“Een goed gevoel creëren, dat is waar alles om draait.” Raymond Jacquemyns ontwierp voor deze pied-à-terre annex mannenwinkel een minimalistisch kader “met een warme, erotische invulling.”

Er vallen termen als sexy, jongensachtig, Gucci-chic. Met woorden en gebaren probeert Raymond Jacquemyns uit te leggen welke sfeer hij wou realiseren. Maar dat is eigenlijk niet nodig want het interieur spreekt voor zich. Raymond Jacquemyns werkt in hoofdzaak als art director voor een reclamebureau. Zijn creativiteit reikt echter veel verder. Hij ontwierp al voor Bikkembergs, wil nu ook zelf kleding maken en verzorgde de inrichting van verschillende winkels. Hier, in de Bennesteeg in Gent, stond hij in zowel voor de architectuur en inrichting van de mannenwinkel als voor die van de pied-à-terre erboven. Hoewel Raymond Jacquemyns geen architect is van opleiding, bewijst zijn werk dat een ongebreidelde zin voor creativiteit even belangrijk, zoniet belangrijker kan zijn, dan schoolse kennis.

“Eigenlijk heb ik niets ontworpen. De gevel is zoals hij was, alleen heb ik de ramen eruit gehaald en de eigenlijke binnengevel enkele meters achteruit getrokken. Dat betekent strikt genomen een verlies van bewoonde oppervlakte, maar ‘ruimte’ valt niet in kubieke meters te vatten. Het is iets dat je ‘beleeft’. De woonruimtes zijn inderdaad niet zo groot, maar waarom is dat nodig? Om er nog een grotere kast in neer te zetten? Door de gecreëerde ‘leegte’ krijg je meer adem en wordt het zicht naar buiten toe interessanter. We zitten hier in een smalle straat in de binnenstad. Had ik alles gelaten zoals het was, dan zat je vanaf de eettafel binnen te kijken bij de overbuur. Nu niet. Nu heb je een dieptegevoel in eigen huis.”

Raymond behield een aantal authentieke elementen zoals de oude trap, de houten vloeren en de afwerking van de zoldering, bovenin de trappenhal. Verder maakte hij eenvoudige witte leefruimtes die een indruk geven van ‘onaf’. De muren vertonen kraken, nergens zie je een glad oppervlak. Een oud huis moet getoond worden, meent hij, maar zonder dat het daarbij oubollig wordt.

Hoewel de architectuur duidelijk minimalistisch is, maakt de afwerking dat het interieur er ‘geleefd’ uitziet; de invulling noemt Raymond zelf erotisch, zelfs ‘sexy’.

“We moeten onszelf niet al te zeer au sérieux nemen, en design al evenmin. Ik hou niet van die dure meubelen die een label uitstralen maar geen persoonlijkheid. De meubels heb ik allemaal ontworpen en alles bij elkaar kosten ze minder dan één dure sofa. Het is een kwestie van aanvoelen: weten wat de ruimte kan verdragen en weten waarbij de bewoners zich goed voelen. Dit is een huis waar slechts af en toe gelogeerd wordt. Een weekendverblijf om na een nacht in de stad niet meer naar het huis op het platteland te moeten rijden. Het is ook een huis waarin Carol, de bewoonster en zaakvoerster, zich goed moet voelen wanneer ze komt werken.

Beneden is de winkel, maar als er geen klanten zijn, verblijft ze hier. Deze specifieke situatie houdt in dat een aantal functies anders zijn dan in een gewone woning: er is minder bergruimte nodig, en de keuken en badkamer hoeven niet per se zo groot. Ze zijn dan ook niet meer dan een alkoof in de leefruimtes.”

Van in de douche kijk je naar beneden over de etalage in de straat. Hoewel de badkamer piepklein is, lijkt ze oneindig groot.

Terwijl de architectuur een vrij koel minimalisme uitstraalt, zijn de meubels gezellig en warm. Voor de zitkamer ontwierp Raymond een set zetels met een rood tapijt. Het resultaat is dramatisch en tegelijk uitnodigend. Het warme rood trekt aan, en voor je het weet, lig je op de bank te kletsen met de gastvrouw. “Drama, overdaad, echte gevoelens, daar gaat het over. Ik vind het bovendien belangrijk dat die twee banken tegenover elkaar staan. Eén bank zou misschien meer ruimte geven, minimalistischer zijn, maar het is niet ‘echt’. Mensen moeten elkaar in de ogen kunnen kijken en emotie waarnemen. Je moet er ook in kunnen liggen. Lui zijn, hip, nonchalant. Het moet een beetje jeugdhuisachtig zijn.”

In de eetkamer maakte Raymond een tafel van gefumeerd spiegelglas. Twee grote blokken hout doen dienst als bank. In de ontbijtkamer, een verdieping hoger, bouwde hij een tafel en stoelen met kleine blokjes dennenhout. “De blokjes zullen gaan leven, waardoor het tafelblad helemaal oneffen zal zijn. Het zal niet mogelijk zijn om je kop en schotel ergens onachtzaam neer te zetten. Je zal moeten uitkijken wat je doet. Ik vind het belangrijk dat elke daad bewust gebeurt.”

Nog hoger is de slaapkamer. In de lichte grijsblauwe tint is het zacht slapen. Ook hier zijn de textuur van de gebruikte materialen en de kleur uitnodigend. “Nogmaals, het gaat niet over architectuur of design, maar over leven. Ik zie alles als een geheel: mode, vormgeving, reclame, iemand graag zien. Het hangt allemaal aan elkaar vast, omdat het gaat over gevoelens. Het bekomen van een goed gevoel. Wat ik ontwerp, moet dus aangenaam en vooral menselijk zijn. Perfectie is niet interessant. Bestaat zelfs niet. Foutjes zijn juist tof, ze mogen ook duidelijk zijn omdat dat precies eigen is aan de mens. Ik kan heel ver gaan in mijn ontwerpen, maar op een bepaald moment moet je loslaten. Anders maak je iets morsdood, elimineer je het tot niets.”

De oorspronkelijke opdracht bestond erin een winkel te ontwerpen voor mannen. Geleidelijk aan groeide ook het idee om de bovenverdieping in te richten. “De winkel was het begin, de pied-à-terre kwam later. Ik heb dus in de eerste plaats gedacht aan de winkel. Daarbij wilde ik een echte jongenswinkel. Een beetje macho misschien, maar ik wou ermee zeggen: jongens, stap hier binnen, ik kan jullie bevredigen.”

Hoe macho Raymond de winkel ook mag vinden, en hoe sprekend de naam It’s a Men’s World ook moge zijn, de ruimte is erg gezellig. Achterin bevindt zich een kleine binnentuin met fontein, en daar waar de kleren gepast worden, brandt altijd een houtvuur in de open haard. “Een mens wil gezelligheid, geknuffeld worden. Laten we daar toch eerlijk over zijn. Ik heb iets tegen al die koele kikkers. Het is allemaal business. Ze hebben een lijn getrokken en durven niet meer leven. Triestig vind ik dat. Wanneer iemand met iets begint, kan hij geniaal zijn, zoals David Bowie. Maar na verloop van tijd krijgt hij succes en klampt zich daaraan vast. Dan begint de verstarring. Ik doe mijn ding en probeer eerlijk te blijven. Wanneer ik iets bedenk – een meubel, een headline of een schoen – dan moet het mij telkens iets doen. Ik moet er een koude rilling van krijgen. Dat heeft niets met professionalisme te maken, integendeel. Ik moet het kind in mij oproepen, mezelf plezieren en plots is het daar. Dan maak je vanzelf mooie dingen. Ik wil voortdurend mijn goesting kunnen doen. Maar ik heb daarbij niet veel nodig.”

Hilde Bouchez / Foto’s Verne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content