Prinsessenkastelen

“Als je dik bent, denken mensen dat het vet naar je hersenen stijgt”, zegt Lesley-Ann Poppe over wat zij de discriminatie noemt van zwaarlijvigen. Vrijpostig blikt ze vanaf de voorpagina van mijn dagblad de wijde wereld in.

Ik heb weinig gemeen met deze Lesley-Ann, behalve dat wij beiden middelgrote zoogdieren zijn, toegerust met een dubbele voornaam. Los daarvan voel ik met haar evenveel verwantschap als met pakweg de antiaanbakpan. Die was er ook opeens en sindsdien is zij gebleven. Wat Lesley-Ann gedaan heeft om te blijven, is niet geheel duidelijk. Dat hoeft ook niet trouwens. “Ik heb een soort ontzag voor mensen die erin slagen zonder enig bijzonder talent de maatschappelijke ladder te beklimmen”, zegt een hooggeleerde vriendin van mij daarover. “Dat op zich zal wel een talent zijn. Misschien voel ik daar zelfs meer bewondering voor dan voor iemand die door de natuur werd begiftigd om sneller te lopen, hoger te springen of met wiskundige formules dieper in het heelal door te dringen dan andere stervelingen.”

Wat Lesley-Ann gedaan heeft om te blijven, is niet geheel duidelijk. Dat hoeft ook niet

Ik trof Lesley-Ann aan op het koude stenen vloertje. Iemand had haar door de brievenbus naar binnen geschoven. Dat doet die iemand trouw rond vijf uur in de ochtend. Soms word ik wakker van de doodsmak die de kranten op de tegels maken. Soms slaap ik gewoon door, dromend van allerlei dingen – de laatste keer van een dienster in een brasserie die mij bij mijn vertrek een briefje in de handen drukte. Er stonden drie kruisjes op en raadselachtige woorden, in meisjesachtig bolletjeshandschrift.

Soms vraag ik mij wel af wie de schim is die de kranten in mijn bus stopt. Wij hebben geen sterke band, maar regelmatig is hij wel. Soms overweeg ik naar beneden te rennen en de deur open te trekken. Maar wat zeg je dan tegen zo iemand? Om de een of andere reden – vervuld als ik ben van vooroordelen – stel ik mij voor dat die iemand niet op de Gelaarsde Kat lijkt en ook niet op Marilyn Monroe.

De afgelopen weken heeft de schim het extra moeilijk om het nieuws van de wereld tot bij mij te krijgen. Nutsdiensten, zoals dat heet met een woord dat reminiscenties opwekt aan gevulde chocoladerepen – nutsdiensten dus hebben de straat opengebroken. Voor mijn deur gaapt een gat dat meters diep is. Daarin zijn geheimzinnige buizen en slangen te zien die de bewoners van de stad onbewust met elkaar verbinden. De werkers hebben een noodbrug gelegd over die krater, zodat wij toch nog bij de voordeur raken. Mijn dochters spelen met het plan om de slotgracht vol te laten lopen met water, eenden en eendenkroos uit te zetten en van de noodbrug een ophaalbrug te maken. “Tenslotte,” zei de oudste, “wonen er binnen wel twintig prinsessen.” Dat is waar, moest ik denken. Ik had zelfs een gevleugeld paard zien lopen en een bleekblauwe eenhoorn met roze manen en vervaarlijk fonkelende ogen.

“Wat jij mist in je leven,” liet ik weten aan een bevriende schrijfster die er een beetje door zat, “is een prinsessenkasteel om mee te spelen.” Zij gaf toe dat dit zonder meer waar kon zijn.

Lesley-Ann, ten slotte, is thans weer eenendertig kilo slanker.

jean-paul.mulders@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content