Een tuin als een sprookje, met een pad dat over rozen gaat. Voor Ann De Witte begon alles met een perkje zinnia’s.

Ik ben pas echt met tuinieren begonnen toen ik opnieuw het gazon kon inpalmen, dat wil zeggen: toen de kinderen groot waren en er niet meer speelden.” Ann De Witte is binnenhuisarchitecte van opleiding, maar heeft haar beroep nooit uitgeoefend, tenzij voor de verbouwing en de inrichting van de oude bakstenen gezinswoning in het Gentse.

Bloemschikken is een passie en ze grijpt elke kans om zich daarin te verdiepen. Bij de BFAS ( Belgian Flower Arrangement Society) deed ze de nodige basiskennis op en ze volgde heel wat cursussen rond het kunstig schikken en structureren van boeketten. Maar ze wilde nog verder gaan, haar natuurlijke inspiratie de vrije loop laten, vooral omdat ze haar ouders altijd met bloemen bezig had gezien. Ze begon met het zaaien van een perkje eenjarige zinnia’s, die ze in de zomer met pakken tegelijk plukte.

In 1986 werden de voetbalpartijtjes van de kinderen zeldzamer. Vanaf toen kon Ann zich echt beginnen uit te leven. Het privé-gedeelte van de tuin is aan de straatkant en langs de geplaveide oprit afgeboord met een ligusterhaag. Aan de andere kant werd een oude meidoornhaag opnieuw gesnoeid. In het gazon stonden nog oude fruitbomen, getuigen van een vruchtbare boomgaard. Ann bewaarde de bomen die nog standhielden en ze plantte er nieuwe aan: appelbomen, kerselaars, pruimelaars en notelaars. En het is toch opmerkelijk dat er in deze tuin van hoogstens twintig are groot, wel tien notelaars staan. “Ik hou van de vorm van hun gebladerte en van het gedempte licht dat er doorgesijpeld komt. Mijn hele verzameling Hosta in potten staat in het lommer van een van de grootste notelaars.” Een half dozijn van deze fruitbomen is begroeid met klimrozen: Rosa longicuspis, die zich ook met de haag heeft verstrengeld, maar ook ‘Elegance’, ‘Alchymist’, ‘Leontine Gervais’, ‘Paul Transon’

“In tegenstelling tot wat men geneigd is te geloven, is het voor de bomen helemaal niet schadelijk ze met rozen te laten begroeien. Van het voorjaar tot het najaar genieten we ervan: eerst de bloei van de fruitbomen, dan die van de klimrozen, waarvan sommige nog een tweede keer bloeien; in de zomer verschijnen dan de vruchten – kersen, appelen, noten – en de rozenbottels kunnen ook nog heel decoratief zijn.”

Een wandeling door de tuin rond de zomerzonnewende laat geen twijfel bestaan over de plaats die rozen er innemen. Het is echt wel duidelijk dat de vrouw des huizes dol is op rozen en dat merk je niet alleen in de tuin, maar ook in de boeketten en de bloemstukken die ze samenstelt.

Ze knipt ze af in grote hoeveelheden: zowel de klimrozen ‘Caroline Testout’ boven de voordeur of ‘Paul’s Lemon Pillar’ op het bijgebouwtje, maar ook verscheidene struikrozen die tussen de vaste planten en de heesters staan. Meer dan honderd verschillende rozelaars groeien hier, zonder dat je de indruk krijgt in een collectie terecht te komen.

Laten we echter eerst even de structuur van de tuin bekijken. Behalve de omheining zijn er nog andere groene muurtjes die bepaalde ruimtes afbakenen. Achter de woning vormen haagbeuk en Taxus baccata een kleiner tuintje, waar een brede border hortensia staat geplant. Maar de interessantste afsluiting bevindt zich tegenover het terras, zo’n vijftien meter van de woning vandaan. Een zeer wijde ‘U’ in taxus is onderverdeeld in vier compartimenten, van elkaar gescheiden door iets lagere taxushagen. “In elk van deze vier loges – zo noem ik ze – stel ik lichtjes van elkaar verschillende boeketten samen. Ik houd er namelijk van de aandacht te trekken op een welbepaald tafereel.”

Als de winter nadert en de vaste planten zich onder de grond hebben teruggetrokken, als rozelaars en struiken gesnoeid zijn, handhaven die hagen de structuur van het geheel, net zoals de strak gesnoeide buxusbollen. “Die snoeien mijn man en ik altijd zelf, dat laten we aan niemand anders over. En daar zijn we wel even mee bezig, want we hebben er 106.” Hier en daar zijn die buxusbollen voldoende om sfeer te scheppen, bijvoorbeeld daar waar ze als een rij soldaatjes langs een groot massief Hydrangea arborescens ‘Annabelle’ staan.

Toch is dit echt wel de tuin van een plantenliefhebster. “Een plant is per definitie meer dan wat bloemetjes gedurende enkele weken per jaar. Er zijn verschillende interessante aspecten aan: de vorm, de bladeren, de vruchten en het hout in de winter. Daarom staan hier behalve rozelaars en vaste planten ook heel wat struiken: Viburnum, Spirea, Hydrangea, Cotinus, Physicarpus, Skimmia…”

Omdat ze helemaal weg is van de Engelse romantiek, besteedt Ann De Witte veel aandacht aan de samenstelling van haar borders. Kleuren zijn daarbij uiteraard belangrijk, en haar voorkeur gaat dan naar alle mogelijke pasteltinten van roze, blauw, lila, wit en geel. Maar meer nog dan naar de kleur kijkt ze naar de opeenvolgende bloeiperiodes. “Daar waar ik niet-herbloeiende rozelaars heb staan, plant ik voor de tweede helft van de zomer dahlia’s. Vlakbij het huis staat een Clematis florida ‘Plena’ met mooie groenachtig witte bloemen. Die mengen zich een tijdje met ‘Paul’s Lemon Pillar’, een rozelaar die heerlijk geurt en die bloeit van begin juni tot de herfst.”

We zouden zo nog voorbeelden kunnen geven. Op het einde van de winter en in het begin van de lente bloeien Helleborus en Euphorbia. Daarna Aruncus dioicus, gevolgd door Rosa ‘Charles Austin’, zomersierui, Hydrangea ‘White Lanarth’ of ‘White Wave’ en tenslotte Cephalaria gigantea en Cimicifuga.

Een tuin van zo’n omvang en met zo’n rijke plantengroei, vraagt voortdurend zorg en aandacht. De rozen dienen geregeld gevoed te worden en beschermd tegen parasieten, verwelkte bloemen moeten verwijderd.

“In het begin van het seizoen, eer de vaste planten opnieuw uitkomen, moet je stokjes voor het opbinden voorzien. Ik heb me geïnspireerd op een praktijk die ik in Engeland heb zien toepassen, in Wisley, de experimentele tuin van de Royal Horticultural Society. Daar steken ze kleine takjes berk, wilg, haagbeuk in de grond. Eerst denk je met dood hout te maken te hebben. Maar zodra de planten beginnen te groeien, zijn die takjes zeer nuttig als steun. En wanneer de rozelaars even later nieuwe vertakkingen beginnen te krijgen, moet je ze horizontaal leiden om zijdelingse scheuten te bevorderen. Met het aantal rozelaars dat hier staat, is dat een dagelijks karwei.” Niets wordt hier dus aan het toeval overgelaten.

Op het terras staan enkele stoelen, maar verder in de tuin zal je tevergeefs naar een zitje zoeken. “Als ik in de tuin ben, dan zit ik altijd met mijn handen in de aarde of in de bloemen. Daar beleef ik nog het meest plezier aan.” En om haar woorden kracht bij te zetten, pakt Ann De Witte haar mand en gaat bloemen plukken om voor diezelfde avond nog een boeketje te maken.

p. 72

p 73

75

76

Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content