Saudade is geen moedervlek
Ze worden de dochters genoemd van Amalia Rodriguez, de fado- diva die in 1999 haar laatste adem uitblies. De voorbije zes jaar traden Misia, Mariza en Cristina Branco uit de schaduw van de legendarische zangeres. Drie jonge vrouwen over saudade, het Portugese bluesgevoel.
:: ‘Drama Box’ is uit bij Coast To Coast/Naïve.
:: In concert : 6/8 Esperanza Festival, abdij Floresse (nabij Namen).
:: ‘Transparente’ is uit op EMI.
:: Concert : 24 juli, Blue Note Festival Gent
:: ‘Ulisses’ is een uitgave van Universal Classics.
:: Op 20 augustus treedt Cristina Branco op in het Concertgebouw in Brugge (070 22 33 02) Meer info : www.cristinabranco.com
MISIA : ‘Door te zingen, werd ik gewaar dat ik wilde léven’
Misia is blij dat ze in Brussel is. “Met mijn boekingsagent en klankman, allebei Belg, duik ik straks het nachtleven in, zij kennen the places to be. Op dat vlak heb ik niet veel aan mijn muzikanten. Die drinken enkel water.” Misia wandelt als een vampier door het leven, continu dorstig naar ervaringen. Ze gaat er prat op dat je “littekens van het leven” moet dragen om fado te kunnen zingen. “Toen ik 25 was, zei mijn moeder : ‘Je hebt een mooie stem, maar je moet nog veel meemaken om écht goed te worden’. ”
Het leven deelde haar nochtans al vroeg een klap uit toen haar ouders scheidden. “De familie van mijn vader behoorde tot de haute bourgeoisie en woonde in een chique buurt van Porto. Mijn moeder en oma leidden daarentegen een bohémienleven in Barcelona. Ik schipperde tussen twee werelden, en heb nooit willen kiezen, want dat zou aanvoelen als een amputatie.”
Op uw nieuwe cd, ‘Drama Box’, grijp je terug naar de muziekjes uit uw Spaanse jeugdjaren : tango, bolero en fado. Het album is een cadeau voor de tachtigste verjaardag van uw moeder omdat zij u de muziek heeft geschonken die u heeft helpen overleven. Op welke manier was muziek een redding ?
Misia : Letterlijk, in 2000 wilde ik namelijk een einde maken aan mijn leven. Ik was op en hunkerde naar rust. De eeuwige slaap leek even de enige oplossing. De dag van mijn tweede zelfmoordpoging had ik een concert in een kerk in het Duitse Tübingen. Hoewel de dokters me aanraadden om terug naar Portugal te keren, wilde ik koste wat het kost optreden. Al goed, want door te zingen, werd ik gewaar dat ik wilde léven. Ik ontdekte dat ik met zingen mijn ziel reinig. Ik kwam erachter dat ik te veeleisend was voor mezelf. Ik accepteer me nu zoals ik ben en leef veel bewuster.
Met deze cd zet u uw moeder in de bloemetjes, maar omdat zij als professionele danseres de wereld rondreisde, was ze vaak afwezig toen u opgroeide. Hebt u dat haar nooit kwalijk genomen ?
Nee. Ze bracht van over de hele wereld geschenken mee ( lacht). Het negatieve ombuigen in het positieve : daar was ik als kind een kei in. Ik was er trots op dat ik het enige kind in het internaat was met gescheiden ouders – ik had het soort leven dat je toen nog enkel in films zag ( lacht). De andere meisjes moesten me niet. Later, toen ik als zangeres mijn eerste stappen deed, had ik het een pak moeilijker met die status van buitenbeentje. Plots leek mijn jeugd één grote luwte, ik had mijn vader en moeder nauwelijks gezien. Als ik dan na een tournee naar huis terugkeerde, snakte ik vergeefs naar een dikke knuffel van mijn ouders.
U bent al veel langer actief dan de andere rijzende fadosterren. Waarom bent u zo laat doorgebroken ?
In 1990 was er in Portugal totaal geen publiek voor wat ik deed. Ik had mijn imago niet mee : mensen waren gechoqueerd door mijn verschijning. En dat ik met linkse dichters in zee ging, vond zelfs Amalia Rodriguez ongehoord. Binnen de traditionele fado was geen plaats voor mij. Mijn muziek is te kosmopolitisch om in dat vakje gepropt te worden. Het gevolg was wel dat ik er acht jaar lang alleen voor stond. Ik moest alles zelf doen : de boekhouding verzorgen, met cd’s leuren, optredens in het buitenland boeken, zelfs de toerbus besturen.
Wanneer kwam de kentering ?
Enkele jaren geleden, toen fado een mode werd. In de naslagwerken krijg ik plots de titel wegbereider van de nieuwe fado. De Franse krant Libération schreef zelfs dat mijn album Fado destijds een revolutie ontketende die niemand verwacht had. Dat ik dat zo laat moest lezen ( lacht).
