Begin dit jaar maakte hij in Florence zijn debuut als samensteller van de tentoonstelling Fourth Sex : Adolescent Extremes. Modeontwerper Raf Simons over de grenzen tussen mode en kunst, adolescentie en onschuld. En hoe hij als bescheiden tiener uit Neerpelt de wijde wereld introk.

Hij ruilde zijn Limburgs geboortedorp voor de grote stad Antwerpen, om uiteindelijk naam te maken in Milaan, Parijs en New York. Binnen de internationale modescene is hij een van de invloedrijkste ontwerpers van zijn generatie. Vooral omdat hij flirt met de grenzen tussen mode en kunst. Een gesprek met Raf Simons, de man die zichzelf geen modeontwerper noemt en weigert volwassen te worden. Omdat adolescentie een state of mind is. Een ontwapenend openhartig gesprek, onder het genot van enkele Ferrero Rochers en veel Engelse stopwoorden. Alleen de muzikale omlijsting ontbrak nog. Forever Young van Alphaville ware perfect geweest.

‘The Fourth Sex : Adolescent Extremes’. Een titel die meer uitleg vraagt. Jouw keuze ?

Raf Simons : Neen, zowel de titel als het theoretisch kader waren een beslissing van Francesco Bonami, de verantwoordelijke voor alle kunstgerelateerde activiteiten van de Pitti in Florence. Sommige projecten doet hij alleen, dit keer wou hij mij als tweede curator vanwege mijn fascinatie voor het onderwerp adolescentie. Niettemin had ook ik een woordje uitleg nodig bij de titel, ik wist zelfs niets af van een third sex. Nu weet ik dat men daarmee de holebi’s bedoelt. De term Fourth Sex wijst op ambiguïteit, tegelijkertijd ook het uitgangspunt bij het selecteren van de kunstwerken. Het resultaat geeft een heel divers beeld. Van agressief tot seksueel tot soft romantisch. Het begrip adolescentie spreekt iedereen aan, om de meest uiteenlopende redenen. Omwille van de herinneringen of louter omwille van esthetiek, de schoonheid van jeugd. Vooral dat algemeen gevoel wilden we creëren, de bezoekers als het ware onderdompelen in de wereld van de adolescenten, van een andere mood.

De tentoonstelling liep slechts één maand, maar is vereeuwigd in een boek. Heb jij de cover gekozen ?

Toch niet. Hoewel iedereen denkt van wel, omdat het om een werk gaat van Willy Vanderperre (fotograaf), Olivier Rizzo (stilist) en Peter Philips (make-up artist). Toevallig ook heel goede vrienden. Maar eerlijk, ik zat er voor niets tussen. Er was al wel eens gebrainstormd over coveropties. De naam Keith Edmier was al eens gevallen. Verder ook een foto van David Sims. Maar die laatste optie werd al onmiddellijk afgeschoten omdat Sims te veel gelinkt zou worden aan mij. En plots stuurden de uitgevers ons een maand later een fax met de boodschap : “Dit is de cover die iedereen perfect vindt, het enige wat we nu nog nodig hebben, is je toestemming.” Wat een vraag ! Voor mij spreekt dit beeld boekdelen. Mickey Mouse symboliseert de overgang van kindertijd naar adolescentie en zelfs naar volwassenheid. Want als icoon blijft het voor sommige volwassenen toch een obsessie. Net als Walt Disney, Superman en Spiderman.

Adolescentie is dus meer een state of mind dan wel een levensfase tussen dertien en negentien jaar ?

Absoluut ! De fascinatie voor adolescentie is van alle leeftijden. Het roept bij iedereen herinneringen op, vaak ook herkenning. Maar evengoed verbazing. Dat ervaar ik althans zelf zo. Vandaar mijn fascinatie voor Larry Clark (o.a. regisseur van Kids, een cultfilm uit 1995 die controverse veroorzaakte door extreme scènes van seks en geweld). Hij toont een wereld die haaks staat op mijn jeugd. “Wat was ik toch een braveke”, denk ik bij het zien van de soms rauwe beelden, maar voor de meeste mensen blijft Clarks werk in de eerste plaats controversieel. Terwijl hij enkel registreert, zonder waardeoordelen te vellen. In heel het verhaal is het belangrijk te weten welke invloed zijn beelden hebben gehad op mode en kunst. Hij is meer dan de excentriekeling met een bizarre kijk op adolescentie. Steven Meisels publiciteitsfoto’s voor Calvin Klein zijn niet meer dan een moderne vertaling. Toegegeven, de campagne werd in de nineties door de FBI uit het straatbeeld verwijderd. De controverse bleef. Maar ook meer geaccepteerde beelden zijn geïnspireerd op Clarks werk. En de makers erkennen dat ook eerlijk.

Voor mij persoonlijk is dat laatste een belangrijk gegeven : het erkennen van inspiratiebronnen. In mijn geval wordt het vaak een tribute, een eerbetoon. Neem nu mijn ode aan de Manic Street Preachers. Of de samenwerking met Peter Saville naar aanleiding van mijn laatste wintercollectie. Al sinds mijn zestiende ben ik een grote fan en ik wou absoluut iets doen met zijn werk. Ik heb hem gewoon gebeld en het klikte meteen. Met Larry Clark ging het ook zo. Dat maakt heel de creatieve output interessanter. Doordat je zelf op een bepaald niveau geraakt en exposure krijgt, kom je in contact met de objecten van je bewondering.

Maar hoe komt een brave jongen uit een klein dorp uit Limburg in contact met werken van Larry Clark en Peter Saville ?

Muziek was mijn eerste – hoe zeg je dat ? – escape. Al is dat ook niet het juiste woord omdat het de indruk geeft dat ik als teenager overliep van miserie. Terwijl ik een perfect normaal leventje leidde. Ik had een goede thuis, zat op school bij de paters. Tot mijn achttiende liep ik braaf in de pas, al had ik al wel het gevoel dat ik niet echt op mijn plaats zat. Mijn klasgenoten hadden heel andere interesses dan ik. Muziek opende voor mij een nieuwe wereld. Al was Neerpelt nu niet meteen Parijs of Londen, zelfs niet Antwerpen, Brussel of Gent. Er liep wel een aantal heavy punkers rond die me mateloos fascineerden. Waarschijnlijk was ik in die tijd al geobsedeerd door een bepaalde esthetiek, een dress code. Videoclips, fotografie, grafiek, muziek, het boeide me toen al, ik kon het alleen nog niet verwoorden. Ik wist niet eens af van het bestaan van de kunstacademie. Zo erg was het, anders had ik waarschijnlijk al op Sint-Lucas gezeten vanaf mijn vijftiende. In plaats daarvan kreeg ik een klassieke opleiding, Latijn, Grieks, wiskunde.

Tegen de tijd dat schooldeuren achter me dichtvielen, speelde ik al wel met het idee om industriële vormgeving te gaan studeren in Genk of Antwerpen. Iedereen raadde het me af, zei dat ik voor rechten of geneeskunde moest gaan, maar ik had geen zin meer in een zuiver theoretische richting. Ik wilde iets ondernemen, iets met mijn handen doen. Uiteindelijk heb ik voor Genk gekozen omdat je daar tijdens de opendeurdag met de leraren kon praten. Mensen als Piet Stockmans en Hugo Duchateau. De Vlaamse kunstenaars. Als ‘kleintje’ was ik sterk onder de indruk. Na die opendeurdagen konden ze op het college zeggen wat ze wilden.

Toch staken in het derde jaar industriële vormgeving twijfels de kop op. Het was de periode van de eerste hype rond Belgische mode, Walter Van Beirendonck en Ann Demeulemeester. Misschien moest ik toch meer in de richting van mode of kunst gaan ? Vanaf dat moment begon mijn horizon te verruimen. Ik trok naar Antwerpen en mocht stage lopen bij Walter. Een sublieme ervaring. Hij nam me overal mee naartoe. Naar de shows in Parijs en de beurs in Milaan, waarna we doorreden naar de Biënnale in Venetië. Eindelijk ging de wereld voor me open.

