“TOERISME ONTSTOND HIER 2011 JAREN GELEDEN”, POCHT DE PALESTIJNSE MINISTER VAN TOERISME IN BETHLEHEM. “GASTVRIJHEID IS ONS AANGEBOREN.” NU HET REISADVIES VOOR DE WEST BANK AL ENIGE TIJD VERBETERDE, BIEDEN DRIE BELGISCHE TOUROPERATORS AVONTUURLIJKE REIZEN NAAR DE PALESTIJNSE GEBIEDEN AAN. KNACK WEEKEND REISDE MEE OP PROSPECTIE.

Op een terras in Jeruzalem deel ik de tafel met een Britse professor die op wetenschappelijk verantwoorde wijze conflictsteden bestudeert : Nicosia, Mostar, Beiroet, Jeruzalem en… Brussel. Tja, als je in een hotspot woont die volgens het oog van de wereld op springen staat, kijk je wellicht met een andere blik naar de wanhopige – maar niet ernstige -toestand. “Het kan altijd nog slechter”, luidt de cynisch-optimistische conclusie in een nazomers Midden-Oosten. Op weg naar mijn slaapvertrek in het Knights Palace Hotel, een gerenoveerd theologiecollege uit de kruisvaarderstijd in het christelijk kwartier, lees ik na enkele dagen de Heilige Stad als een boek. Twee wakende militairen aan de oude stadspoort zijn routine, vier of meer militairen betekent dat het rommelt in een buitenwijk van Jeruzalem.

“Een gezegende plek voor de drie grote monotheïstische godsdiensten, de navel van de wereld, het bedevaartsoord voor christenen, joden en moslims, alles komt in Jeruzalem samen”, predikt de gids die mij ’s ochtends langs de religieuze monumenten leidt. “Naast een christelijke, een Joodse en een Arabische buurt, kent Jeruzalem ook een Armeens kwartier.”

Toch bladdert het tolerante vernis snel af als je kriskras, en onder het oog van talloze beveiligingscamera’s, de stad verkent. Op de kruisweg die via trappensteegjes naar het hoogste punt van de historische kern klimt, is het altijd druk. Pelgrims banen zich een weg langs kruidenierswinkels, dingen af op een tapijt en drinken thee met een waterpijp. Weg van de toeristische bedevaartsroute lijken grote delen van de ooit drukke Arabische soek op sterven na dood. “We worden op alle manieren uit onze stad weggepest”, klaagt een Palestijnse handelaar. Om zijn identiteitskaart in Jeruzalem te kunnen behouden woont Abu Khadigeh met elf personen op een kamer van veertig vierkante meter. De pesterijen zijn niet enkel administratief. Boven de Palestijnse winkels wonen Joodse settlers achter prikkeldraadversperringen op het dak. In heel Oost-Jeruzalem bots je zo op talloze illegale nederzettingen, stigmata van de langste bezetting in de moderne geschiedenis. Gebukt onder hun kruis op de Via Dolorosa is er geen pelgrim die erover struikelt.

“Ik woon in het beste kwartier van Jeruzalem,” grapt Amir Rockman, “in Tel Aviv.” Als het niet voor zijn fietstoer was, dan had deze Joodse jongeman niets te zoeken in Jeruzalem. Na afloop van onze rit door volkswijken drinken we een biertje in restaurant Mona. Een portier opent het hek naar het terras, een hippe hang-out in een residentiële wijk downtown. “Enkele jaren geleden was er hier een bomaanslag”, vertelt Amir. De veiligheidssituatie verbeterde sedertdien aanzienlijk. Voor niet-religieuze jongeren lijkt leven in Jeruzalem even opwindend als in Scherpenheuvel. “Dit is een van de weinige cafés in Jeruzalem die nog openblijft op de sabbat”, treurt Amir. “De orthodoxen winnen hier steeds meer invloed.”

