PROEVEN VAN DE WILDERNIS

De wind blaast koud en hard uit het westen, vanaf de Noorse bergen. Het is desolaat. En toch is het prachtig. © JAN SCHEIDTWEILER

Jämtland, 350 kilometer onder de noordpoolcirkel, is zelfs naar Zweedse normen ruig en desolaat. Met verrassend genoeg een van de beste en meest onwaarschijnlijke restaurants ter wereld. Skiën en langlaufen kun je er tot in mei. Alleen uitkijken voor wilde dieren. En voor dat leger dat er ooit verdween.

Je draagt een zware rugzak, je hebt nog nooit op langlaufski’s gestaan en je moet zo dadelijk een helling af. Wat is daar het waarschijnlijke gevolg van ? Juist, je valt met je gezicht voorover op de grond. Gelukkig is het nog rond het vriespunt, relatief warm voor de maand maart in Jämtland. De sneeuw blijkt bij de landing dus niet al te hard.

De volgende twaalf kilometer zullen we nog regelmatig van dichtbij kennismaken met de besneeuwde bodem. Tussen de valpartijen door leren we dat langlaufen eigenlijk een beetje zoals stappen is : steun op je rechterski, verplaats dan je gewicht naar je linkerski en glijd verder op je linkerbeen. Door dan weer op je linkerski te steunen en je gewicht naar rechts te verplaatsen, glijd je daarna op je rechterski. Met wat geluk, en een vlakke ondergrond, lukt het ons ongeveer om het evenwijdige skispoor te volgen dat van Storulvån naar de Noorse grens leidt. Schaatsbewegingen maken, de techniek waarmee gidsen Emily en Joakim (“zeg maar Jokke”) de hellingen beklimmen, dat zit er vandaag niet in. Maar dat hoeft ook niet. Na die eerste lastige kilometers is het genieten van een indrukwekkend, open landschap. De licht glooiende heuvels zijn amper begroeid, op wat kleine knoestige bomen na. De wind blaast koud en hard uit het westen. Het is desolaat. En toch is het prachtig.

Van menselijke aanwezigheid geen spoor. Er is alleen het skispoor dat ongenadig verder westwaarts trekt. Aan weerskanten van het pad staan metershoge stokken. “Om je te helpen als er een sneeuwstorm is”, zegt Joakim. “Dan zie je amper een paar meter. Zonder die stokken zou je verloren zijn.” Dat overkwam een deel van het Zweedse leger in de winter van 1718-’19. Op hun terugtocht na de mislukte belegering van Trondheim, de Noorse stad die 130 kilometer van hier ligt, vroren in deze desolate heuvels drieduizend militairen dood.

Wij hebben meer geluk vandaag, onder een flauwe zon strekt het landschap zich kilometers ver uit.

POOLVOS

Dat uitzicht, samen met de eindeloze pistes, maakt dit stukje van Jämtland ook voor veel Zweden een geliefkoosde langlaufplek, zegt Emily. “Je ziet nu niemand, maar straks zul je wel merken hoe populair het hier is.” Dat lijkt sterk. Dit is een van de dunbevolktste provincies van Zweden. Ze telt amper drie mensen per vierkante kilometer. De meesten wonen bovendien in Östersund, de grootste stad. Aan deze uithoek, bij de Noorse grens, leeft niemand.

Zelfs de dieren lijken het hier te laten afweten. Volgens onze gidsen is Jämtland beroemd voor zijn wild. Behalve voor elanden en lynxen is deze streek ook de biotoop voor de bruine beer en de arend. Maar op wat uitwerpselen van een rendier en het spoor van een poolvos na is er op deze zonnige, koude dag niets te zien.

Maar wanneer we na twaalf harde kilometers eindelijk de hut in zicht krijgen waar we vannacht zullen slapen, wordt veel duidelijk. Het is om te beginnen een enorme hut, compleet met een restaurant. En een sauna, natuurlijk, een reuzenexemplaar dat via een rond raam een panorama op het uitgestrekte sneeuwlandschap biedt. In plaats van een grote slaapzaal hebben gasten hier zelfs eigen kamers.

Hoe dichter we naar de hut toe schuifelen, hoe meer langlaufers we opmerken. Wanneer we eindelijk aankomen, zal blijken dat we hier met veertig gasten overnachten, een doodgewone dag op Fjällstation Blåhammaren. Goed dat Emily zo verstandig geweest was te reserveren.

De dag erna, op de moeizame afdaling naar Storulvån (voor de niet-geïnitieerde langlaufer is afdalen moeilijker dan klimmen), beseffen we al beter hoeveel langlaufers zich in dit glooiende landschap schuilhouden. Je merkt het aan vers geslepen sporen. Maar je ziet het ook in een kleine refuge, eigenlijk een schuilhok voor langlaufers in nood. Daar blijkt het ene groepje het andere af te lossen, even bevrijd van de geselende wind.

HONDERD JAAR SKIËN

Desolaat en toch populair. Dat lijkt niet alleen een goede omschrijving voor dit uithoekje van Jämtland, maar ook voor de rest van deze provincie in midden-Zweden. Jämtland mag dan wel dunbevolkt zijn, toch is het een populaire vakantiebestemming. En dat dankt de provincie vooral aan de bergen rond Åre, het bekendste skigebied van Scandinavië. Noren, Zweden, Denen en sinds kort ook Russen, ze komen allemaal graag naar Åre. Het stadje zelf is niet zo bijzonder, het lijkt wat op een gemiddeld Alpendorp, met veel restaurants, hotels, skiwinkels en de obligate pitazaak. Maar op de pistes rond Åre kun je al meer dan honderd jaar zalig skiën. Alles samen telt het gebied 98 kilometer pistes. Daarmee breekt het geen wereldrecords, maar heeft het toch voldoende in huis om zelfs ervaren skiërs een week te boeien.

Bovendien is Åre maandenlang sneeuwzeker, toch één voordeel van die harde Zweedse winters. Hier kun je skiën van december tot in mei, een luxe in deze tijden van opwarmende aarde. Donker is het hier nog wel in het begin van het seizoen, het nadeel van een winter vlak bij de noordpoolcirkel. Maar ook daar hebben de Zweden iets op gevonden. Zoals je door Zweden kunt langlaufen bij kunstlicht, zo kun je in Åre ook in het diepst van de winter skiën tot halfvijf. Met dank aan een ingenieuze lichtinstallatie.

DE WILDE KEUKEN

Dat Åre een toeristische topper is – het is zo’n typisch dorp van 1500 inwoners dat tijdens het seizoen aanzwelt tot een veelvoud daarvan – heeft een onverwacht voordeel opgeleverd. De stroom toeristen zorgt er namelijk voor dat een even bizar als briljant restaurant voldoende klanten heeft om te overleven. Het heet Fäviken. En ook al is het klein – er zijn amper zestien plaatsen – toch is het onwaarschijnlijk dat Fäviken zou kunnen blijven bestaan zonder die toeristen. Daarvoor is het te afgelegen, te eigenzinnig en te duur.

Afgelegen ? Toch wel. Vanuit Åre is het met een taxi een halfuur rijden naar Fäviken. Wie zin heeft, kan tijdens de winter ook een sneeuwscooter bestellen tot aan het restaurant. Järpen, het dichtstbijzijnde dorp, ligt op veertien kilometer. Fäviken zelf ligt eigenlijk op een privédomein van achtduizend hectare, het speelgoedje van een rijke Zweedse fondsbeheerder. Het restaurant lijkt meer een buitenmaatse blokhut, met ruwhouten vloeren en kleine ramen.

Duur is Fäviken ook, zelfs naar Zweedse normen. Er is maar één menu. Dat kostte tijdens ons bezoek 1750 kronen (190 euro). Bijpassende dranken kosten evenveel, alcohol is peperduur in Scandinavië.

En eigenzinnig ? Reken maar. Of hoe noem je een kok die erop staat eigenhandig in de zaal een runderbeen te verzagen om er zo het merg uit te halen ? Of die het liefst wil dat je de sint-jakobsvruchten die hij de trap is komen opdragen, te midden van brandende takken van een jeneverbesstruik, met je handen eet ?

Maar het zijn zulke heerlijke fratsen die van chef Magnus Nilsson de nieuwste poster boy van de Scandinavische keuken gemaakt hebben. Met zijn lange haar en zijn Vikingjas (die meestal keurig aan een kapstok tegen de houten wand hangt) belichaamt de jonge chef ook de nieuwe golf van de hedendaagse gastronomie : het moet allemaal bruut, puur en natuurlijk zijn. Tegelijk speelt Nilsson met de tradities van Jämtland. Zo gebruikt hij oude technieken – drogen, pekelen – om de oogst van de zomer en de herfst te bewaren. In een streek waar de grond gedurende de helft van het jaar bevroren is, vind je in de winter nu eenmaal amper verse groenten.

De zestien gangen die je gemiddeld in Fäviken te eten krijgt, bevatten ook heel wat ingrediënten waar zelfs ervaren foodies nog nooit hun tanden in gezet hebben. Een dessert van biest (colostrum) en bosbessen bijvoorbeeld. Of vleesbouillon, gefilterd met mos. Drie jaar gerijpte haring. Gedroogd varkensbloed.

Die ingrediënten komen samen in gerechten die al even wonderlijk eenvoudig als origineel zijn. Dit is een chef die ver van de bewoonde wereld helemaal zijn eigen ding doet. En op die manier past Fäviken bij Jämtland : afgelegen en uniek. En daardoor populair.

TEKST EN FOTO’S JAN SCHEIDTWEILER

De nieuwe keuken in het Noorden : het moet allemaal bruut, puur en natuurlijk zijn

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content