Een relatie is nooit stabiel: het ene moment ben je stapelverliefd op elkaar, het volgende kun je elkaar nauwelijks verdragen. Daar moet je mee leren leven. Het mooie is het terugkomen na een crisis, dat maakt een relatie sterker.

Niki: Ik was het er absoluut mee eens dat Willy opnieuw zou gaan studeren, hij zat zo in de put. Ik heb daar ook nooit spijt van gehad. Alleen had hij een paar jaar geleden het idee om ook nog filosofie te gaan studeren. “Dan moet je eerst een andere vrouw zoeken”, heb ik toen gezegd. Vijf jaar was genoeg. In die periode was ik bezig met de uitbouw van een logopediecentrum naast onze woning en die zorgen kwamen grotendeels op mijn schouders terecht. Toen Willy daar uiteindelijk met zijn eigen praktijk begon, had hij meteen een hele administratie ter beschikking. Jaja, op dat gebied is hij altijd wat verwend geweest.

Willy: Jamaar, dat is het verschil tusen ons: Niki is altijd heel ambitieus geweest, ik alleen wat de inhoud van mijn werk betreft. Het materiële interesseert mij niet echt. Dat zijn de dingen waar zij altijd voor gezorgd heeft.

Niki: Maar nu heb ik heel andere vooruitzichten. Ik heb mijn werk nog wel nodig, maar niet in de mate dat het mijn leven totaal overheerst. Twintig jaar was genoeg, vooral omdat de praktijk zo met ons privé-leven interfereerde. Medewerkers liepen voortdurend bij ons binnen, stopten hun boodschappen in onze ijskast. Willy heeft eens per ongeluk het stoofvlees van een van hen klaargemaakt. En nu ben ik bezig met alles te reorganiseren: hemel en aarde heb ik moeten bewegen om Willy ervan te overtuigen dat het voor mij genoeg geweest is.

Willy: Niki heeft haar problemen rond het centrum altijd toegedekt. Om mij te sparen denk ik. En zelf praat ik ook niet gemakkelijk over wat mij dwarszit. Ik ben immers therapeut, ik moet alles zelf kunnen oplossen.

Niki: Maar Willy, jij praat altijd! En ik denk dat hij elke strategie die hij als psycholoog kan toepassen op mij hebt uitgeprobeerd. Soms denk ik: “Doe nu eens gewoon, praat nu eens met mij als een gewone vent die al die kennis niet heeft.”

Willy: Strategie is een verkeerd woord. Ik denk gewoon na over hoe Niki is en hoe ik ben en daar probeer ik iets mee te doen. En ja, soms valt dat niet in goede aarde. Het is misschien verdomd moeilijk om met een therapeut getrouwd te zijn, maar als therapeut getrouwd te zijn is ook moeilijk. Was ik maar kunstschilder geworden. Nu zit ik aldoor alles te analyseren en voor zij iets kan zeggen, heb ik haar al verteld hoe zij zich voelt.

Niki: En aan het eind van zo’n lange monoloog zeg ik: “Nee Willy, zo is het helemaal niet.”

Willy: Wat niet wegneemt dat ik soms gelijk heb.

Niki: Willy heeft graag gelijk, laat dat duidelijk zijn. Maar hij kan ook geestig uit de hoek komen, dat heb ik altijd gewaardeerd. Hij stuurt ook heel vindingrijke berichtjes op mijn gsm.

Willy: Ik heb al veel genegenheid van Niki gekregen, maar zij ook van mij. Dat komt omdat ik nogal veel met sociale bekrachtiging bezig ben.

Niki: Hoor hem, hij is weer bezig.

Willy (onverstoorbaar): Aan haar denken, een kleinigheidje voor haar meebrengen. Of een beeld kopen waarvan ik weet dat ze het echt mooi vindt. In onze hal staat er zo een, les vieux amants van Frank Mahieu. Ik weet wel dat die dingen niet voldoende zijn om een relatie in stand te houden, maar toch…

Niki: Er was één periode dat ik dacht: nu laat ik het afweten, dit gaat mij te ver. Dat was toen de kinderen in de puberteit waren. Uiteindelijk zijn ze allebei op hun pootjes terechtgekomen, maar in die tijd was er echt geen land mee te bezeilen. Ik was dan kwaad en verwijtend, terwijl Willy de zachte vader was die alles goedpraatte. Hij vond dat we vertrouwen moesten hebben in onze kinderen, dat ze vanzelf wel uit die moeilijke periode zouden groeien. Maar wat doe je met een zoon die absoluut niet meer naar school wil? Ik probeerde op hem in te praten, maar voelde mij compleet machteloos.