“Het culturele leven uit Oost-Jeruzalem verplaatst zich naar Ramallah omdat het oude Arabische stadskwartier afgesloten wordt van zijn culturele hinterland”, verklaart Gerard Cockx enkele huizenblokken verder. De Belgische consul-generaal, verantwoordelijk voor het Palestijns gebied, informeert een delegatie Belgische touroperators over het positief gewijzigde reisadvies. “Waakzaamheid blijft geboden, maar in de Palestijnse gebieden ontwikkelt zich een rechtsstaat. Er staan nu zelfs parkeermeters in Ramallah.” Toch blijft elke kwestie hier politiek, zelfs de Belgische ambtswoning, de mooiste art-decovilla van de wijk en een must see voor architectuurliefhebbers. Onder de Absentee Property Law vordert de Israëlische staat huur voor het pand, maar België erkent deze bezettingswetgeving niet en betaalde de huur voort aan de eigenaars, op de vlucht sedert 1948.

EEN MUUR IN BETHLEHEM

Veel bussen met pelgrims bezoeken elke dag de Geboortekerk in Bethlehem, maar beseffen ze in Palestijns gebied te zijn ? “De Italiaanse komiek Silvio Berlusconi beweerde dat de Muur hem niet was opgevallen”, spot gids Ayman, een Palestijnse christen. Hoe je de minstens acht meter hoge betonnen wand die dwars door de stad loopt niet kunt zien, is een raadsel. Graffiti en affiches roepen op voor een vrij Palestina of betuigen solidariteit uit Europa. Ayman kijkt met gemengde gevoelens naar de kleurige muurschilderingen. “Mag je zo een onrecht verfraaien, of toon je het in al zijn kale lelijkheid ?” Net als de meeste van zijn leeftijdsgenoten beleefde hij een deel van zijn jeugd in een Israëlische gevangenis. Ook christenen worden door de bezetter weggepest. “Vroeger was twintig procent van de bevolking van Bethlehem christelijk, nu nog slechts één procent. Tijdens de tweede intifada vielen er meer bommen op Bethlehem dan op Gaza.”

In Beit Sahour, het huis van de herders, kijken we uit over het beloofde land. De Muur, op het platteland een prikkeldraadversperring langs een patrouilleweg, slingert door het landschap. Niet in een rechte lijn, maar met brede bochten zodat olijfgaarden onbereikbaar worden voor families die al vele generaties op de vruchten rekenen. Rond Bethlehem liggen meer dan twintig Israëlische nederzettingen, witte nieuwbouw in concentrische cirkels strategisch op elke heuveltop.

“Slechts twaalf procent van het grondgebied van Bethlehem, gelegen in Palestijns gebied, is effectief onder controle van de Palestijnen”, vertelt Ayman. “Geen wonder dat veel bezoekers verward zijn. Onderzoek wees uit dat ruim zestig procent van de bezoekers van de Geboortekerk dacht in Israël te zijn, vijf procent meende zelfs in Egypte te vertoeven.” Palestina, een staat in wording, heeft – naast alle andere moeilijkheden die met een bezetting gepaard gaan – een imagoprobleem. Jaarlijks bezoeken slechts één miljoen toeristen de Palestijnse West Bank, veel te weinig voor een regio met zo een uitzonderlijk cultuurhistorisch erfgoed. Jericho, de oudste onafgebroken bewoonde stad, vierde net zijn tienduizendste verjaardag. Aan toeristisch potentieel ontbreekt het niet. Nu nog de beeldvorming.

“Zelfs in de moeilijkste tijden van de intifada zijn er nooit aanvallen op toeristen geweest”, onderlijnt dr. Khouloud Diabes-Abu Dayyeh, de Palestijnse minister van Toerisme en Oudheden. “Jullie zijn onze gasten. We ontvangen immers al minstens 2011 jaar pelgrims ; toerisme is hier als het ware ontstaan.” Rond de tafel vergaderen vertegenwoordigers van vier Vlaamse reisorganisaties met Palestijnse touroperators, een initiatief van Oxfam en haar Palestijnse zusterorganisatie Paltrade. Het accent ligt op alternatief, kleinschalig toerisme dat bijdraagt aan de ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Palestijnse en Israëlische reisorganisatoren werken – noodgedwongen – grensoverschrijdend samen, maar het is geen gesprek tussen gelijken. “Vele archeologische sites liggen in zone C ( door Israël gecontroleerd gebied), waar wij er geen toegang tot hebben”, verklaart de minister. “Palestijnen ontvangen slechts vijf procent van de inkomsten uit toerisme.”

