De naam klinkt als een uitnodiging en de sprookjeswereld van duizend-en-een-nacht is nooit veraf. Hagelwitte stranden, adembenemende koraalriffen en tropische temperaturen, en de architectuur vertelt geschiedenis.

De Flying Horse, een roestige catamaran, laat met veel moeite het vasteland van Tanzania achter zich, bij de aanvang van een drie uur durende overvaart. De kristalheldere zee is verrassend ruw, zodat we herhaaldelijk door elkaar worden geschud. Als we bij de zoveelste windvlaag overeind veren, maakt een lachend gezicht ons duidelijk dat we de eindbestemming naderen. Aan dek en onder een blakende middagzon vangen we de eerste glimp op van het magische eiland: Zanzibar.

Door de invloed van de Indische Oceaan en die van de vroegere langeafstandshandel met het Arabisch schiereiland, heeft Zanzibar een uitgesproken Arabisch karakter. Dit is niet enkel merkbaar in de nationale taal, het kiswahili (een handelstaal met zowel Arabische als bantoekenmerken) maar ook in de gewoonten, de bouwstijlen en de religie (90 procent van de bevolking is islamitisch). Zanzibar ontwikkelde zich tijdens de 18de eeuw tot het handelscentrum van de regio. Het gezegde ” When they pipe in Zanzibar, they all dance in the lakes” illustreert de invloed van het eiland op het Afrikaanse continent.

Zanzibar Town is de enige stad op het eiland en wordt in tweeën gesplitst door Creek Road. Aan de westkant ligt het hart van Zanzibar, Stone Town, en aan de oostkant Ng’ambo, wat letterlijk ‘de andere kant’ betekent. Hier leefden de arme Afrikanen in kleurloze flatgebouwen die stille getuigen zijn van een flirt van de sultan met het communisme van de voormalige DDR. De rijke Europeanen, Arabieren en Indiërs woonden in prachtige kalkstenen huizen en paleizen in Stone Town en net buiten de stad.

Na een opstand tegen de Arabieren in 1963 werd Zanzibar een onderdeel van de Republiek Tanzania. De Arabieren vluchtten naar Oman en lieten hun huizen leeg achter. Die huizen werden later verdeeld onder Afrikanen, die ze bij gebrek aan middelen niet konden onderhouden. In de smalle straatjes van de oude stad valt het op hoe vervallen de statige huizen zijn. De Unesco heeft Stone Town een aantal jaar geleden op de monumentenlijst geplaatst en langzaamaan wordt er gerestaureerd. Bovendien heeft het recente toerisme buitenlandse investeringen gelokt. Vroeger was er hier, althans naar westerse normen, nauwelijks accommodatie. Nu huist achter een herstelde gevel steeds vaker een sfeervol ingericht hotel. De Zanzibar Serena Inn is daar een goed voorbeeld van. Voor dit project, in handen van een Zuid-Afrikaanse organisatie, werden twee historische gebouwen samengebracht en werd uiterst veel aandacht besteed aan het originele karakter ervan. Het plein voor het hotel werd terzelfder tijd volledig aangelegd en is nu een oase van groen.

Zanzibar was de eerste plaats in Oost-Afrika waar straatverlichting geïntroduceerd werd, op het hele plein staat die demonstratief geïnstalleerd. Ook de Old Dispensary, daterend van 1890, is opgeknapt. Het gebouw doet nu onder meer dienst als tentoonstellingsruimte voor plaatselijke kunstenaars en ambachtslieden. Het gezellige terras op de tweede verdieping biedt een riant uitzicht op de bedrijvige haven. We lessen er onze dorst met Stonie Tangawisi, de plaatselijke frisdrank, en ook de zeebries brengt verkoeling.

Aan de muren hangen kleurrijke schilderijen en sierlijk gegraveerde spreuken. Onder een prachtige afbeelding van een deurportaal lezen we: Nyumba njema si mlango. De ober vangt onze blik op. “Dat is een oud gezegde: een goed huis beoordeelt men niet op zijn deur.”

