“Ik hou van wat duisternis. Dat geeft de mysterieuze kant van het leven in huis extra gewicht.” Dat beweert interieurarchitect Luc Stryckman.

Hij houdt niet alleen van wat duisternis, maar ook van discretie. Luc Stryckman richt overal woningen in, maar toont zich nauwelijks aan de buitenwereld als interieurarchitect. Om verschillende redenen. Omdat zijn opdrachtgevers hun privacy willen beschermen, worden zijn realisaties zelden gepubliceerd. Bovendien wil hij ook niet overstelpt worden met werk. “Ik vind het heerlijk om mijn dag nog zelf te kunnen indelen”, vertrouwt hij me toe. “Zo krijg ik de kans om veel op straat te lopen en bij antiquairs te gaan snuisteren. Dat is professioneel vruchtbaarder dan uren achter een bureau te slijten.”

Stryckman is een einzelgƤnger die zich helemaal inleeft in elk van zijn projecten. Dat merk je ook in zijn eigen woning aan de Gentse Predikherenlei. Dit laat-16de-eeuwse pandje zette hij helemaal naar zijn hand op een manier die niet echt lijkt van deze tijd waarin minimalisme zowel het moderne als het klassieke interieur beheerst. Maar opulentie wordt straks weer populair. Het gaat ook niet om overdaad alleen, Stryckman speelt meer met intimiteit en sfeer dan dat hij rijkdom etaleert. “Veel van de spullen die je hier ziet, zijn ook niet zo waardevol, maar ze vertellen een verhaal, weerkaatsen het licht, en zijn stuk voor stuk kleurentoetsen waarvan ik geniet. Zoals op een oud schilderij.”

Stryckman is geen klassieke decorateur. Zijn stijl wortelt in een flamboyante decoratietraditie: hij kijkt op naar de vermaarde Brit David Hicks, in de jaren zestig de toonaangevende interieurkunstenaar van Londen en New York. Hicks werkte niet voor de massa, noch voor de beau monde van de avant-garde die zweerde bij design, maar voor de upper-class. Drie kenmerken onderscheidden hem van alle andere decorateurs: het gebruik van felle kleuren, het bedenken van composities van uitgelezen objecten, en het vermengen van oud en nieuw, antiek en hedendaags. Zijn felgekleurde interieurs zagen er soms surrealistisch uit. Hicks beĆÆnvloedde zowel meubelontwerpers als decorateurs en antiquairs, zelfs bij Axel Vervoordt ontdek je sporen van zijn stijl.

Luc Stryckman houdt van Hicks barokke zwier. Ook hij schrikt er niet voor terug om uit te pakken met rijkversierde en vergulde objecten die door de donkere wanden extra in het oog springen. In dit huis met zijn beperkte ruimte ging Stryckman als een antiquair te werk, niet als een interieurarchitect: niet het grondplan maar de objecten dicteren de sfeer.

Als kind wilde ik eigenlijk modeontwerper worden omdat ik enorm geboeid werd door kleuren en stoffen,” verklaart hij, “maar mijn vader schreef me in voor studies architectuur in Sint-Lucas in Doornik. Uiteindelijk studeerde ik later af als interieurarchitect aan de Gentse academie. Het eerste jaar in Doornik was een sabbatjaar. Ik heb de lessen nauwelijks gevolgd, maar leerde daar wel tekenen. Ik heb veel geschetst: dat is erg belangrijk omdat je alles leert observeren. Je let zowel op grote lijnen als op details. Ik leerde ook hoe belangrijk het spel van licht en schaduw is, even belangrijk voor een simpele tekening als voor een interieur. Ook hier speel ik met het clair-obscur. De donkerte overheerst maar wordt hier en daar wat opgelicht: dat spreekt tot de verbeelding. Dat zie je ook in de schilderijen van Georges de La Tour, die mensen rond een tafel zette en enkel hun aangezicht licht gaf. Zo’n sfeer maakt van wonen een mysterieuze ervaring. Vergeet niet dat oude huizen gebouwd werden voor kaarslicht: vroeger leefde men half in de duisternis.”

De lichtschaarste oefent ook invloed uit op de kleuren. Pastelkleuren zijn niet aan Stryckman besteed: “Omdat ik niet gematigd ben van nature, heb ik geen voeling met lichte tinten. Het is tegenwoordig al peper en zout wat de klok slaat. Ik hou wel van aardkleuren, maar niet alle tinten van het interieur hoeven uitgesproken natuurlijk te zijn. Er mag best iets fels worden gebruikt, zoals bij Hicks. Een kleurenpalet voor een woning ontwerpen is meer dan kleurengamma’s selecteren die bij elkaar passen. Je mag de spanning tussen de kleuren opdrijven om eentonigheid te vermijden.”

Stryckman liet zijn woonkamer donkerblauw borstelen. Deze diepe kleur contrasteert fel met de witte balken, de rode zoldering en alle decoratie-objecten. Het mysterieuze blauw kom je trouwens in heel de woning tegen, ook boven, naast de slaapkamer, waar hij van een piepkleine ruimte een study maakte. Blauw overheerst ook de gestreepte eetkamer die wel wat heeft van een tent. Hier laat Stryckman zijn voorliefde blijken voor oosterse kunst.

Naast de eetkamer hing hij op de gestreepte fond een kleine collectie schoteltjes van papier-machĆ© aan de muur. “Dat zijn geen grote kostbaarheden, maar leuke hebbedingetjes. Ik hou ervan zolang er figuren op staan. Vroeger kocht je dit Victoriaanse siergoed voor een prikje op de markt. Als je veel geluk hebt, kan dat nu zelfs nog, want weinig mensen zien dat het zo mooi is”, legt hij uit. Deze zwarte kleinodiĆ«n passen perfect bij alle andere rijkversierde objecten van dit huis.

Ook de keuken is bont van kleur en staat eivol. Het is een functioneel kookhuis, landelijk van stijl en opgedirkt met oude snuisterijen. Stryckman herbruikte de antieke wandtegels die hij elders in de woning vond.

Ten slotte beschikt hij ook over een klein achterhuis. Toen het pand aan de straatkant lang geleden dienst deed als kroeg, was dit de woning van de herbergier. Stryckman liet de gevel roodkalken en maakte er een zomerverblijf van met een zuiderse sfeer. Zo slaagt hij er toch in om in dit kleine huis van noord naar zuid te reizen, van een intiem wintervertrek naar een ProvenƧaals getinte zomerkamer.

Piet Swimberghe / Foto’s Bertrand Limbour

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content