Toen had ik iets van: “Maar Willy, je doet een hele dag niets anders dan mensen helpen, doe nu eens iets met je zoon.” Ik had mijn bezorgdheid niet meer onder controle, ze oversteeg alles. In die tijd heb ik weleens overwogen om weg te gaan, ik kon het niet meer aan.

Willy: Maar je bent niet gegaan en we weten nog altijd niet waarom.

Niki: Uit angst voor het onbekende, zeker…

Willy: Ik denk dat die angst veel koppels bij elkaar houdt. Je hebt zoveel samen: kinderen, een huis, een vriendenkring die opgesplitst wordt als je uit elkaar gaat, allerlei gezamenlijke projecten. Wij gingen vroeger samen met de kinderen kamperen op een naturistenstrand. En later maakten we lange reizen, naar India, bijvoorbeeld. Dat soort dingen smeedt ook een band. Als je de stap wil zetten om weg te gaan, is er bijna altijd een derde nodig om je over te streep te trekken. Het zijn moedige mensen die het alleen aandurven, zonder de zekerheid van een nieuwe veilige haven.

Niki: Volgens mij blijven veel mensen samen uit gewoonte. Bij ons is er nooit sleur geweest, daarvoor gebeurde er altijd te veel. Drie jaar lang woonde er een lief van Stijn bij ons in, nu zijn hij en zijn zwangere vrouw tijdelijk weer bij ons tot hun huis in orde is. Willy en ik zijn daar hard aan het werk, dat is ook weer zo’n gemeenschappelijk project. En ook: je kent je partner door en door, je weet wat je van hem kunt verwachten, je voelt elkaar woordenloos aan. Wij kunnen heel goed samen op een terras zitten zonder veel te praten. Niet dat wij elkaar niets te vertellen hebben, maar er is een soort intimiteit die spreken op dat moment overbodig maakt. Wij bewegen ook samen. Willy loopt bijvoorbeeld heel snel en met de jaren heb ik mijn stap aan de zijne aangepast: niemand kan ons nog bijbenen.

Willy: Er zijn twee manieren om in het leven te staan. Je kunt toenadering zoeken tot de wereld en van alles beleven. Of leven met vermijding, alles houden zoals het is. Geen spanningen, geen gedoe… Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat de eerste manier mij meer aanspreekt. In die optiek zou je kunnen zeggen: ik zoek mij geregeld een nieuw lief, want wat is er heerlijker dan de spanning en de extase van het verliefd zijn? Of een vaste relatie en af en toe iets ernaast… In theorie klinkt dat goed, maar in de realiteit komt daar ongelooflijke zever van. Want in een vaste relatie hebben partners het aartsmoeilijk met intimiteit die naar buiten gaat. Dat is zo bedreigend, mensen gaan daaraan onderdoor. Van al die experimenten met vrije liefde in de jaren ’60 en ’70 is toch maar bitter weinig terechtgekomen.

Niki: Het zit heel diep: de behoefte aan vastigheid, aan een veilig gevoel. Neem nu onze zoons, die hebben toch ook spontaan voor één vrouw gekozen, waarna het niet meer dan normaal leek om ook met haar te gaan samenleven.

Willy: Dag in dag uit met iemand samen zijn is nooit een evidentie. In een relatie zijn er een hoop problemen die je nooit opgelost krijgt, hoe hard je er ook aan werkt. Maar de manier waarop je die problemen niét oplost en de affectie waarmee je desondanks met elkaar omgaat, dat is het wat een relatie in stand houdt.

Hermine De Groeve (48) en Siegfried De Buck (51) zijn 29 jaar getrouwd en hebben twee dochters en een zoon. Hermine is galeriehoudster, Siegfried ontwerper van hedendaagse juwelen en zilverobjecten.