Ik denk niet dat er iemand zo naïef of zo onvoorbestemd aan zijn eerste modecollectie is begonnen als ik. Al was de obsessie er wel. Na anderhalf jaar schemerzone wou ik dan toch naar de modeacademie. Het klinkt heel onnozel, maar ik voelde me echt aangetrokken door de sfeer, de studenten. Het was allemaal zo anders dan de katholieke school, en zelfs dan industriële vormgeving. Ik had echt het gevoel dat ik iets gemist had. Maar Linda Loppa (drijvende kracht achter de modeacademie van Antwerpen en nu intendant van het MoMu) raadde het me af. Ze zag me niet terug van nul beginnen, experimenteren met baalkatoen, de klassieker voor alle eerstejaarsstudenten. Anderzijds kende ze mijn fascinatie voor het kleermakersvak . Ik had het er altijd over met haar vader, een kleermaker van beroep. Bij hem kon ik terecht met mijn tweedehands jasjes. Omdat wat toen in de winkel lag me meestal niet paste. Er was op dat moment zo goed als niets voor mannen met een tengere lichaamsbouw. Vandaar het idee om smalle kleren te maken voor adolescenten. Linda adviseerde me eens een paar zaken uit te proberen. Zij dacht aan één broek en een blazer, maar ondertussen had ik wel de juiste contacten om het groter te zien. Ik trok naar de stoffenbeurs Première Vision, en presenteerde enkele maanden later een minicollectie van dertig stuks. Voor ik het goed besefte, zat ik in Milaan bij de agente van Helmut Lang. In één klap had ik al zo’n zeven à acht winkels. Maar ik wilde naar Parijs. Het volgende seizoen was het onmiddellijk big boom. Toch heeft het nog vier seizoenen geduurd eer mijn eerste show er kwam. Vandaag de dag gebeurt net het tegenovergestelde. Jonge ontwerpers defileren eerst en gaan dan pas op zoek naar een klantennetwerk. Toen ik mijn eerste show gaf, hadden we al veertig klanten.

Minder risico, lijkt me.

Ja, ik ben er echt in gegroeid. De jonge gasten die nu beginnen, weten al perfect waar ze aan toe zijn. Ze kennen het systeem van showrooms, defilés en dergelijke. Er is nu in Vlaanderen zoveel knowhow, mensen die raad kunnen geven. Een groot contrast met mijn beginperiode, dat was echt nog aftasten. Er is heel veel veranderd. Natuurlijk betekent dat ook dat veel afgestudeerden soms te hoge verwachtingen koesteren. Ze gaan naar Parijs en denken in één seizoen de wereld te veroveren, terwijl de concurrentie vandaag zoveel groter is dan in mijn tijd.

Ondertussen heb je internationaal naam gemaakt, en niet alleen als modeontwerper. Je bedrijf ‘Detlev’ is eigenlijk een creatief bureau, met als activiteiten mode, consulting, kunst enzovoorts.

Inderdaad, de vraag is of we niet te veel hooi op onze vork nemen. Het één brengt het ander met zich mee. Mijn volgende opdracht is al een feit. Voor Z33, het begijnhof in Hasselt, zal ik van half mei tot einde september verschillende projecten op poten zetten. Variërend van kunstwerken en muziekprojecten tot een filmfestival, of misschien wel een modeshow.

En ondertussen moet je een nieuwe collectie in elkaar steken. Wat als het allemaal niet meer te combineren valt ? Wat laat je vallen ?

Mode ( gedecideerd). Mensen uit mijn directe omgeving kennen mijn haat-liefdeverhouding met mode. Ze zal me altijd blijven fascineren, maar het systeem en de structuur zijn totaal niet oké. Modeontwerpers zouden de vrijheid moeten krijgen om zelf hun planning te maken. Maar het winkelsysteem is zo hermetisch afgebakend. Op een bepaald moment had ik er echt genoeg van en ben ik ermee gestopt. De firma was veel te snel gegroeid. Plots had ik vijftien man in dienst en werd ik de baas van een klein bedrijfje. Die rol lag me gewoonweg niet. Of nu iemand dozen inpakte of samen met mij de collecties tekende, ik wilde met iedereen een nauw contact, maar dat was met vijftien mensen onmogelijk. Het werk bleef liggen tot ’s avonds.

Nu kan ik me ook eens wat rust gunnen, een weekendje aan zee. Weg van alles. Dat geeft me de energie om door te gaan. Ik ben me ervan bewust dat er in ons land ook ontwerpers zijn die jaar in jaar uit moeten knokken om te overleven. Ik heb daar een mateloos respect voor, maar zou het er zelf niet voor over hebben. Als de reacties niet zo positief waren geweest, was ik al lang gestopt. Ik kan evengoed zonder al die aandacht, loop zelf niet zo graag in de kijker. Wel met mijn werken, niet met mezelf. Ik kom nu net terug van Parijs, waar ik mijn wintercollectie heb voorgesteld. Na de show was het backstage een echte overrompeling. Soms kan ik dat aan en is het zelfs aangenaam. I love all these people, tenslotte appreciëren ze waarmee ik bezig ben. Maar soms is het me te veel. Ik kan me voorstellen dat Tom Ford dat wel kan. Misschien kan ik mezelf nog altijd niet definiëren als modeontwerper.

Is mode voor jou dan meer een instrument om een boodschap te brengen ?

Inderdaad ! Na heel lange tijd begint dat besef algemeen door te sijpelen, maar er blijft een bepaald publiek waarvoor mode niet meer is dan kleren en die van oordeel zijn dat je daar niet te veel onzin over moet vertellen. Het moet in winkelrekken komen en verkopen. Punt. Net als journalisten die een statement vragen over de kleur rood. Ik ben dan blijkbaar niet mee. En dat heeft echt niets te maken met een attitude, maar met waar ik vandaan kom en hoe ik in de modewereld terecht ben gekomen.

Maar met je nieuwe wintercollectie zou je toch weer de commerciële toer opgaan.

Ach, het is een reactie op mijn laatste vier collecties. Ik had gewoon zin in iets anders, maar ben me er wel van bewust dat meningen snel gevormd zijn. Ik heb al iets gelijkaardigs meegemaakt, met de eerste collectie nadat ik was gestopt . Suzy Menkes (invloedrijke modejournaliste bij de International Herald Tribune) vond het maar niks. Een jaar later begon ze opnieuw over dezelfde collectie, in het kader van elf september. Plots begreep ze het wel.

Ik heb ermee leren leven dat niet iedereen op hetzelfde moment mijn gedachten deelt. Dit seizoen was de boodschap eigenlijk tweedelig. Enerzijds was er de samenwerking met Peter Saville, anderzijds ook een terugkeer naar mijn roots. Naar de tienerjongens die ik van de straat naar de catwalk bracht. Zij zijn ondertussen met mij meegegroeid. De jongens van toen staan nu volop in het professionele leven en bekommeren zich ook om hun dress code, over hoe zij zich manifesteren op hun werk. Zelf loop ik ook niet rond in bondage. Ik geef toe dat de laatste vier seizoenen echt wel een hard beeld gaven, met extreme stukken. Raf Simons werd enkel nog daarmee geassocieerd. Niemand herinnerde zich nog mijn eerste collectie met klassieke kleren. Ik hou er wel van mensen op het verkeerde been te zetten. In de kunst is dat hetzelfde. Enerzijds ben ik gefascineerd door een artiest die rode letters op een tekstbalk zet en dat twintig jaar later nog doet. Geweldig ! Maar ik kan evengoed opkijken naar iemand die van het ene extreem naar het andere gaat en mij telkens weer verrast. Het doet me elke keer nadenken. Uiteindelijk fascineert dat laatste toch meer.

Wat ons terugbrengt op jouw passie voor kunst en die ene constante binnen alle zijstappen die je doet : de fascinatie voor adolescentie.

Inderdaad. Vandaar dat ik mij geen beter debuut als curator had kunnen voorstellen. Ik weet niet of ik die ervaring ooit nog zal evenaren. De job was me op het lijf geschreven. Het combineert alles wat me boeit : mode, kunst en adolescentie. Soms stel ik mezelf wel eens de vraag hoe ik mijn adolescentie zou hebben beleefd met alles wat ik nu weet. Al heeft het niet veel zin om daarover na te denken. Adolescentie is uiteindelijk wat ze is door de prilheid, de onwetendheid. Ze leent zich perfect tot abstracte redeneringen, maar in essentie is het dat wat ze is : maagdelijk.

Is het omdat Larry Clark dwars ingaat tegen de mythe van de onschuld dat hij zoveel controverse veroorzaakt ?

Absoluut. Vandaar dat ik Clarks werk ook zo belangrijk vind. Het is soms echt hardcore, maar wel eerlijk. Hij grijpt terug naar zijn eigen ervaringen. Als beeldkunstenaar speelt hij met flashbacks. Wie zich verdiept in het gegeven adolescentie moet concluderen dat onschuld vaak een illusie is. Ik zie dat aan de kinderen die voor ons defileren. Terwijl de ouders denken dat ze nog heilig zijn, experimenteren ze met softdrugs en zitten ze op de bus met een dikke frietzak. Dat valt nu nog mee als voorbeeld, maar ik kan me daar ook nog andere dingen bij voorstellen. Heel het psychologisch aspect van met jongeren te werken boeit me het meest aan heel de Raf Simons-collectie. De samenwerking, de conversaties met hen. Wij hebben ook veel contact met hun ouders. Het is niet zo dat we hen van straat plukken. Ik weet ook wel hoe dat zou overkomen. Hello ! Dit is België. We leggen uit wie we zijn, vragen hun adres, sturen een volledig dossier op en nodigen de ouders uit. Meestal geven ze wel hun toestemming. En dan wordt het interessant. Je wordt deel van hun leefwereld. Dan krijg ik moeders aan de lijn die vertellen dat hun zoon beter presteert op school omdat hij door het defileren meer zelfvertrouwen heeft gekregen. Ik ben ook niet geïnteresseerd in types die de grote Jan uithangen op het podium. Met alle respect, maar dat spreekt me niet aan.

Kom je niet altijd terug bij jezelf als tiener ?

Misschien. Vroeger heb ik dat nooit willen erkennen, maar nu begin ik dat ook wel in te zien. Het is zoals een bevriend fotograaf ooit zei : “Elke foto die ik maak, is een zelfportret.” Ik heb een half uur over die woorden moeten nadenken, maar het klopt wel ergens. Niet dat ik ooit als tiener had overwogen om te defileren. Vroeger op school was ik drie dagen ziek als ik een spreekbeurt moest geven. En toch vind ik dat heel interessant om te zien hoe de jongens daarmee omgaan. Ondanks hun verlegenheid geeft die bevestiging van hun uiterlijk hen toch wel kracht. In mijn jeugd was dat helemaal anders. Je kreeg bevestiging door de dingen die je presteerde.

Alles wat ik doe, draait rond personality. Vandaar dat ik liever werk met ‘gewone’ jongens dan wel met professionele modellen die een uur later voor Gucci en Prada defileren. Daar klopt toch iets niet. Het getuigt toch van een gebrek aan persoonlijkheid ? Dat stoorde mij ook al op school. Wij werden aangesproken met onze achternaam ! Horror ! Ik wil dat allemaal omdraaien. Een professioneel model zegt gegarandeerd : ” Raf, it was really nice, fantastic, great, great.”Om opnieuw geboekt te worden. Een fel contrast met de eerlijkheid van de jongens waar wij mee werken. Als ze een broek niet mooi vinden, zeggen ze dat ook. Ze zijn eigenlijk een soort klankbord. Terwijl wij steeds verder weggroeien van de adolescentie. Ik wil geloven dat je adolescent kan blijven, ook al ben je vijftig jaar. Zolang je maar alles in vraag blijft stellen.

Je geeft les in Wenen, defileert in Parijs, reist vaak naar New York, en toch lijk je verknocht aan België.

Ik denk het wel. Vroeger wou ik hier altijd weg, maar nu blijf ik toch braaf hier.

En als ze je morgen een interessante job aanbieden in de kunstscene van New York ?

Ach, misschien zou ik dan wel gaan. Ik heb ondertussen ook geleerd dat niets definitief is. Nadat mijn zaak was opgedoekt, leek de toekomst een groot zwart gat, maar uiteindelijk ben ik terug op mijn pootjes terechtgekomen. Als ik morgen zonder een frank op straat sta, kan ik nog altijd terecht bij vrienden. En uiteindelijk zal er wel opnieuw iets uit de bus komen. Ik hou me niet meer zo krampachtig vast aan zekerheden. Ik heb een soort balans gevonden. Tussen mijn werk en privé-leven. Als twintiger was ik nog geobsedeerd door mijn job, nu wil ik ook tijd maken voor andere zaken. Een weekend naar de zee of hier met vrienden naar een onnozel televisieprogramma kijken. Ik kan wel doorgaan hoor, dag en nacht als het moet, met het oog op de toekomst, maar die kostbare momenten wil ik niet meer missen.

Misschien ga ik nog wel naar het buitenland, maar ervaring heeft me geleerd dat je niets moet forceren. Alles komt wel vanzelf. Vroeger dacht ik helemaal anders. Ik moest uitbreken, weg van die school en dat kleine wereldje. De meeste mensen houden angstvallig vast aan wat ze hebben. Dat zie je ook in de modewereld. Ontwerpers die naam hebben gemaakt, geven vaker toe aan commerciële druk. Ik begrijp dat ook wel omdat ik de business zo goed ken. Het is ook vaak de enige manier om te overleven, en als je er dan zo hard aan vasthoudt, kan je niet anders. Maar mij kan het geen fuck schelen. Als ik volgende zomer mijn modellen naakt op de catwalk wil sturen, dan is dat maar zo. Mijn sponsor zal zich wel verslikken als hij dit leest, maar hij kent me. Toch vind ik het belangrijk om op een menselijke manier te handelen. Ik zal nooit de mensen die met me samenwerken in de kou zetten, zal altijd een balans zoeken. Dus helemaal bloot zullen ze nooit zijn. Anderzijds moet ik ook eerlijk zijn ten opzichte van mezelf. De mogelijkheid bestaat dat ik na drie seizoenen ‘commerciële’ broeken plots weer met iets heel extreems uit de hoek wil komen. Mijn break was in dat opzicht even extreem, het was echt niet mijn bedoeling om terug te komen, wilde volledig breken met mode. Anderzijds was er toch een gevoel van gemis. Ik zit ook in een circuit waar ik in contact kom met zoveel zaken die met mode verbonden kunnen worden, zonder echt deel te worden van het systeem. Ik denk aan muziek, videoclips en dergelijke. Ik heb nu begrepen dat mode ook op een andere manier kan. Op het eerste defilé na mijn onderbreking was iedereen weer paraat. Dat heeft me tot nu toe het meest voldoening gegeven. De mensen waren me niet vergeten, begrepen mijn beslissing. Maar de vraag is of de combinatie wel haalbaar blijft. Misschien dringt de keuze zich ooit op. Voorlopig probeer ik me zo weinig mogelijk te begrenzen.

Pascale Baelden

“Ik wil geloven dat je een adolescent kunt blijven, ook al ben je vijftig jaar. Zolang je maar alles in vraag blijft stellen.”

“Mensen uit mijn omgeving kennen mijn haat-liefdeverhouding met mode. Ze zal me altijd blijven fascineren, maar het systeem en de structuur zijn totaal niet oké.”

“Het samenstellen van deze tentoonstelling was me op het lijf geschreven. Het combineert alles wat me boeit : mode, kunst en adolescentie.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content