Met een stevig fotoboek wordt Vittorio Sella uit de vergetelheid gehaald, de man die pionierde als alpinist en als fotograaf. Die combinatie was in de negentiende eeuw ongezien.

Vanuit zijn wieg kon Vittorio Sella wellicht de Alpen zien, maar dat verklaart zijn passie voor het hooggebergte niet. Want de meeste van zijn dorpsgenoten in het Italiaanse Biella – we hebben het over het midden van de negentiende eeuw – zagen de hoge toppen alleen als schuiloord voor wolven, arenden en gemzen. Als er al geen boze geesten samenhokten. De klimsport was toen niet meer dan een folie voor excentrieke durvers (de Matterhorn bijvoorbeeld werd pas in 1865 voor het eerst bedwongen). Met de fotografie ging het iets sneller. Joseph Niépce en kort daarna Louis Daguerre experimenteerden rond 1822 met lichtgevoelige glasplaten, tegen 1838 was de fotografie ‘uitgevonden’. Vijftig jaar later verkocht George – Kodak – Eastman al filmrolletjes.

Uitgerekend in die periode sloeg de jonge twintiger Vittorio Sella zijn vleugels uit in beide disciplines. Hij beklom als eerste een hele rij Alpentoppen tijdens de wintermaanden. Tussendoor bestudeerde hij het spel van licht en schaduw, zocht ideale sluitertijden, probeerde allerlei negatiefformaten en lenzen uit, en werd een meester in de beeldcompositie. Het dikke fotoboek Vittorio Sella – Mountain Photographs 1879-1909 is een verbijsterend overzicht van zijn reuzenwerk.

De klimmakkers van Sella zien er niet uit als alpinisten. Met hun dikke zwarte jas, wandelstok en hoed lijken het zondagswandelaars. Eén heeft zelfs zijn pijp meegenomen, voor onderweg. Het enige attribuut dat min of meer aan het klimavontuur refereert, is hun rol touwen. Maar Sella weet de silhouetten perfect te plaatsen in de besneeuwde landschappen. De donkere heertjes geven de Alpenreuzen extra grandeur. Terzelfder tijd luidt de boodschap onomkeerbaar : “Wij mensen, we komen eraan, we nemen top na top.”

Vittorio Sella liet het niet bij de Alpen. Vanaf 1889 ging hij ook buiten Europa klimmen en fotograferen. Met een vaste kern van vaak rijke avonturiers trok hij naar de Kaukasus, naar Alaska, en naar Sikkim in de Himalaya. In 1906 wist de hertog van de Abruzzen hem te overtuigen om mee te gaan naar Afrika, naar de Ruwenzoribergketen, op de grens van Congo, Oeganda en Rwanda.

Drie jaar later, Sella was toen al vijftig, trok de hele alpinistenclub van de hertog, met wetenschappers, geografen en topografen naar Karakorum. Als eersten de K2 beklimmen, dat leek hun wel iets. Na drie pogingen met een heel leger sherpa’s moesten ze zich gewonnen geven, maar Sella had wat hij wilde : duizend foto’s van de monumentale Himalaya, duizend zwart-witportretten van de reuzen.

Vittorio Sella – Mountain Photographs 1879-1909, uit-gegeven bij Terra / Lannoo, 59,50 euro, 264 p.

DOOR IGNACE VAN NEVEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content