RAYMOND WEIL De markt is een monster
Twee mannen hebben in Genève tegenover ons postgevat. Vader en schoonzoon. Eigenaar en directeur-generaal. De wat oudere man, Raymond Weil, 71 is hij ondertussen toch al, omschrijft zich trots als un sentimental. Hij spreekt zacht, en in ietwat gezwollen taal. Zijn concurrenten weigert hij concurrenten te noemen. Het zijn collega’s. De horloges die onder zijn naam worden gemaakt, omschrijft hij als baby’s. En de verdelers die jaarlijks in een tachtigtal landen om en bij de 60.000 exemplaren op de markt brengen, voor een ronde som van 12,5 miljard Belgische frank, zijn vrienden, familie haast.
Maar zijn schoonzoon, Olivier Bernheim, spreekt een heel andere taal. Die van het recht van de sterkste. Bitsig en hard. En hij laat er geen twijfel over wie vandaag bij Raymond Weil de plak zwaait. Hij zegt niet ?wij?, maar ?ik?. ?Onder mijn leiding.? En : ?Ik heb beslist.?
Olivier Bernheim is net terug uit Australië en Singapore, waar de W1 officieel voorgesteld is, een voor Raymond Weil wel ongemeen ongebruikelijke serie polshorloges : minimalistisch, sober, en no-nonsense, robuust ook, met eventueel een wijzerplaat in flitsend groen of geel, en in materialen als rubber, massief staal, en koolstofvezel. En de door de Fransman Philippe Pollet-Villard uitgedachte campagne met skysurfers laat er geen twijfel over bestaan voor wie die 19 verschillende modellen bestemd zijn. ?De bestaande klandizie was met Raymond Weil oud geworden,? zegt Bernheim, ?en de W1 is een rekruteringsoperatie, naar een nieuwe generatie. Vooral ook naar gebieden als het Verre Oosten, waar de leefijd niet hoger dan 28 jaar ligt, en dat als potentiële markt alsmaar belangrijker wordt. Momenteel verkopen we een derde van onze horloges in Europa, een derde in Azië, en een derde in de Verenigde Staten. Maar als de geopolitiek blijft wat ze is, zie ik de vraag evolueren naar : twee in Europa, tegen drie in de Verenigde Staten, en vier in Azië. En dan moet je kunnen surfen op de golven. Want de markt is een monster.?
De W1 moest een uiterst viriel horloge worden. ?Want we leven tenslotte in een wereld die zich uiterst macho opstelt?, zegt Bernheim. ?En ik wou een suprême eenvoud, omdat ik ervan overtuigd ben dat we op een moment gekomen zijn waarop de consument het moe is om zichzelf voortdurend te moeten overtreffen. Ik geloof dat we in een nieuwe tijd stappen, een waarin waarden als gemak, waarheid, comfort, en bien-être weer de overhand krijgen.?
De W1 moet overigens maar een voorproefje zijn. Anderhalf jaar terug werd het bedrijf grondig gereorganiseerd, en in de lente van volgend jaar zullen op ’s werelds belangrijkste horlogebeurs, in Bazel, door Raymond Weil niet minder dan vijf nieuwe of vernieuwde series voorgesteld worden. Niet dat we daarbij wereldschokkende dingen moeten verwachten. ?Want sinds de opkomst van de kwarts, nu al decennia terug, heeft zich in de horlogerie geen enkele fundamentele verandering meer voltrokken. En iedere producent in Zwitserland is op een of andere manier wel van die een en dezelfde leverancier afhankelijk. En er valt op het vlak van techniek zelfs geen zweem van vernieuwing te bespeuren. Wat ik in de toekomst wel zie veranderen, is een daling van het aantal producenten. Want er is geen enkele reden waarom zich in de horlogewereld niet dezelfde evolutie als bijvoorbeeld in de voedingssector zal voltrekken.
We zullen een steeds grotere concentratie krijgen. Want er zijn gewoon veel te veel merken, verdelers kunnen daar niet meer mee werken. Ik denk dat binnen de tien jaar vooral de fabrikanten van nicheproducten zullen verdwijnen, de extremen, zij die zich bijvoorbeeld alleen maar op heel specifieke sporthorloges toeleggen. Die achteruitgang is overigens nu al merkbaar. En ik heb het dan niet over Rolex en Swatch, want dat zijn fenomenen apart. Raymond Weil echter heeft altijd als een généraliste gewerkt, met een zo groot mogelijk scala. En ik zie dus geen reden waarom we dat nu zouden veranderen. Die vijf nieuwe lijnen gaan dus niet allemaal in de richting van het radicaal nieuwe, maar gaan een erg breed gamma beslaan.?
De verzendingen vertrekken vanuit de sociale zetel in Genève, waar ook de leren armbanden aan de horloges worden bevestigd. Maar al het andere assemblagewerk, en negentig percent van de horloges heeft metalen bandjes, wordt aan de ateliers van Gilbert Petit-Jean uitbesteed, dat aanvankelijk haast uitsluitend Weil als klant had, maar intussen ook voor anderen in de weer is, zoals Cartier. In Genève werken 50 mensen, bij Petit-Jean 450. In 1986 bedroeg het aantal verkochte horloges nog 300.000, maar dat aantal was in ’89 al haast verdubbeld.
Weil had al snel geopteerd voor kwarts. En keerde pas later terug naar de mechanische horloges. Maar die productie is marginaal gebleven, en ook de W1 wordt door kwarts aangedreven. W1 is zowel in dames- als herenmodellen verkrijgbaar, en één is voorzien van een inhaalchronograaf. De kas is in staal of in staal met koolstofvezelrand verkrijgbaar, en wordt beschermd door een krasvrij saffierglas. De geschroefde achterwand garandeert een waterdichtheid tot een diepte van vijftig meter. De wijzerplaat is zilverkleurig, gebroken wit, zwart of geel. En de wijzers zijn lichtgevend. De armband is in rubber verkrijgbaar, of leer.
Zelf kan Weil geen potlood op papier zetten, laat staan een horloge. Vlak na de oorlog had hij nog in Antwerpen gewerkt, in de maritieme sector. En in ’49 ging hij in de horlogerie in de leer, bij Camy watch. Velen hadden hem gek verklaard, toen hij zich in 1976 onder zijn eigen naam op de markt gegooid had. Immers : de komst van de Japanners en de kwarts had in de Zwitserse industrie een crisis van jewelste veroorzaakt. Maar één vriend had hem zijn kantoor ter beschikking gesteld, een andere beloofde geld, en een derde had hem tien jaar gratis publiciteit in een tijdschrift beloofd. Het eerste jaar werden er drieduizend stuks verkocht, maar vandaag rekent hij zich, met die 60.000 exemplaren per jaar, tot de vijf grootste producenten van Zwitserland.
Ze zijn melomanen, alletwee. In België heeft Raymond Weil vier jaar de Koningin Elisabethwedstrijd gesponsord. En hun collecties hadden steevast de naam van een opera meegekregen : Amadeus, Fidelio, Othello, Traviata, Parsifal. Maar nu is er de W1 en alleen die naamswijziging mag perfect de recente verschuiving in de horlogewereld illusteren. ?Want de markt?, zegt Bernheim, ?groeit alsmaar meer naar een standaardisering.
Als vroeger een pakket voor Saudi-Arabië per vergissing aan België werd geadresseerd, wist men het daar wel meteen. Maar vandaag valt er tussen de vraag uit die beide landen nog nauwelijks een verschil te bespeuren. We groeien alsmaar meer naar een globalisering van de smaak. Voor ons, als bedrijf, is dat natuurlijk een goede zaak, want we zijn niet langer verplicht om een aantal varianten in te calculeren. En van de politiek moet je geen tegenwind verwachten. Want kijk naar de Europese Gemeenschap : die zou zelfs de lengte van de bananen standaardiseren.?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier