Vandaag, precies twee weken nadat ik in Parijs bestolen ben, besef ik pas dat zoiets lichtjes traumatiserend is. Deze nacht nog schrok ik wakker, badend in het zweet. Te midden van een massa mensen had iemand mijn handtas gepikt. En ditmaal was ik niet alleen mijn geld en papieren kwijt, maar ook mijn sleutels en gsm, zodat ik een hele nacht wanhopige pogingen heb gedaan om mijn bankkaarten te blokkeren en de sloten van mijn huis te vervangen. Zonder resultaat overigens, want gigantische bedragen die nooit op mijn rekening hebben gestaan, moest ik aan de bank terugbetalen. Mijn kinderen werden ’s nachts van hun bedjes gelicht, en verdwenen voorgoed uit mijn leven, zonder één spoor achter te laten.

In realiteit valt het allemaal wel mee. In totaal ben ik zo’n 350 euro kwijt én al mijn papieren. Nieuwe betaalkaarten bemachtigen, dat gaat het snelst. Wees gerust, de banken zorgen er wel voor dat je zo snel mogelijk weer geld kunt uitgeven. Maar voor de overige documenten moet je wachten, formulieren invullen, aangifte doen, betalen, verklaren, verantwoorden en nog eens wachten. Alles welbeschouwd is de schrik het ergst. Het onbehagen. De verontwaardiging, ja, zelfs het ongeloof dat ik mij voortaan nooit meer van punt A naar punt B zal kunnen verplaatsen zonder voortdurend op mijn hoede te zijn, voorzorgsmaatregelen te treffen, mensen te wantrouwen, zelfs zij die vriendelijk en behulpzaam zijn. Met hernieuwde energie maan ik mijn kinderen tot voorzichtigheid aan. Nooit met vreemde mensen meegaan, niets (geen geld, geen koeken, zelfs niet het kleinste snoepje) van onbekenden aanvaarden, fietsen altijd op slot. Zelf heb ik mijn handtas vervangen (nooit meer een rugzakmodel, dat zweer ik) en hou ik ze voortdurend en angstvallig in de gaten. Als ik door de stad rijd, vergrendel ik de deuren van mijn wagen, iets wat ik voordien nooit gedaan heb.

Gefascineerd, alsof het om een groot complot gaat, luister ik naar de home-, car- en bagjackingverhalen van vrienden en collega’s. Vreemd genoeg raak ik de laatste dagen ook allerlei spullen kwijt: mijn sleutels, zonnebril, horloge, ja, zelfs mijn nieuwe Visa. Dat laatste durf ik zelfs niet aan de bank te melden. Stel je voor, twee nieuwe Visa-kaarten in twee weken tijd, dat vind ik zelf schandalig. Bovendien weiger ik ervan uit te gaan dat ik alweer bestolen ben. Vandaag of morgen zal die kaart heus wel ergens opduiken.

Zelfs mijn moeder, die een half jaar geleden overleden is, duikt vaker dan anders in mijn dromen en gedachten op. Ik zie haar opvallend vaak. Tussen toevallige voorbijgangers op het trottoir, een schim op straat, in het verkeer, de stad of de winkel. En dan verdwijnt ze weer. Opnieuw en opnieuw beleef ik haar laatste dagen. En die donkere, troosteloze nachten naast haar sterfbed.

O, het leven is intussen best weer in de plooi gevallen. Alles draait en zwaait, met grote passen en relatief weinig zorgen stap ik weer door het leven. Tot die zware donkerte, met steeds langere tussenpozen weliswaar, mij weer beklemt. Zoals vorige zondag, na dat sms-berichtje van mijn vader: “De steen ligt eindelijk op het graf.” Dus reed ik met de kinderen naar het kerkhof. En net toen ik de parking opdraaide, kwam ook mijn oudste zus daar aangefietst, en zagen we beiden, in de verte, mijn vader bij het graf staan. We gingen naar hem toe, en daar stonden we dan, stil en zwijgend naast elkaar. De marmeren steen was mooi, maar hard, keihard. Koud en definitief. En daar was dat verdomde gemis weer, en gelukkig ook de armen van mijn puberzoon die mij als een baby zachtjes heen en weer wiegde. Waarom brengt winst meestal slechts korte euforie, en verlies langdurige pijn? Of zie ik het te somber, en is mijn waarneming vertekend door de symptomen van lichte, posttraumatische stress?

ANNEMIE STRUYF, (TESSA VERMEIREN IS MET VAKANTIE)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content