Reis door het land van de reuzen

De hoogste wolkenkrabber ter wereld staat niet langer in Chicago. Wel in Kuala Lumpur. De skylines van de eenentwintigste eeuw rijzen in het verre oosten.

Jesse Brouns

DE WIEG VAN DE WOLKENKRABBER stond in de Verenigde Staten. De kantoorgebouwen van New York, Chicago en Houston waren symbolen van de nieuwe wereld. De Amerikaanse skylines drukten macht uit, stabiliteit, dominantie. Wolkenkrabbers waren het uit staal en glas opgetrokken equivalent van machismo. Hoe groter, stond het in het lesboek van de aannemers, hoe beter. Die houding kwam hen overigens niet altijd ten goede, want heel wat torens bleven lange tijd leeg staan.

Tot voor kort vond je in andere delen van de wereld ook wel reusachtige kantoorgebouwen, maar die leken bijna altijd indringers, eenzame stukjes Amerika die in Europa, Australië of Azië niet helemaal op hun plaats stonden. De échte wolkenkrabbers, de torengebouwen die iedereen kende, waren onmiskenbaar Amerikaans : de Empire State Building, het World Trade Center en de Chrysler Building in New York, de Sears Tower in Chicago, de Transamerica Pyramid in San Francisco. De Zuidertoren, de Tour Maine-Montparnasse en andere Europese highrises verbleekten in de schaduwen van hun transatlantische voorbeelden.

Als de belangrijkste torens van deze eeuw op het Amerikaanse continent staan, dan komt dat vooral door het feit dat de VS zeven decennia geleden nog een jonge en vooral welvarende natie was, een jonge wolf die absoluut zichzelf wou bewijzen. Dat de ingenieurs tegelijk hun hoogtevrees overwonnen, was mooi meegenomen.

Ergens in de jaren tachtig begon Noord-Amerika zijn monopolie op de kantoorreuzen te verliezen, en tegenwoordig schieten wolkenkrabbers overal uit de grond. Steden die in de jaren zeventig nog geen enkele toren hadden, bezitten er nu tientallen. De skylines van Hongkong, Shanghai, Tokyo, Seoul, Singapore, Bangkok, Frankfurt, Sidney en Sao Paulo worden overheerst door wolkenkrabbers.

De recentste hitparade van de Council on Tall Buildings and Urban Habitat, een organisatie die regelmatig de honderd hoogste gebouwen ter wereld recenseert, toont aan dat 38 van de honderd zich buiten de Verenigde Staten bevinden.

Er wordt opnieuw een bittere strijd gevoerd om records, net als aan het begin van deze eeuw. Maar de VS lijkt forfait te hebben gegeven. Daar is het van 1992 geleden dat nog een wolkenkrabber van meer dan tweehonderd meter werd afgewerkt.

De torens van de eenentwintigste eeuw rijzen uit Aziatische grond, want daar gaat het goed met de economie. In Kuala Lumpur worden dezer dagen de tweelingtorens van Petronas ingewijd, met hun 450 meter ’s werelds hoogste. De torens, ontworpen door wolkenkrabberspecialist Cesar Pelli ( Canary Wharf in Londen, plus een handvol invloedrijke Amerikaanse projecten), zullen Maleisië een gezicht geven, een wereldwijd vermaard visitekaartje.

Voor de nabije toekomst is in de Chinese stad Chongqing een 114 verdiepingen tellende, 516 meter hoge toren gepland. En voor het volgende record staat Japan al te springen. Daar werd het bureau van de Britse architect Sir Norman Foster onder de arm genomen om even na de eeuwwisseling de Millenium-toren te bouwen. Die zou liefst 790 meter hoog worden.

Norman Foster is, meer nog dan Cesar Pelli, de sleutelfiguur van de jongste generatie wolkenkrabbers. Hij ontwierp ook de Commerzbank van Frankfurt, recordhouder van Europa, en werkt nu aan een nog hoger kantoorgebouw voor de Londense City. Fosters meest ambitieuze project is nochtans geen toren, wel een brug over de Tarn-vallei in het zuiden van Frankrijk. De brug, die driehonderd meter over de grond zal zweven, wordt ’s werelds grootste bouwwerk : een horizontale evenknie voor de verticale recordjagers, een nieuwe maatstaf.

G ratte-Ciel, een onlangs verschenen boek van de Belgische architecte CarolineMierop (tevens professor aan La Cambre en voormalig directeur van de Fondation pour l’architecture), geeft een uitstekend beeld van onze wijd verspreide obsessie voor de wolkenkrabber. Aan de basis van het boek ligt één project, de Tour sans fin van de Fransman Jean Nouvel, een ongelooflijke toren van 426 meter hoog die naast de Arche de la Défense zijn schaduw op Parijs had moeten werpen. De crisis kwam enkele jaren geleden roet in het eten gooien, en het project van Nouvel werd niet uitgevoerd.

Je kan Gratte-Ciel gebruiken als een alternatieve gids voor een reis rond de wereld, een reis door het land van de reuzen, zoals Mierop het zelf noemt. Ze heeft twintig belangwekkende torens geportretteerd en schetst ook op onderhoudende manier de historiek van de wolkenkrabber. Je leert onder meer dat de Home Insurance Building, in Chicago, kan worden beschouwd als de allereerste wolkenkrabber. Dat gebouw uit 1884 telde nauwelijks tien verdiepingen. Maar wat de techniek betreft beantwoordde het aan twee cruciale vereisten : het had zowel een metalen structuur als een lift. De pionier werd afgebroken in 1929, enkele maanden voor de Chrysler Building 319 meter boven de trottoirs van Manhattan uitstak.

Het woord wolkenkrabber werd voor het eerst gebruikt in 1888, door een New Yorkse architect die zijn kantoorgebouw van 28 verdiepingen die naam gaf. Enkele jaren later was het woord zijn oorspronkelijke betekenis van vlaggetje aan de top van een scheepsmast voorgoed verloren.

De strijd voor het hoogterecord werd ingezet in 1892, met de Masonic Temple, eenentwintig verdiepingen en net geen honderd meter hoog. Het gebouw had een voor het publiek toegankelijk uitkijkplatform op de bovenste verdieping, met zicht op Chicago. Het was de eerste wolkenkrabber die zichzelf de hoogste ter wereld noemde, het eerste kantoorgebouw dat tegelijk toeristische attractie was.

Amerikaanse bedienden waren de eerste slachtoffers van de hoogtezucht. De lift was een totaal nieuw concept. Plotseling gaan werken op de twintigste, en later de veertigste of de tachtigste verdieping, dat vereiste nogal wat aanpassingsvermogen. Aanvankelijk leden nogal wat mensen aan hoogtevrees. Maar die werd gauw overwonnen. De revolutie was niet alleen technisch, ze was ook mentaal. Daar waar vroeger de hoogste appartementen de goedkoopste waren, omdat niemand graag zoveel trappen beklom, maakte de lift van de hoogste verdiepingen de meest gegeerde.

De eerste wolkenkrabber die er niet uitzag als een doordeweeks kantoorgebouw rees uit de grond in 1913. De prachtige Woolworth Building in het financiële hart van Manhattan staat nog altijd op nummer zesenzestig in de hitparade van de Council on Tall Buildings and Urban Habitat, met 241 meter en 57 verdiepingen. Slechts negen andere, later gebouwde New Yorkse torens zijn hoger. De architectuurstijl van de Woolworth Building, die door zijn eigenaar een kathedraal van de commercie werd genoemd, was neogotisch. Met de vormreferenties naar vroeger was een trend gezet. De historische details temperden de futuristische essentie van de gewaagdste projecten. Wolkenkrabbers gingen er uitzien als kastelen, tempels of mausolea. Op hun top kregen ze piramiden, koepels, kantelen. Behoudsgezinde New Yorkers werden zo enigszins gesust.

De verbluffendste wolkenkrabbers dateren van het interbellum, de jaren twintig en dertig. Hun namen hebben mettertijd een mythische bijklank gekregen. Chrysler Building, Empire State Building, Rockefeller Center, Philadelphia Saving Fund Society, Chicago Tribune, American Radiator Building : stuk voor stuk in pure art deco uitgevoerde symbolen van gestroomlijnd Amerika.

Tezelfdertijd veroverde de wolkenkrabber de rest van de aarde. Het hoogste appartementsgebouw ter wereld, de Kavanagh, stond lange tijd in Buenos Aires, een betonnen paleis uit 1936. De Antwerpse Boerentoren (oorspronkelijk het Torengebouw Algemeene Bankvereniging) was in 1932 de hoogste van Europa. In Frankrijk droomden architecten als Le Corbusier en Auguste Perret ervan het centrum van Parijs af te breken om er eindeloze wolkenkrabbers in de plaats te zetten. Perret bouwde na de Tweede Wereldoorlog een 104 meter hoge woontoren in de door bommen verwoeste stad Amiens. De werf werd na drie jaar stil gelegd. Niemand was bereid gevonden om in de wolkenkrabber te gaan wonen. Het betonnen karkas bleef acht jaar onaangeraakt. Uiteindelijk geraakte de toren pas af in 1960. Wolkenkrabbers waren nooit echt populair in Europa. Bovendien werd het oorspronkelijke concept verbasterd. In de plaats van kantoorreuzen kregen we veel kleinere sociale woningen : de deprimerende buildings die als paddestoelen uit de rand van de Europese grootsteden schoten.

Echte wolkenkrabbers werden al evenmin geapprecieerd. De architecten van de Tour Maine-Montparnasse in Parijs (1973) en de opvallende Torre Velasca in het hart van Milaan (1958) werd verweten met hun buildings de stad aan stukken te hebben gereten.

In Amerika waren het Mies van der Rohe en het architectenbureau Skidmore, Owings & Merrill die na de Tweede Wereldoorlog de toon aangaven met elegante, vaak opvallend minimalistische ontwerpen. Hun op zich formidabele ontwerpen gingen de schoendozen-architectuur van de jaren zestig en zeventig vooraf. ?De replieken haalden zelden de kwaliteit van het origineel?, schrijft Mierop. ?De verschillende kantoortorens van Mies, en later de torens gemaakt op zijn manier, gingen in alle steden van de wereld gelden als een totalitaire standaard, vaak met destructieve gevolgen.? Ze verwijst daarbij onder meer naar de Noordwijk, de Brusselse versie van Manhattan die nooit uit de steigers kwam.

?Een kwarteeuw geleden kon je nog denken dat de wolkenkrabber zich in een doodlopend straatje bevond?, schrijft Paul Goldberger, architectuurcriticus van The New York Times, in het voorwoord bij Gratte-Ciel. ?De maat van de gebouwen zou niet gevoelig meer stijgen, en alle mogelijke esthetische mogelijkheden leken opgebruikt. Toen kwam de ongelooflijke opmars van de jaren tachtig.?

Plotseling bleek dat op het oude wijsje nog veel variaties mogelijk waren. Wolkenkrabbers werden barok, postmodern, futuristisch. Architecten speelden met vormen en met de verwachtingen van het publiek. Ze verwezen naar vroeger, en kondigden zo de toekomst aan. ?Het blijft afwachten?, vindt Goldberger, ?welke meesterwerken in de toekomst opduiken en welke effecten ze samen met hun minder eminente broertjes zullen hebben op de steden, de landschappen, en (…) de stadscultuur. Maar terwijl de eeuw van de wolkenkrabbers ten einde loopt, kunnen we er wel al zeker van zijn dat ze in de eenentwintigste eeuw een net zo belangrijke plaats zullen innemen.?

Intussen blijven we opkijken naar de reuzen van onze steden, de oudste generatie, de jongste, en alles tussenin. Wie goed kijkt, ziet meteen dat hoog niet altijd automatisch mooi betekent. De memorabelste toren van Los Angeles, de turkooiskleurige Eastern Columbia Building, is bijvoorbeeld geen metriek zwaargezicht, wel een monument van de art deco. Je hoeft ook geen deskundige te zijn om vast te stellen dat de Sears Tower ondanks zijn langdurige recordpositie een onding is.

De elegantste moderne wolkenkrabber is een flinke middenmoter, het Norwest Center in Minneapolis : 77 op de wereldlijst, met 57 verdiepingen gespreid over 236 meter, een ontwerp van Cesar Pelli. Als hoog niet noodzakelijk mooi is, dan wel indrukwekkend. Een stad als Gotham City in de drie Batman-films dreigende canyons van glas en metaal is en blijft louter fantasie. Maar ga aan de voet van het Newyorkse Rockefeller Center staan, en je houdt al je adem in. We kijken naar torens als naar sportprestaties : met bewondering en lichtjes uitgelaten.

Caroline Mierop (ed.), Gratte-Ciel, Norma Editions/Institut Français d’Architecture. Bestaat ook in Engelse versie : Skyscrapers : Higher and Higher.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content