Hermine: Toen ik Sieg leerde kennen, zat hij op de Académie des Arts Décoratifs in Straatsburg, ik in de poësis. De ontmoeting gebeurde via zijn zus, wij zaten samen op internaat. Wat mij in hem aantrok was dat hij toen al heel goed wist wat hij wilde, maar toch een zacht karakter had. Mijn ouders waren niet zo gelukkig met onze vrijage, dat maakte het natuurlijk alleen maar interessanter. Ik was nog geen 17, ze vonden dat ik de wereld nog moest ontdekken. En een kunstenaar, dat was natuurlijk niet de ideale man om een bestaan mee op te bouwen. Mijn mama had mij altijd voorgehouden dat ik mij niet aan de eerste de beste mocht geven. Ik moest goed weten voor wie ik koos. Zo ging het ook: Sieg was mijn eerste vrijer, ik heb nooit iemand anders gekend. Niet dat ik tussendoor nooit verliefd was op iemand anders, ik ben geen heilige. Maar als je eenmaal voor iemand gekozen hebt en je hem graag genoeg ziet, dan geef je je helemaal, vind ik.

Siegfried: Als je zo jong bent, kies je voor elkaar op een totaal irrationele manier, wat volgens mij ook de zuiverste is. Je houdt geen rekening met diploma’s of vooruitzichten op een carrière. Hedendaagse juwelen, dat was iets dat toen nog niet bestond, geen mens geloofde dat je daarmee aan de kost kon komen. Maar wij hebben er radicaal voor gekozen om samen iets uit de grond te stampen. Hermine was mijn eerste en grootste fan en ze is dat altijd gebleven. Zonder haar zou ik het nooit gehaald hebben.

Hermine: Ik heb er nooit moeite mee gehad om iets mooi te vinden dat Sieg gemaakt heeft. Juwelen van een andere ontwerper dragen, ik zou het niet kunnen, dat zou bijna verraad zijn. God, wat waren wij naïef toen we begonnen… Maar het was het soort naïviteit dat je vleugels geeft. Iedereen kon de pot op, we zouden het wel alleen redden. Als we dat gewild hadden, zouden onze ouders zeker bijgesprongen zijn, maar daar waren we te trots voor. En ach, we hadden zo weinig nodig. Alles wat gebeurde was winst. Ik had wel meer schrik dan Sieg. Dat had ik van thuis meegekregen: het zorgen voor zekerheid, weten waar je volgende maaltijd vandaan zou komen. Sieg was nooit bang. Als we weer eens heel krap zaten, zei hij: “Och, ik heb een goede engelbewaarder, het zal wel in orde komen.” En zo gebeurde het ook.

Siegfried: Maar we hebben dan ook hard gewerkt samen en dat heeft ons een grote verbondenheid gegeven. Er waren heel moeilijke momenten, maar achteraf blijken dat ook de mooiste geweest te zijn. Door zo intens samen te werken, is onze smaak voor een groot deel samen gegroeid, wat niet wegneemt dat we elk onze mening hebben. Je kunt niet als een Siamese tweeling leven, er moet altijd een soort gevecht zijn: dit is jouw mening, dit is de mijne en ik ga daar iets mee doen. Na haar studies public relations is Hermine met de kunstgalerie begonnen. Aanvankelijk waren we daar voor honderd procent samen mee bezig, maar na een tijdje heb ik gezegd: dat is jouw domein, ik wil me volledig op het juweelontwerpen concentreren.

Hermine: We weten wel precies van elkaar waar we mee bezig zijn. Bij veel paren is de een nauwelijks betrokken bij het werk van de ander. Bij ons is dat anders, ook al omdat ons werk ons leven is. Het is niet zo dat wij thuiskomen van onze job en daar dan niet meer mee bezig zijn. Wat wij ook gemeen hebben, is dat wij in ons werk sterke keuzes maken. Ik ga puur op mijn gevoel af, breng alleen kunst waarin ik absoluut geloof. Geen van beiden doen wij toegevingen aan de geldende smaak. Af en toe raak je dan weleens aan heilige huisjes, maar daar leer je mee leven.

Siegfried: Hermine verzorgt veel meer het contact met de buitenwereld. Zij gaat graag naar vernissages, ik zal eerder achteraf naar de tentoonstelling gaan, als er geen volk is. Misschien ben ik een beetje sociaal gehandicapt.

Hermine: Jij sociaal gehandicapt? Ik leer bij. Maar je bent wel veranderd, hoor Sieg. Vroeger was je veel stiller; toen we pas getrouwd waren, wilde je nooit ergens op bezoek.

Siegfried: Je moet niet overdrijven, hè. Maar het is waar: ik heb niet veel mensen nodig.

Hermine: Misschien ben ik wel in de andere richting veranderd. Als ik zie dat mensen naar vernissages komen puur voor het sociale gebeuren en nog nauwelijks oog hebben voor de kunst… Ik kan daar steeds minder tegen.

Siegfried: Natuurlijk beïnvloed je elkaar. Maar je blijft ook wie je bent. Het is trouwens verkeerd om je partner te willen veranderen. Als je je tot iemand aangetrokken voelt, waarom zou je er dan aan prutsen? Aan wat hem of haar uniek maakt als mens? Je moet er zelf op letten dat je niet overdrijft in bepaalde karaktertrekken en een karikatuur wordt.

Hermine: Jou veranderen? Daar is geen beginnen aan! En je denkt zeker hetzelfde over mij.

Siegfried: Natuurlijk kibbelen wij weleens. Je kent elkaar zo door en door. Het wordt een soort ritueel. Trouwens, als er totaal geen reactie meer is, is ook niet goed. Dan zeg je: bon, ik heb je afgebakend en dit en dat vakje maak ik niet meer open. Dan leef je naast elkaar in plaats van met elkaar. Je hebt toch een ontlading nodig.

Hermine: Een adrenalinestoot! Jaja, we zitten weleens op elkaars kap. Ik ben daar trouwens veel extroverter in dan Sieg. Dat heb ik van mijn broers, die konden mij van die koude douches geven… Maar daar word je weerbaar van. Het zijn maar plagerijen, natuurlijk, maar er zit altijd wel een stukje waarheid in.

Siegfried: Ja, als je niet meer kunt lollen samen, dan is het gedaan. Maar iedereen heeft zijn jardin secret, er zijn dingen die je met rust moet laten.

Hermine: Maar geheimen hebben voor je partner, dat vind ik ook ziekelijk. En pijnlijke dingen moeten uitgepraat worden. Als er geen eerlijkheid is in een koppel, dan hoeft het voor mij niet meer.

Siegfried: Je moet toch niet te veel zeveren. Tegenwoordig heb je in relaties ook al een vergadercultuur. Het is niet goed iemand helemaal in zijn blootje te zetten. Iedereen heeft kleine kantjes, die maken de mens en die moet je elkaar gunnen.

Hermine: Weet je wanneer wij ruziemaken? Als wij op reis de weg kwijt zijn. Want bij Sieg is het: “Jij bent de navigator, je hebt een kaart, gebruik ze dan ook.” Maar ik heb van Onze-Lieve-Heer een mond gekregen om te spreken, waarom zou ik die dan niet gebruiken? “Jij zou de weg vragen aan een hond met een hoed op”, zegt hij dan. En blijft koppig rondrijden, tot ik zin heb om uit de auto te springen. Volgens mij zal het gps (global positioning system, red.) veel huwelijken redden. Pas op, we gaan graag samen op reis. Ook met de motor; we deden dat allang voor het mode werd. Als het snel gaat, leggen we ons samen in de bochten… En voor we vertrekken, knijpt hij even in mijn dij, zo van: alles in orde? Dat is een soort ritueel geworden, ik zou het missen als hij dat niet deed.

Siegfried: Elk koppel is een mysterie: wat trekt mensen aan in elkaar, wat houdt hen samen? Volgens mij is het een chemie: er moet een katalysator zijn en als die weg is…

Hermine: (grinnikend) dan oxydeert de boel.

Siegfried: Maar je moet het niet allemaal proberen te ontleden. En vooral niet te veel te idealiseren. Samenleven is een les in nederigheid. Ein Mensch sein, zoals joodse vrienden van ons het uitdrukken. Niets is een mens vreemd, er kan je van alles overkomen. Er zijn natuurlijk ook mensen die niet gemaakt zijn om met elkaar te leven, maar ik denk dat je er toch niet te vlug vanuit moet gaan dat het met een ander beter zal gaan. Je kunt alleen maar proberen iemand iets te geven en hopen dat je iets terugkrijgt. Ach, ik zeg dat nu wel, maar als creatieveling moet je ook egoïstisch zijn. Ik heb een vluchtroute naar mijn atelier, een perfect alibi om niemand te hoeven zien. Dat isolement heb ik echt nodig om te kunnen werken, net zoals ik daarna de wereld weer nodig heb. Hermine is iemand die energie geeft en ik ben iemand die energie neemt… Zij stelt mij in staat om creatief te zijn. En op kritieke momenten komt het tot een wisselwerking.

Hermine: Eigenlijk hebben wij een goed voorbeeld aan onze ouders. Dat zijn twee wreed goede koppels. “Jullie moesten eens weten hoe graag wij elkaar zien”, zegt mijn papa altijd. Hij meent dat, het is echt met hart en ziel. Ik vind dat zeer aandoenlijk, vooral omdat wij geen familie zijn die gemakkelijk emoties toont. Maar met het ouder worden, laat hij gemakkelijker zoiets los.

Siegfried: En als je mijn vader mag geloven, moet je rond graag zien niet te veel zever en foef verkopen. “Zorg dragen voor elkaar, dat is het belangrijkste,” zegt hij altijd, “al de rest is kluts.”

Hermine: Er zijn voor elkaar en zorgen voor een sfeer thuis die maakt dat je kinderen daar ook graag zijn… Onze kinderen leven heel erg met ons mee, hun vrienden en kennissen komen hier ook allemaal over de vloer. Prettig is dat om met die jonge mensen aan tafel over van alles en nog wat te praten. Ik heb ook veel steun aan mijn kinderen. Er zijn momenten dat ik ervan opkijk hoe ze met ons gegroeid zijn en hoe goed ze ons kennen.

Siegfried: Alleen aan de kinderen merk ik dat de tijd passeert. Binnenkort word ik 51, maar ik voel mij niet anders dan toen ik 29 was. Sleur krijgt bij ons niet veel kans. Er is nog niets bevestigd, ik heb de indruk dat alles nog moet beginnen. Er zijn wel periodes in je leven dat je denkt: bon, ik heb toch al een en ander volbracht. Maar dat mag niet te lang duren, zeker niet als je beeldend kunstenaar bent. Je moet niet te vroeg achteromkijken. Het beste is elke dag opstaan en zeggen: ha, ik begin eraan. Een contente mens is al een half fossiel.

Hermine: Soms wou ik dat je daar anders in was. Tevreden moet je voor mijn part niet zijn, maar gewoon eens stilstaan bij de dingen. Nu, ik voel mij geen 29 meer. Ik kijk ook weleens achterom. Toen ik trouwde, was ik nog bijna een kind. Of ik het anders zou aanpakken mocht ik de kans krijgen? Ach, dat kun je toch niet weten… Ik zeg niet dat het met een ander niet even goed had kunnen gaan. Maar na al die jaren kan ik mij dat eigenlijk niet meer voorstellen, een andere man. Je kent elkaar vanbinnen en vanbuiten, de geur… Je kunt iemand tegenkomen die je aanstaat, maar lichamelijk contact en al de rest? Nee… Je hebt zelf ook je privacy opgebouwd, je lichaam verandert met het ouder worden, je hebt elkaar daar ook in te accepteren. Een andere man, nee, dan ben ik nog liever alleen.

Siegfried: Je zou niet lang alleen zijn…

Hermine: Goed, door mijn werk ken ik veel mannen en daar zijn best charmante individuen bij. Maar met het ouder worden ben ik daar toch minder gevoelig voor geworden. De maniertjes, je kijkt er doorheen. Ik voel intuïtief aan wanneer iemand niet te vertrouwen is. En ook: On ne badine pas avec l’amour, daar ben ik steeds meer van overtuigd.

Lieve Verbeelen (45) en Staf Van Pelt (46) zijn 23 jaar getrouwd en hebben een dochter en een zoon. Lieve werkt halftime als animatrice in een rusthuis, Staf is deeltijds vormingswerker en leraar.

Lieve: Ik kan niet zeggen dat wij laaiend verliefd op elkaar waren…

Staf: We woonden dan ook al een jaar in hetzelfde gemeenschapshuis in Leuven. Er was sympathie, we konden goed babbelen, maar meer niet. O ja, we wisselden notities uit. Die van Lieve waren altijd beter dan de mijne, ( lacht) dat kwam goed uit.

Lieve: In die tijd treurde ik om een voorbije relatie, nogal lang zelfs. Tot ik ineens het gevoel had dat het genoeg geweest was. Heel symbolisch deed ik de ring af die ik van die jongen gekregen had: ik was klaar voor een nieuwe relatie.

Staf: Ook ik had een relatie achter de rug. Voor mij hoefde het niet meer, ik had een kater van al dat verliefde gedoe… Met Lieve had ik een toffe vriendschap, dat volstond.

Lieve: Dat eerste jaar op kot had ik het nogal moeilijk. Ik was vaak depressief en tegenover Staf had ik iets van: hij mag dat zien, bij hem moet ik mij niet flinker voordoen dan ik ben. Toen we uiteindelijk toch zijn beginnen vrijen, had dat iets comfortabels. Ik was tevreden, had het gevoel dat ik openbloeide. Het akelige van verliefdheid, het onzekere en de stress van een goede indruk te moeten maken, dat was er niet bij, daarvoor kende ik Staf al te goed.

Staf: We zijn ook niet getrouwd met grote, romantische verwachtingen. Na onze studies hadden we een huis op het oog, en zonder getrouwd te zijn mochten we er niet in van de huisbaas. “Waarom ook niet”, dachten we toen.

Lieve: Onze ouders hadden ook niet graag dat we ongetrouwd gingen samenwonen; in die tijd was dat nog lang niet vanzelfsprekend. En ik had het gevoel: met dien tiep wil ik wel oud worden, dat zit goed.

Staf: We zijn echt met niets begonnen. Allebei een vervangingsinkomen, een oude 2pk en meubelen van de krijg en van de Vrijdagmarkt… Voor de rest leefden we van de jacht en de visvangst, haha. Dat had wel iets, dat luchtige, dat avontuurlijke, het plezier van met beetjes iets op te bouwen.

Lieve: Ik weet nog dat we aan jouw moeder gingen vertellen dat ik zwanger was en dat ze niet zo blij was. “Maar Staf, je hebt niet eens werk!”

Staf: Ach, kinderen… Dat kost niets in het begin. Ze waren er wel vlug en ze namen een groot deel van ons leven in beslag. Een beetje te groot zelfs. Ik was zelf nog een half kind, soms had ik echt het gevoel: ik kan dat niet aan. Bij de twee geboortes had ik een probleem: de eerste keer kwam ik met bloed aan mijn handen en een gescheurde broek in de kraamkliniek, de tweede keer was ik doodziek.

Lieve: Ik ben toen zelfs vroeger naar huis gekomen om voor hem te zorgen, terwijl het eigenlijk omgekeerd had moeten zijn.

Staf: Wat een impact kinderen op je leven hebben, daar sta ik nog altijd versteld van. Het vaderschap en het gevoel van onmacht dat daarmee gepaard gaat… Terwijl ik die klein mannen wel plezant vond, hoor. Maar de verantwoordelijkheid, dat was niet vanzelfsprekend.

Lieve: We hadden nog zoveel werk aan onszelf. Maar als we hadden moeten wachten tot we met onszelf in het reine waren, dan waren we niet meer vruchtbaar geweest. Misschien is het wel goed om te zeggen: bon, we planten ons voort en we zien wel wat ervan komt.

Staf: In de periode dat we het moeilijk hadden, hebben we contracten voor een jaar gemaakt: we blijven samen voor een jaar en daarna zien we wel. Ik vond dat een manier om de spanningen lichter, meer hanteerbaar te maken. En we hebben altijd goed met elkaar kunnen praten. Ik had voordien een relatie met een meisje waarmee ik absoluut niet kon praten en toen was ik helemaal opgedraaid, er was met mij niets aan te vangen. Je kunt natuurlijk ook te veel praten. Soms is het een manier om niets meer te doen. Je trekt een fles wijn open en je babbelt een hele avond en de volgende morgen denk je: “Waarover ging dat nu eigenlijk?”

Lieve: Ik vind het heel tof dat je partner luistert. Ik ben allergisch voor mensen die daar niet toe bereid zijn. Staf zal wel nooit zeggen wat ik moet doen. Zelf deed ik dat vroeger wél, maar dat heb ik afgeleerd. Wie ben ik om mijn partner te vertellen wat hij moet doen? Dat werkt toch niet. Maar het gevoel van: ge moogt er zijn, dat vind ik prettig. Soms vind ik Staf zelfs te tolerant. “Heeft hij nu geen enkele kritiek?” denk ik dan. Kom, biedt eens wat weerstand… Maar als ik dan mannen zie die hun vrouwen betuttelen, die hen vertellen hoe ze er moeten bijlopen… Ik mag er niet aan denken, ik zou ontploffen.

Staf: Het gaat niet op alles van de ander te verwachten. Lieve moet mij niet gelukkig maken, daar moet ik zelf voor zorgen. Allebei zijn we verantwoordelijk voor ons eigen geluk, onze eigen energie, en als we elkaar daar ergens in tegenkomen, dan is het goed. Op momenten dat het niet zo is, is dat een beetje vreemd, eenzaam ook. Maar ik heb altijd het gevoel dat ik Lieve vroeg of laat wel weer vind.

Lieve: Dag in dag uit samen zijn is niet evident. Ik merk dat ik meer tot mijn eigen energie kom als ik alleen ben. Soms heb ik sterk het gevoel dat het beter zou zijn om te kiezen voor de momenten dat we samen willen zijn. Dat lijkt me boeiender dan samen te zijn uit gewoonte. Hetzelfde met samen slapen. Wij hebben dat altijd gedaan terwijl het niet slecht is om eens alleen te slapen, om wat ruimte voor jezelf te hebben.

Staf: Dat wij nu over die dingen meer kunnen nadenken, komt doordat de kinderen het huis uit zijn. Bijna heel ons getrouwde leven hebben we met hen gedeeld, nu moeten we opnieuw met elkaar leren leven.

Lieve: Het heeft echt iets van een nieuw leven beginnen, en op dit moment ervaar ik het vooral nog als een leegte, als iets beklemmends.

Staf: Ik wil de volgende twintig jaar niet meer leven zoals de voorbije: het was tof met de kinderen, maar nu wil ik ook nog wat dingen voor mijzelf. Vroeger was het: later ga ik dit of dat doen, maar ik ben op het punt gekomen dat later nu is. In mijn job wil ik de dingen doen die ik graag doe en ook daarbuiten. Een poos geleden hebben we een oude boot gekocht, daar zou ik graag wat mee rondvaren. Eigenlijk heb ik nu pas het gevoel dat ik volwassen ben, ook in mijn relatie met Lieve.

Lieve: Verbondenheid in vrijheid, dat is voor mij een goede formule voor een relatie.

Staf: Of vrijheid in verbondenheid, met een iets andere klemtoon. Volgens mij is het typisch vrouwelijk om een man aan te halen en typisch mannelijk om zich dan te willen losrukken. Wat er zeker mee te maken heeft is dat mijn vader gestorven is toen ik elf was. De plicht tegenover het gezin, dat ging bij hem voor alles. Hij is er nooit toe gekomen om te doen wat hij graag wilde. Zo wil ik niet leven. Ik ben de jongste van vier zonen en Lieve is de jongste van vier dochters, dat maakt dat er tussen ons altijd iets kinderlijks geweest is. Zoiets van: laat de oudsten de moeilijke klussen maar opknappen, wij zullen wel wat spelen…

Lieve: Een zekere speelsheid is volgens mij heel belangrijk in een relatie. Soms zegt Staf: jij bent mijn maatje. Ik vind dat tof, een maatje hebben. En humor is een belangrijk kanaal om elkaar tegen te komen, om zelfs in een crisissituatie ineens de lichtheid te ontdekken. En crisissen zijn er wel degelijk geweest.

Staf: Eigenlijk is dat heel onnozel begonnen, met een spelletje: “Vertel eens een geheim”. Het spannendste spelletje dat we ooit gespeeld hebben, want er kwamen verborgen agenda’s boven water. Heel dubbel was dat: aan de ene kant schrik je van wat je te weten komt, aan de andere kant ben je blij dat je partner je genoeg vertrouwt om zich bloot te geven. Maar er is wel dikke ruzie van gekomen, dat geef ik toe.

Lieve: Op dat moment was dat niet slecht. Want tot dan toe hadden we nog nooit ruziegemaakt. We waren een beetje te veel broer en zus geworden, of vader en moeder. Altijd maar voor de kinderen zorgen, een dikke sleur was dat. Als vrouw was ik een stuk vermoederd, wat niet ver afstaat van verloederd. En als je dan te weten komt dat je man verliefd is op een andere vrouw, voel je dat nog sterker aan. Je wereld stort in: dat mag niet gebeuren, doe toch gewoon… Maar aan de andere kant: wat is mijn rol in dit gebeuren? Ik moet toch niet veranderen, zeker? “Jij bent zo’n lieve Lieve”, zeiden ze vroeger weleens. Zo was ik opgevoed: lief, braaf, volgzaam, als een goed katholiek meisje. Maar toen dacht ik: ik ben al mijn hele leven lief en nu ben ik het beu. Tot dan toe had ik elke week braaf het huis schoongemaakt. Soms liet ik opzettelijk mijn emmer en zwabber in de gang staan, dat Staf ten minste zou zien dat ik gepoetst had. Maar toen had ik opeens iets van: dat het nu maar vuil wordt. En ik begon aan een wilde, uithuizige periode.

Staf: Ik vond dat tof. Een vrouw wordt aantrekkelijk als ze wild is, gewoon haar goesting doet. Toen het echt spannend werd, hebben we gekozen voor een soort time-out: niet beslissen om weg te gaan of te blijven, gewoon stilstaan bij wat er gebeurde. We gingen op een originele manier met elkaar om: je mag zijn hoe je bent, ik veroordeel je niet, onderzoek wat er te onderzoeken valt en laat ons vooral contact houden met elkaar. Dat niet-veroordelen vond ik heel sterk, heel genereus van Lieve.

Lieve: ( droog) Dat vind ik ook, ja. De angst om je man te verliezen is zo groot dat je in de verleiding komt om hem vast te pakken en te zeggen: “Je moet hier blijven, hier bij mij.” Dagen na elkaar liep ik tegen mezelf te zeggen: “Als hij niet voor jou kiest, ga je niet achter hem aanhollen, je bent meer waard dan dat.” Maar de hele tijd wist ik: ik zie die vent graag.

Staf: En bij mij groeide het besef: waarom zou ik weggaan van iemand die mij zoveel krediet en vrijheid geeft? Dat was alleszins niet het geval in die andere relatie die ik toen had.

Lieve: Een tijd later hebben we samen een cursus sexual grounding gevolgd: intensief, confronterend, maar ik heb daar veel aan gehad. Zo’n training peilt naar de onderliggende patronen van een relatie. Tussen partners speelt gewoonlijk iets oedipaals: dingen die je elkaar verwijt, komen voor een groot deel voort uit je relatie met je ouders. Aandacht die je gemist hebt, bijvoorbeeld, dat kan later zijn tol eisen. Dat inzicht heeft de zwaarte van het conflict tussen ons voor een groot deel weggenomen en dat luchtte enorm op. Uiteindelijk besef je dat je met een andere partner precies hetzelfde soort problemen zou hebben.

Staf: Dat voelde ik heel goed aan: als ik met die andere vrouw zou gaan samenwonen, zou ik precies hetzelfde meemaken, maar dan een schep erger. En dan is er nog de gemeenschappelijke geschiedenis die je hebt. Ik heb met niemand anders twee kinderen gehad en al die conflicten doorworsteld. Dat maakt dat onze relatie altijd anders zal zijn, uniek. Er is een gerustheid, een ontroering omdat de dingen zijn zoals ze zijn. Bij andere mensen kan ik ook ontroerd zijn, maar met Lieve zit dat een niveau dieper. Maar op zo’n cruciaal moment voor elkaar kiezen, dat heeft niets euforisch, dat groeit stilletjes uit de onduidelijkheid, met veel twijfels en zeer en momenten dat je elkaars leuke kanten niet meer ziet.

Lieve: Het was hard labeur, ja. Maar ik ben blij dat we er onze tijd voor genomen hebben. Nog nemen trouwens. Een relatie is nooit status quo, harmonie is een kwestie van momentopnamen. Maar zolang het gewroet boeiend blijft en je ervan leert en groeit, is het de moeite waard.

Christiane Singer, Eloge du mariage, de l’engagement et autres folies, Albin Michel, 132 blz., 383 fr.

Linda Asselbergs / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content