Say cheese

JEAN-PAUL MULDERS

Het zijn donkere dagen, en daarmee bedoel ik niet uitsluitend het gebrek aan zonlicht. Mensen zijn ongerust, mensen spreken over oorlog. Zelfs de mode is erdoor besmeurd, de accenten op de defilés zijn paramilitair en donker. Die evolutie verbaast mij niet. Ik heb altijd al geloofd dat we in de tijdspanne van ons leven nog dingen zullen meemaken in vergelijking waarmee de Tweede Wereldoorlog klein bier was. Al dat geweld, al die gemeenheid waarover ik mijn grootouders heb horen praten : het kan niet dat die zomaar in de grond zijn weggesijpeld. Ze houden zich schuil in elk van ons, om toe te slaan als zij daar weer de kans toe zien. Vroeger weerlegden mijn tafelgenoten dat. Ze noemden mij een doemdenker. Nu heeft zelfs de grootste optimist een bezorgde trek om de mond. Soms wil een mens liever geen gelijk krijgen.

Intussen staat, roerloos en matglanzend, de matroesjka op de boekenkast die ik een jaar of tien geleden van een vriendin cadeau heb gekregen. Zij mocht in opdracht van de krant de wereld afreizen en bracht dit geweldige geschenkje mee uit Pakistan of zoiets. Zoals wel meer mensen, voel ik mij sinds mijn kindertijd aangetrokken door het mysterie van deze steeds kleiner wordende, elkaar omvattende beeldjes. Het bijzondere aan mijn matroesjka is echter dat hij niet uit dommige moederfiguurtjes bestaat, maar uit sinistere figuren. Het grootste poppetje verbeeldt Osama bin Laden, die raadselachtig in zijn baard lacht. In zijn buik zit Saddam Hoessein, op zijn beurt onderdak biedend aan Yasser Arafat, die Mussolini blijkt te hebben verzwolgen. In Mussolini zit Hitler, die massief is en niet meer opengewrikt kan worden.

Aartsvaders van het kwaad, zo zou je mijn matroesjka kunnen omschrijven. De een grijnst al wat valser dan de andere. Adolf ziet er verongelijkt uit en Saddam lijkt nog iets te willen zeggen. De matroesjka is eigenzinnig samengesteld en verre van volledig. Ik mis booswichten als Mao en Stalin, ik mis double U Bush die zonder goede reden Irak binnenviel en daarmee een doos van Pandora heeft opengetrokken. De door mijn poppetjes verbeelde slechteriken zijn inmiddels dood, zonder uitzondering. Intussen zijn er nieuwe bijgekomen. Het is tijd voor een geüpdatete versie met schreeuwlelijkerds waarvan u de namen mag invullen. Ik heb geen zin dat zelf te doen, want altijd kom je wel weer iemand tegen die Poetin, Erdogan of Trump een toffe peer vindt. Een heleboel mensen zelfs, zou je denken, want de meeste van voornoemde figuren zijn (semi-)democratisch verkozen. Tragisch toch, dat we onze kinderen leren dat ze eerlijk moeten zijn en anderen respecteren, terwijl in de grotemensenwereld altijd weer figuren aan de macht komen die de mensenrechten aan hun laars lappen en van liegen een deugd maken.

Naast de matroesjka op de boekenkast staat mijn bonte verzameling ginflessen, met onder meer Mombasa, Bombay Sapphire en Tanqueray N° 10. Dat was tot voor kort mijn favoriet. Onlangs echter ontdekte ik Pink 47, die in combinatie met het retro dolfijnenflesje van Three Cents Aegean Tonic bijzonder subtiel is. “The gin and tonic has saved more Englishmen’s lives, and minds, than all the doctors in the Empire”, schijnt Winston Churchill ooit gezegd te hebben. Daar heb ik momenteel niet veel aan, daar ik meegraas met de kudde en mij inschreef voor Tournée Minérale. Ik heb mijzelf ertoe veroordeeld om de wereld een maand lang in de lelijke smoel te kijken, zonder recht op sporadische beneveling. Gelukkig kom je af en toe ook een smoeltje tegen dat leuk is om naar te kijken, of iets anders dat je op prettige wijze kan raken.

De vaststelling, bijvoorbeeld, dat de meeste mensen nog altijd hun best doen te lachen als er een foto van hen gemaakt wordt.

Say cheese. Hoe ontroerend is dàt nu ?

jean.paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

Ik heb mijzelf ertoe veroordeeld om de wereld een maand lang in de lelijke smoel te kijken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content