MARIZA : ‘Voor mij geen gegrilde sardines’
Vanavond zal de jonge fadozangeres Mariza haar nieuwe cd Transparente voorstellen, maar ik heb een afspraak met haar Sintra, in het Quinta da Regaleira, een mysterieus rococokasteel dat het midden houdt tussen Disneyland en een slagroomtaart. “De nieuwe Amalia Rodrigues“, wordt ze genoemd, omdat ze als een van de enige jonge fadista’s trouw blijft aan de klassieke stijl van het grote voorbeeld. Maar de vrouw die de binnenplaats komt opgereden, is geen jammerende matrone, wel een rijzige vrouw met een BMW 5, een strak samengebonden leren jas en frivool gekapt platinablond haar.
U stelt uw cd voor in hét centrum van de beau monde. Is de fado het volk ontgroeid ?
Mariza : Ja. Je kunt die evolutie vergelijken met die van de jazz en de flamenco : muziek die werd geboren in het café en groot is geworden in concertzalen. En ook bij de fado is dat niet zonder slag of stoot gebeurd. Hij ontstond in de negentiende eeuw als de muziek van simpele mensen, vissersvrouwen vaak. Begin de twintigste eeuw begon de uitstraling ervan te veranderen : de high society liep er plots voor uit en leerde erop dansen. Tot we hier in 1932 de dictatuur van Salazar kregen, en het regime zich de muziek toe-eigende – volkseigen cultuur, nietwaar. Na de val van de dictatuur hebben de intellectuelen de fado de rug toegekeerd, de herinnering was te pijnlijk, waardoor de muziek terugkeerde naar de arme wijken. Toen ik in de jaren tachtig begon te zingen, was ik de enige van mijn generatie die zich met fado inliet. En kijk, sinds een jaar of vijf is er een nieuwe lichting opgestaan, en wordt de muziek in de mooiste zalen van de wereld gespeeld.
Heeft Madredeus in de jongste vijftien jaar dan geen deuren geopend ?
( trekt ogen in spleetjes) Madredeus speelt geen fado. In het beste geval is het fadolight. Ze teren op de mystiek en de sfeer. Precies daarom hebben ze zoveel succes : omdat ze zo ver van de kern afstaan.
De lancering van ‘Transparente’ is in Lissabon een waar evenement. Kunt u hier nog gewoon de straat op ?
Ik draag een petje, en de mensen laten me met rust. Het leuke is dat ik in restaurants als een koningin word behandeld. Af en toe vraagt een patron me schoorvoetend of ik voor hem een lied wil brengen, wat ik altijd voorzichtig afsla. Waarna hij zich uitput in excuses en voor het hele restaurant statig declameert : “Ze zal niet zingen.” ( lacht)
U bent pas 29. Hoe bent u bij die oude muziek terechtgekomen ?
Ik ben opgegroeid in een oude wijk van Lissabon, Mouraria, de plek waar de fado zogezegd geboren is – ook al komt hij eigenlijk uit Brazilië. Mijn ouders hadden er een café, waar ik begon te zingen toen ik vijf was. Er hing een echte bohémiensfeer, met losse vrouwen, zeelui… Alles wat niet deugt, vond je daar. Mijn moeder woont er nog altijd, en ik ga er nog vaak een glas drinken. Het is een heerlijk miserabele plek. De slechtste gitaristen, de lompste bediening, de flauwste wijn, alles klopt.
Portugal is de jongste jaren flink aan het veranderen. De fado ook ?
Natuurlijk. In de negentiende eeuw konden de armen nauwelijks lezen, en werkten de fadoliederen als een soort krantenartikels. Op een gegeven moment was ik het beu om te zingen over de Taag en de gele trams. Ik leef vandáág, dus vertel ik over de rijen werklozen, de migranten, het agressieve verkeer en de zigeuners aan de rand van de stad. Ik zie de problemen rond mij, en dan wil ik niet zingen over de geur van sardines ! Ik dacht dat ik daar veel tegenwind voor zou krijgen, maar die is er niet gekomen. Zodra de mensen merken dat je een verhaal vertelt dat ergens op slaat, en dat je als Portugese artieste ergens voor staat, dan volgen ze wel.
Bij fado denkt een mens bijna automatisch aan vrouwen. Waar blijven de mannen ?
Er zijn nogal wat goede zangers, José Afonso bijvoorbeeld, maar blijkbaar zit het buitenland niet op ze te wachten. Ik denk niet dat het een kwestie van commercie is, het zegt iets over hoe de samenleving in elkaar zit. Mensen voelen zich sneller verbonden met een vrouw die huilt dan met een man die zijn emoties toont. It’s a mother thing.
U haalt uw teksten bij klassieke en hedendaagse Portugese dichters. Waarom schrijft u ze niet zelf ?
Ik heb het geprobeerd, maar het lijkt me beter om het aan vaklui over te laten. Het is een ingewikkelde bezigheid, hoor. In de traditionele fado kun je niet zomaar iets verzinnen. Er bestaat een compendium van driehonderd liederen, elk met een heel afgemeten metriek. Als klassieke fadista ben je verplicht om die schema’s te respecteren, alleen met die teksten kun je je gang gaan. Heb je al eens een liedje proberen te schrijven met in de eerste strofe vijfvoetige verzen, in de tweede zes klemtonen en in de derde tien ? Wel, dáárom schrijf ik mijn teksten niet zelf.
