Het staat in de krant, dus zal het wel waar zijn : onze privacy is zo lek als een mandje dat we zelf bij het restafval hebben gezwierd. De gemiddelde Belg haalt daarover de schouders op. Kan geen kwaad, denkt hij, als je niets te verbergen hebt. Klopt, zolang je te maken hebt met machthebbers van het fatsoenlijke soort. Dat machthebbers soms minder fatsoenlijk uit de hoek kunnen komen, is in het verleden echter overvloedig aangetoond. Wie niet wakker ligt van privacy, is slecht geïnformeerd over de strapatsen van figuren als Stalin, Pol Pot en Mao, allemaal te situeren in wat genoemd wordt de nieuwste geschiedenis. Het is naïef te geloven dat we in twee generaties duurzaam geëvo- lueerd zijn naar een zachtmoedige samenleving, met overheden die zich gedragen als liefhebbende ouders. Nog steeds loeren vanuit het struikgewas, of in de volle zon, figuren die mensenrechten wat graag aan hun laars zouden lappen. Als die het voor het zeggen krijgen, zijn er geen toevluchtsoorden meer in een wereld zonder privacy. Geen achterhuizen om je in te verschuilen. Tegenwoordig zou Anne Frank verraden worden door haar aaibaar witte, slimme telefoon. Zij had dan ook iets te verbergen natuurlijk.

Wie het woord privacy laat vallen, komt met enige platgetredenheid uit bij de Britse schrijver George Orwell (1903-’50). Dat vind ik niet erg, want hij is een van mijn favoriete karakters aller tijden. Na de onthullingen van voormalig CIA-medewerker en klokkenluider Edward Snowden explodeerde de verkoop van Orwells roman 1984 met 5771 procent. Een merkwaardig cijfer, zeker voor een boek dat al dateert van 1948. Orwell had geen weet van cookies, IP-adressen of datamining. De controlemechanismen die hij beschrijft, komen soms aandoenlijk over, zoals microfoons die verstopt zitten op het platteland – in de takken van knotwilgen ? Tussen het eendenkroos ? Als idealist, die in de Spaanse Burgeroorlog van zijn illusies werd beroofd, doorzag Orwell echter hoe corrumperend macht blijft. Hij wist dat je maar beter voor rugdekking kan zorgen. Of zoals hij een ontroostbare oude man laat zeggen bij het begin van het boek, in de schuilkelder nadat er een atoombom op Colchester is gevallen : “We hadden ze niet moeten vertrouwen. Dat zei ik toch, ma, is het niet ? Dat komt ervan als je ze vertrouwt. Ik heb het altijd al gezegd. We hadden ze nooit moeten vertrouwen, die sodemieters.”

Eenvoudige woorden, die zoals vaker de waarheid het dichtst op de hielen zitten. Toch blijft Orwells antiheld Winston Smith een optimist, die in zijn trouweloze omgeving blijft zoeken naar sporen van menselijkheid – onder meer bij een massieve volksvrouw die op haar koertje zingend de was ophangt. “Als er hoop is,” schrijft Winston in zijn dagboek, “dan ligt die bij de proles.” Maar, helaas pindakaas, die volksmens heeft wel iets anders te doen dan in opstand te komen tegen het systeem. Hij wordt zoet gehouden met passend vertier, zoals massaal en machinaal vervaardigde pulpromans, waaronder een aanzienlijk deel lauwe pornografie. Ook in dat opzicht heeft 1984 de toekomst aardig voorspeld, zie de golf van erotische romans die opgang maken in het kielzog van Vijftig tinten grijs : Acht gangen naakt, Negentig dagen Geneviève, Verslaafd aan jou en Speel met mij. Ik zuig geen tiet of titel uit mijn duim.

Gelukkig hebben wij nog de pers, die fiere windhond van de democratie die ons elke dag op gedegen wijze over de toestand in de wereld informeert. “Voetballer Kevin De Bruyne liep in LA Astrid Bryan en haar broer Laurens tegen het lijf”, lees ik op de voorpagina van de grootste krant van het land. “Het gezelschap genoot samen van cocktails en een goed stuk vlees.”

Zolang er plaats is voor dergelijk nieuws, weet je dat je niet in een dictatuur leeft maar in de weldadige kansrijkheid van de vrije markt.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Vandaag zou Anne Frank verraden worden door haar aaibaar witte, slimme telefoon

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content