HOOP IN RAMALLAH

“Hier in Ramallah, op één dag stappen van Jeruzalem, stelden Jozef en Maria vast dat Jezus niet mee was met de karavaan”, vertelt archeoloog Adel Yahya. Tegenwoordig gaat die korte tocht met heel wat checkpoints gepaard. “Al in de vierde eeuw liet Helena, moeder van Constantijn, hier een Byzantijnse basiliek bouwen. Omdat de klassieke Romeinse tempels te klein waren voor een publiek, adopteerde ze de architectuur van de Romeinse markthal voor religieuze doelen.” Mijn gids, uitgever van de eerste toeristische gids over Palestina, gelooft in de toekomst. “In vijftien jaar groeide Ramallah van dertig- naar honderdvijftigduizend inwoners.” Overal staat nieuwbouw in de steigers, het nachtleven bruist, bouwgrond is peperduur. De bezetting lijkt hier veraf, dit is dan ook zone A, het hartland van het door Palestijnen gecontroleerde gebied, waar de Palestijnse Autoriteit zetelt en Yasser Arafat begraven ligt.

Anderhalve kilometer ten noorden van Ramallah, langs de weg van Jeruzalem naar Nablus, bezoeken we Jalazone, een vluchtelingenkamp van tienduizend inwoners als sardienen gestapeld op één vierkante kilometer. Palestijnen verdreven van de kust leven hier sinds 1948 in de schaduw van nederzetting Beit El, een van de eerste en met vijfduizend inwoners een van de grootste nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Hel en hemel liggen op een steenworp van elkaar.

In Jifna, tijdens de Romeins-Byzantijnse periode een belangrijk kruispunt van karavaanroutes en geroemd voor de uitstekende abrikozen, ontvangt Rawda met olijven en druiven uit eigen tuin. De gastvrouw van het lokale B&B spreekt vlekkeloos Engels en weet wat westerlingen verwachten. De kamers zijn gezellig en kraaknet, de zithoek biedt draadloos internet en gasten ontvangen is haar manier om het Palestijnse verhaal te vertellen. Het leven kan hier zo mooi zijn. Van heinde en verre komen bezoekers naar de goede restaurants van het dorp, waar gegrilde kip als specialiteit geldt en waar bovendien alcohol geschonken wordt.

Wie de heuvels rond Ramallah verkent, begrijpt waarom voor dit land gestreden wordt. Olijfbomen domineren de glooiende heuvels, met hier en daar een eeuwenoud dorp rond een moskee. Vredig, zo lijkt dit ritje door berg en dal. Tot we plots stilstaan aan de rand van een dorp, dertig kilometer ten noordwesten van Ramallah. Zoals elke vrijdag betogen de inwoners van Nabi Saleh tegen de settlers van de illegale joodse nederzetting Halamish, die de helft van de landbouwgrond in beslag namen. Enkele jongelui met vlaggen trekken op door de velden, vrouwen zingen en traangas legt een wolk over het boerendorp. “Dan maar via een andere weg”, lacht de altijd optimistische archeoloog. “Vooruitgang : zelfs deze veldwegen zijn nu geasfalteerd.”

Via de sluipwegen van de intifada omzeilen we de wegblokkade. Reizen op de West Bank vraagt een grondige terreinkennis, en vooral veel kennissen. Als we op de terugweg (het is vrijdag, steevast een drukke manifestatiedag) met een lege benzinetank voor de tweede keer op een Israëlische militaire post botsen, helpt de Palestijnse solidariteit. Binnen de kortste keren duikelt onze gids enkele liters brandstof op en slaan we alweer een andere sluipweg in. Adel wenst zijn Belgische bezoekers per se de brouwerij van Taybeh te tonen. Sinds 1995 brouwt een Palestijnse zakenman hoog op de flanken van Tel Asur bier als uitdrukking van vrijheid, democratie en hoop. “Voor bierliefhebbers, ongeacht hun religie, cultuur of etnische afkomst”, lees ik op het flesje.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

“DE BEZOEKERS VAN DE GEBOORTEKERK WETEN MEESTAL NIET IN WELK LAND ZE ZICH BEVINDEN.”

“MAG JE ZO EEN ONRECHT VERFRAAIEN, OF TOON JE HET IN AL ZIJN KALE LELIJKHEID ?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content