Rariteitenkabinet van een expert

Voorspelbaar is hij niet bepaald en ook zijn flat in Parijs is niet meteen het prototype van saaiheid. Didier Krzentowski, bezieler van het designbureau Kreo, verzamelt kunst, design en fotografie, pronkstukken en grapjes.

Op zijn briefpapier staat dat hij expert is in design en moderne kunst, maar nalatenschappen of collecties moet hij zelden naar waarde schatten. Hij is ook niet verbonden aan een veilinghuis of een antiekzaak. Beroepshalve heeft hij wel veel met design te maken: zijn designbureau Kreo treedt op als agent voor ontwerpers. “We bemiddelen bij bedrijven om hun producten te laten vormgeven door kunstenaars, niet door designers die uit industriële ontwerpscholen komen, want zij creëren allemaal hetzelfde: klonen. Zo wordt alles geüniformiseerd, kijk maar naar de nieuwe auto’s: ze lijken op elkaar”, verduidelijkt Krzentowski. “Makkelijk is dat niet, hoor, want veel bedrijven worden gerund door mensen die opgeleid zijn in handelsscholen, waar je niets leert over kunst. Ze beseffen dus niet wat je ermee kan aanvangen. Mijn bedoeling is juist kunst en industrie dichter bij elkaar te brengen.”

Kreo is pas zes jaar oud en heeft ronkende referenties. Het productiehuis werkt met bekende namen als Martin Szekely, Elizabeth Garouste, Mattia Bonetti, Pucci De Rossi en Marc Newson, allemaal kunstenaars die losstaan van de wereld van het industrieel design. Zij ontwierpen onder meer glaswerk voor Perrier, Ricard en Hermès. Op Kreo wordt zowel een beroep gedaan voor affiches als voor het ontwerpen van bijvoorbeeld een hoogspanningspyloon.

Voor Krzentowski heeft design nog een diepere betekenis, want hij verzamelt al jaren meubilair, lang voor hij samen met zijn vrouw, Clémence Boucher, Kreo opstartte. Zijn collectie werd trouwens in 1995 geëxposeerd op de tentoonstelling Passions Privées in het museum voor moderne kunst in Parijs. “Oorspronkelijk wilde ik vooral hedendaagse beeldende kunst in huis, maar dat verzamelen kost veel geld. Design is een mooi alternatief voor wie zich met moderne vormgeving wil omringen. Ik ben begonnen met objecten uit de jaren ’60 en ’70. Vooroorlogs design interesseert me ook, maar is ook weer te duur”, vertelt Krzentowski. “Mijn oudste stuk is tevens mijn pronkstuk: de bibliotheekkast van Jean Prouvé.” Hij heeft het opvallende meubel in 1953 samen getekend met Charlotte Perriand en Sonia Delaunay voor het Maison du Mexique in Parijs. De kast is ontworpen als een stuk architectuur, een losse wand om een kamer mee op te delen. De Franse designer Prouvé begon zijn carrière met het tekenen van meubels. Na 1950 stopte hij met meubilair en legde zich louter toe op architectuur. Dit verklaart het architectonische concept van de bibliotheekkast en de typische fifties look. Het in primaire kleuren geverfde meubel herinnert aan de creaties van Rietveld. Niet verwonderlijk, Prouvé was min of meer zijn tijdgenoot. De Fransman is een van de weinige ontwerpers die de traditie van voor en na de oorlog aaneenreeg. Dat merk je goed aan dit meubel, het is functioneel en toch frivool van vorm en kleur. Met deze kast heeft Krzentowski dus een meesterwerk in huis, een basis waarop de rest van zijn verzameling wordt geënt.

Overigens een zeer heterogene collectie, waarin ook foto’s van Louise Lawler, Cindy Sherman en Bernd Becher een plaats krijgen naast werk van Allan McCollum. Saai is het allerminst. Voyante creaties zorgen voor vuurwerk, zoals de tv-chair van videokunstenaar Nam June Paik en het met rundervacht beklede bureau van Garouste en Bonetti. Krzentowski houdt zielsveel van dit soort surrealistische grappen. Zijn grootste curiosum staat naast het raam met uitzicht op de Eiffeltoren: een maquette van de vlam van de Olympische winterspelen van Albertville, ontworpen door Starck. Dit unicum bewaart hij natuurlijk. Dat doet hij trouwens met alle ontwerpen en prototypes die voor Kreo worden ontwikkeld. “Het zijn historische documenten voor de toekomst”, verklaart hij. “Alleen jammer dat de Parijse flats klein zijn. Dat is lastig voor een verzamelaar die zoveel bewaart als ik.”

Piet Swimberghe / Foto’s Sven Everaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content