De fraai bewerkte deuren zijn een van de meest in het oog springende elementen in Stone Town. Het succes van een Arabische vorst of Indiase bankier was in de 19de eeuw af te lezen aan de afmetingen en de schoonheid van die houten voordeur. Vaak werden ze versierd met symbolische tekeningen en citaten uit de koran, om het huis van kwade invloeden te vrijwaren. Ook zie je overal zware deuren die verstevigd zijn met ijzeren uitsteeksels en spijkers. Het was een Indiaas gebruik om deuren op die manier te beschermen tegen olifanten, maar gaandeweg werd die afweerfunctie louter decoratief.

Als we over de boulevard langs de zee wandelen, passeren we het vroegere paleis van de sultan. Hoog op de toren wappert een kleurrijke vlag, de vlag van Tanzania. De groene kleur symboliseert de vruchtbaarheid van het land, de twee smalle goudgele stroken de delfstoffen, en zwart is de huidskleur van de meeste Tanzanianen; het blauw werd toegevoegd na de fusie van Tanzania met Zanzibar en verzinnebeeldt het water van de Indische Oceaan.

’s Avonds trekken de inwoners van Zanzibar Town naar de boulevard om er te genieten van de frisse zeewind. Kinderen voetballen op het strand, terwijl de jeugd verzamelt op het grasplein. De verlichting op de balustrades van het paleis vloeit over in het vuur van de grote barbecue, waarop maïskolven en vis worden geroosterd. Het is het enige moment van de dag dat dit strenge monument uit het verleden in harmonie lijkt te leven met het hedendaags chaotisch Afrika.

Z anzibari’s staan erg vroeg op, om ten volle gebruik te maken van de koelere ochtendtemperatuur. Vrijwel elk hotel beëindigt de ontbijtservice rond negen uur, wat als het einde van de ochtend beschouwd wordt. Het is ook het beste moment voor een bezoek aan de markt, waar nagenoeg alles te koop is. In en rond de oude markthal wordt er luidruchtig onderhandeld over de prijs van de etenswaren, kledij, gereedschap, auto-onderdelen en alle mogelijke rommel.

Stone Town is een labyrint van kleine, kronkelende straatjes waarin je makkelijk verdwaalt. De meeste straten zijn te smal voor auto’s, maar (motor)fietsen wringen zich overal tussen met een duizelingwekkende snelheid. Verderop is er een andere marktplaats, en die vormt een van de minder glorieuze hoofdstukken in de geschiedenis van Zanzibar. In het centrum van Zanzibar Town herinnert de oude slavenmarkt nog aan de honderdduizenden die hier werden weggevoerd. Slavernij was een van de meest winstgevende handelspraktijken, waaraan pas in 1909 een einde kwam. De slaven werden verscheept naar suikerplantages op Mauritius en naar de Arabische landen. Velen kwamen echter niet verder dan Zanzibar, waar ze op de kruidnagelplantages te werk werden gesteld.

Nog steeds is 90 procent van de wereldproductie van kruidnagel afkomstig van dit eiland; overal worden georganiseerde trips naar plantages aangeboden. Deze Spice Tours voeren je naar het binnenland, waar je naast kruidnagel kan proeven van het rijke aanbod aan vruchten en specerijen.

Zanzibar heeft uiteraard ook alle ingrediënten voor een idyllische strandvakantie. Omdat toerisme nog vrij nieuw is, zijn de mooiste stranden nog steeds moeilijk bereikbaar. Vanuit Zanzibar Town vertrekken enkele geasfalteerde wegen naar het noorden, oosten, zuiden van het eiland. Elke zijweg is in het beste geval een duidelijk zichtbaar zandpad, maar meestal ligt het avontuurlijk gehalte beduidend hoger. Zonder terreinauto kom je nergens, zoveel is zeker. Met de jeep manoeuvreren we ons doorheen de tropische vegetatie, zonder enige vorm van indicatie, met enkel een vaag ontwikkeld richtinggevoel als leidraad, op zoek naar een van de meest ongeschonden plaatsen aan de noordoostkust van Zanzibar: Matemwe. Als we voor de vierde keer een klein Coca-Cola-reclamebord aan een boom zien, krijgen we het vermoeden dat dit de wegwijzers zijn naar de kust.

Na een half uur van heroïsche rallykunsten, rijden we het Matemwe-strand op. De voldoening is compleet, temeer omdat de azuurblauwe oceaan zich voor ons uitstrekt in de allerpuurste vorm: ongeschonden en volkomen verlaten. Matemwe beslaat een kilometerslange kuststrook, waar slechts een paar dorpen en de Matemwe Bungalows wijzen op menselijke aanwezigheid.

Het eerste teken van leven is een stel koeien, luierend in de schaduw van palmbomen aan de rand van het strand. Voor velen is de palmboom het symbool van een tropische vakantie, voor de Zanzibari’s is het the tree of life. Wat de natuur aanlevert, wordt gebruikt voor een veelvoud aan doeleinden. Zo lest de kokosmelk niet enkel de dorst, maar er worden ook groenten, rijst of vis in gekookt, wat de gerechten een zeer aparte smaak geeft. Van de binnenschil van de kokosnoot worden allerhande gebruiksvoorwerpen vervaardigd. Geregeld worden ze aan ons te koop aangeboden, een nieuwe bron van inkomsten voor de bevolking. De kokosvezels van de buitenschil worden in het zand begraven, waar ze wekenlang moeten bleken om vervolgens tot touw of matten te worden verwerkt. Als de palmboom het na een jaar of 70 begeeft, vindt het hout steeds vaker de weg naar onze huiskamer.

De visvangst is nog steeds de voornaamste bron van inkomsten van de dorpelingen. Ze wonen aan de rand van het strand in koraalstenen hutten en varen uit in zelfgemaakte dhows. Lang voor het ecotoerisme een rage werd, waren de Matemwe Bungalows de perfecte locatie voor wie eenvoud en rust zoekt. De twaalf banda’s werden elf jaar geleden opgetrokken uit plaatselijk materiaal en kijken stuk voor stuk uit over de Indische Oceaan. Er is geen elektriciteit, geen telefoon en nauwelijks stromend water. Maar er is wel veel zon, een zee met vissersbootjes en eindeloze rust. De enige regel die hier geldt is: ’s ochtends opstaan, ontbijten met vers fruit en kijken wat voor vis er wordt gevangen voor de lunch.

De eenvoud is magisch. Als de avond valt, vergezellen olielampen het schijnsel van de ontelbare sterren. Overal hangen bordjes met Maji ni uhai: zonder water, geen leven. Het tekort aan leidingwater is een constante bron van zorgen. Het dagelijks wasritueel beperkt zich dan ook tot een paar druppels water uit de kraan.

Het mooiste zie je niet, want daar spoelt de oceaan overheen: het koraalrif. De zee is Gregs werkterrein, met regelmaat van de klok begeleidt hij duikers op dagtochten met de Ngalawa, een traditionele houten vissersboot. Die brengt de opvarenden in twintig minuten naar de mooiste plekken van het rif. Wie geluk heeft, wordt vergezeld door dartele dolfijnen.

Het mooiste koraalrif ligt rond Memba Island, een exclusief privé-eilandje voor de kust van Matemwe. Het is in handen van een Zuid-Afrikaanse organisatie en herbergt tien luxueuze banda‘s. Een palmenwoud vormt een natuurlijke barrière tussen de diverse hutten en verzekert optimale privacy. Van alles is ’thuis’ te genieten: van ontbijt, lunch en diner tot een uitgebreide massage. Gasten lopen elkaar zelden tegen het lijf, het is zo stil en rustig dat je eigen stem veel te luid klinkt. We besluiten dan maar om te zwijgen, elk alleen met zijn gedachten.

1-2-3

4

5-6-7-8

Evelien Vanherck / foto’s Sven Everaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content