Standards die het moeten hebben van een eigenzinnige interpretatie ? Dat klinkt als jazz.
Precies ! Fado en jazz vereisen dezelfde mentaliteit en nieuwsgierigheid. Je moet weten hoe je moet swingen, hoe je de muziek kunt laten ademen, hoe je moet fraseren. Daarom zie ik er ook zo naar uit om in juli op het Blue Note Festival in Gent te gaan spelen. Op dezelfde affiche als Cassandra Wilson dan nog ! Ik hou ontzettend veel van jazz, al is het natuurlijk maar één aspect van de fado. Je moet de passie van de tango hebben, de melancholie van de blues, de swing van de jazz, het fluweel van de Kaapverdische morna en het ritme van de flamenco.
Veel van die stijlen bezingen het harde leven en de tristesse. Klagen is internationaal, maar het lijkt wel alsof alleen fadista’s kunnen klagen met waardigheid.
( lange stilte) Fado teert op de melancholie van de zeeman, maar nog meer op die van de vrouwen die achterblijven in de haven. Iemand omschreef fado ooit als “het lied van mensen die hun illusies vasthouden en koesteren, niet van mensen die ze kwijt zijn”. Zo wil ik zingen : als iemand die met waardigheid op haar lief staat te wachten.
CRISTINA BRANCO : ‘Mijn fado hoort de wereld toe’
Ooit werd ze ingehaald als dé opvolgster van Amalia Rodriguez, maar op haar laatste cd Ulisses toont ze zich een echte muzikale kameleon.
Op ‘Ulisses’ staat een song van Joni Mitchell, maar ook ‘Liberté’ op tekst van Paul Eluard. Bent u nu fadozangeres af ?
Cristina Branco : Ik wil niet opgesloten worden in één vakje van het platenrek. Ik hou van zingen, zo simpel is het. En zingen is voor mij in de eerste plaats vertellen : ik vertrek van een thema, van woorden, daarna komt pas de melodie. Binnen de strikte traditie van de fado konden mijn woorden niet gedijen. Gedichten hebben een bepaalde intensiteit die je tevergeefs zoekt in liedjesteksten. Digitale vingerafdrukken, zo zou je de songs op Ulisses kunnen noemen. Allemaal refereren ze naar gebeurtenissen in mijn leven. A case of you van Joni Mitchell was een keerpunt in haar carrière, maar ook in de mijne, vandaar mijn eigen interpretatie van die song. Om te kunnen groeien, moest ik grenzen overschrijden.
Accepteren fadopuristen die nieuwe richting ?
Raar maar waar, sinds ik in andere talen dan het Portugees zing, word ik ook door de echte kenners meer gerespecteerd. Vroeger vonden ze me te jong, te weinig gekweld, geen echte fadista. Fado betekent noodlot, maar daar geloof ik niet in. Ik kan gevoelig en sentimenteel zijn, maar in de grond ben ik een nuchter, rationeel mens, een vrouw van deze tijd. Toen ik Rara e inédita van Amalia Rodriguez hoorde, realiseerde ik me dat fado kan zijn wat je er zelf in ziet. Fado gaat over het leven en mijn fado hoort de wereld toe.
Geen last van saudade dus ?
Saudade is geen moedervlek waarmee je als Portugees geboren wordt. Mensen associëren het vaak met een verlangen naar liefde, maar het is een veel breder begrip, een soort melancholie die bij mensen in verschillende vormen tot uiting komt. Volgens mij heeft de nabijheid van de zee er zeker mee te maken.
U hebt een prachtig, kristalhelder stemgeluid en toch bent u pas met 23 beginnen te zingen.
Ik kom niet uit een muzikaal milieu. Mijn ouders hielden wel van muziek, maar niemand zong, niemand bespeelde een instrument. Op mijn achttiende kreeg ik van mijn grootvader die beruchte plaat van Amalia Rodriguez cadeau. De guitarra, de Portugese gitaar, daar is het allemaal mee begonnen. Ik werd verliefd op die stem, op die klanken, maar lang bleef ik een luisteraar. De drang om te zingen kwam pas later, alsof ik er toen pas klaar voor was. Tijdens een optreden van vrienden ben ik ineens opgestaan en beginnen te zingen. Heel spontaan. Zonder enige verwachting, zo stap ik nu nog altijd het podium op. Ik wil daar even puur staan als de eerste keer. Soms heeft het veel weg van angst, maar ik hou wel van het gevoel.
Teksten Peter Van Dyck, Bart Cornand en Linda Asselbergs
“Toen ik 25 was, zei mijn moeder : ‘Je hebt een mooie stem, maar je moet nog veel meemaken om écht goed te worden’. “
“De drang om te zingen kwam pas later. Tijdens een optreden van vrienden ben ik ineens opgestaan en begonnen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier