Regenboog boven Firenze
De iris was het symbool van de farao’s, de Franse koningen en de Florentijnse republiek. De Chinezen maakten er gezichtspoeder van, in het Elizabethaanse Engeland werd ze verwerkt tot vlekkenmiddel, en voor sommige indianenstammen is ze een medicijn. Sinds 1957 groeit een van de belangrijkste verzamelingen van hybride irissoorten op een heuvel met uitzicht op Florence. Elk jaar in mei is deze tuin even open voor het publiek.
Wie ooit in Florence is geweest, herinnert zich ongetwijfeld het panorama vanop de Piazzale Michelangelo, een druk plein vol bussen met toeristen en stalletjes met souvenirs. Bijna niemand ontdekt de verborgen poort op de hoek van het plein. Toch leidt die naar een van de grote schatten van Florence: de iristuin. Elk jaar in mei gaat de poort een tweetal weken open om bezoekers de kans te geven de iriscollectie van de stad in bloei te zien. Het is een levende tentoonstelling in een stad vol musea. De veelkleurige bloemen staan verspreid over de heuvel, tussen de olijfbomen en aan de rand van een meer. Af en toe kan je een glimp opvangen van de stad die erachter ligt.
Hun naam ontlenen deze bloemen aan Iris, de Griekse godin van de regenboog, omdat hun kleurenspel daaraan doet denken. Op religieuze schilderijen kwam de iris vaak voor als symbool van de heilige Drievuldigheid. Hoewel het heraldische symbool van de koning van Frankrijk en dat van de republiek Florence (ten onrechte) lelie werd genoemd, is het eigenlijk gebaseerd op de iris. In feite is de giglio van Florence gebaseerd op een witte iris, de Iris alba florentina, die rond de stadsmuren groeide en goed gedijde in de vallei van de Arno, maar nu vrij zeldzaam is geworden. Oorspronkelijk was het vaandel van Florence rood, met daarop een witte iris. Maar toen de Ghibelijnen in 1266 uit de stad werden verbannen, wisselden de triomferende Guelfen de kleuren om en werd het embleem van de stad een rode iris op een wit veld. De afbeelding van de iris werd geslagen in de gouden florijnen die de geldmarkten van Europa veroverden.
Het is dus niet verwonderlijk dat Florence de iris in haar hart draagt. De tuin werd aangelegd in 1954. Drie jaar later, in 1957, het jaar waarin de Italiaanse irisvereniging werd gesticht, werd in de tuin de eerste internationale wedstrijd gehouden. De vereniging heeft zich tot doel gesteld om de allermooiste hybriden te verzamelen. De Florentijnse collectie bestaat hoofdzakelijk uit nieuwe variëteiten die door kwekers van overal ter wereld voor de jaarlijkse wedstrijd worden ingestuurd. Na afloop van de wedstrijd blijven de planten in de tuin. Op die manier kunnen alle ooit ingestuurde variëteiten worden vergeleken. In de tuin zijn ook andere irisverzamelingen te bewonderen, weggegeven door andere tuinen en verzamelaars. Zo vind je er niet alleen zo’n honderdvijftig planten van de Presby Memorial Garden van Montclair, maar ook de Payne-verzameling van hybride Japanse irissen. Voor die laatste werd speciaal een meer aangelegd, opdat ze goed zouden gedijen. Er is ook een speciale verzameling met Italiaanse hybriden die in de natuur voorkomen en genetisch niet door de mens zijn gemanipuleerd.
In bloemenwinkels kan je meestal maar één type iris vinden: de bolplant Iris xiphium, die door Nederlanders werd ontwikkeld door Spaanse en Algerijnse variëteiten te kruisen. Toch bestaan er meer dan tweehonderd verschillende spontane variëteiten van het plantengeslacht Iridaceae, dat voorkomt van Mantsjoerije tot Marokko. Door zich aan het klimaat en de bodem aan te passen, hebben ze zich in al die streken anders ontwikkeld. Iris pseudacorus, Iris siberica of Iris kaempferi bijvoorbeeld houden van een waterrijke omgeving; Iris fimbriata verkiest een beschutte, schaduwrijke plek in vochtige maar goed gedraineerde grond, terwijl Iris barbata of baardiris goed gedraineerde grond verlangt in volle zon.
Een iris bestaat uit negen delen. Het bloemdek bevat een buitenste krans van drie neerhangende bloemdekbladen, de sepalen of lippen. Bij de baardiris zijn die groot en afgerond; ze hangen naar beneden en worden smaller bij de hals. In het middengedeelte, aan de basis van de hals, hebben ze lange haren, een beetje als een borstel. Dat is de baard. De baard verandert na herhaaldelijk hybridiseren wel eens van kleur, waardoor hij fel gaat afsteken bij de bloem (een sleutelelement bij het beoordelen van nieuwe hybriden). Sommige irisvariëteiten hebben een kam in plaats van een baard, andere hebben helemaal geen baard.
Binnen de drie neerhangende bloemdekbladen zitten er nog drie. Die zijn iets kleiner. Het zijn de petalen. Ze staan rechtop en vormen een koepel. Daarbinnen vinden we nog drie veel kleinere kroonbladachtige segmenten: dat zijn de delen van het gynaeceum met de stygma pistil, de stijlen die boven het vruchtbeginsel uitsteken.
Hybriden worden gecreëerd door stuifmeel van één soort op de stempel van een andere soort aan te brengen. Eerst kiest de kweker de planten uit die hij als ouder zal gebruiken. De vader is de plant waarvan stuifmeel wordt weggenomen, de moeder is de bevruchte plant. De ouders worden gekozen omwille van hun vorm, consistentie, afmetingen, het aantal bloemen, de vertakking, de stengel en de hoogte en stevigheid van de plant als geheel. Voor de moeder zijn conditie en globale vorm doorslaggevend, voor de vader is dat kleur. Vooral de baardiris is bijzonder gunstig gebleken voor het hybridiseren, met wondermooie kleuren en kleurcombinaties als resultaat. Zelfs de godin Iris zou in Firenze de adem inhouden als ze op een late lentedag het kleurenspectrum zag van al die bloemen bij elkaar.
De tuin is in mei gratis toegankelijk. Wanneer precies wordt aan de poort uitgehangen en is o.m. afhankelijk van het weer.
Fiona Cameron / Foto’s Preben S. Kristensen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier