PLANTEN de specialist
Meer dan vierhonderd rozen heeft hij een naam gegeven. Louis Lens is ongetwijfeld de belangrijkste rozenkweker van onze tijd. Kennismaking met een groot, maar bescheiden man.
“Je hebt veel ruimte nodig, veel tijd, geduld en geld. Maar vooral veel geduld.” Vierenzeventig is hij nu. Opvallend rustig en in gedachten verzonken, poseert hij in de oude serre. Om zich heen enkele schatten waarvan alleen hij de geschiedenis kent, tientallen nieuwe rozen, wachtend op de ultieme beslissing en op de naam die ze zullen dragen na tien jaar selecteren en observeren. Pas dan mogen ze zich bij de grote familie voegen van de meer dan vierhonderd rozen die hij een naam heeft gegeven.
Zijn serres zijn vandaag wat rest van de kwekerij van Louis Lens, die op haar hoogtepunt – tussen de twee wereldoorlogen in – honderdvijfenveertig hectare groot was. Louis Lens, de grootvader van de huidige Louis Lens, startte het bedrijf op in Wavre-Notre-Dame (ja, in het Frans) in 1870. Hij kreeg vijf zonen, waarvan er drie in het familiebedrijf werden tewerkgesteld. Ze kweekten bomen en struiken voor tuinen en aanplantingen. Maar rozen werden algauw hun paradepaardje. Met meesterlijke hand wisten ze een catalogus samen te stellen met de laatste nieuwigheden die op de markt waren.
Hun organisatie liep gesmeerd. “We probeerden zoveel mogelijk catalogi van concurrenten vast te krijgen, waar ter wereld ze zich ook bevonden. Zodra we iets zagen wat ons interesseerde, contacteerden we de verantwoordelijke voor landbouw op de Belgische ambassade ter plekke met de vraag of hij voor ons van de nieuwigheid in kwestie een of twee exemplaren wilde kopen, zonder onze naam te noemen – anders zou hij ze niet hebben gekregen. Al die nieuwigheden uit Noord- en Zuid-Amerika, Japan en noem maar op, werden ons dus toegestuurd met de diplomatieke post. In de winter maakten we dan stekjes in turf die we tot 30Ā° C verwarmden. Twee rozelaars leverden met deze methode in november een twintigtal stekjes op. In mei, dus zes maanden later, hadden we drieduizend stekken, wat soms meer was dan de kweker van de nieuwe variĆ«teit zelf op de markt kon brengen.”
In 1930 bevatte de catalogus meer dan negenhonderd rozelaars, waaronder een indrukwekkend aantal nieuwe soorten.
Maar toen kwam de oorlog, die de bedrijvigheid helemaal stillegde. De archieven en de grote bibliotheek verdwenen spoorloos. De jonge Louis, die dolgraag wiskunde had gestudeerd, werd naar de land- en tuinbouwschool in Vilvoorde gestuurd. Een manier om te ontsnappen aan dwangarbeid in Duitsland.
Toen hij in 1947 bij zijn vader en zijn oom in de zaak kwam, restte bijna niets meer van de kwekerij. “De rozen waren ons paradepaardje en we hadden er geen meer!” Hij zou de rozen dan ook leren kennen door mee te lopen met een ploegbaas. “We kenden bijna al onze klanten, velen hadden grote tuinen. Dus gingen we daar stekjes afnemen van de rozelaars die we vroeger aan hen verkocht hadden. Uiteraard hebben we niet alles teruggevonden, maar op die manier heb ik tenminste kennis kunnen opdoen.”
Een rozenkweker die zichzelf respecteert, mag zich niet tevreden stellen met de bekende soorten. Hij moet voortdurend op zoek gaan naar nieuwe dingen, zelf nieuwigheden creĆ«ren en zich aanpassen aan de veranderende smaken. Onmiddellijk na de oorlog verschenen er nieuwigheden bij de vleet, alsof ze al die jaren ondergedoken waren gebleven. Bij Meilland in Frankrijk – Francis Meilland was toen hoogstens 25 – nam de jonge generatie de teugels in handen. Ze gaf meteen de toon aan en veranderde de referentieplanten die gewoonlijk voor kruisingen werden gebruikt. In Duitsland maakte Kordes naam. Dat was de glorietijd voor de grootbloemige hybride theerozen, felgekleurde exemplaren voor bloemperken. Met de bevrijding pakte Meilland uit met een roos die in 1945 de toepasselijke naam Peace kreeg, maar die tegenwoordig beter bekend is onder de naam Madame A. Meilland. “Die roos zorgde voor opschudding onder de rozenkwekers. Het was een grootbloemige hybride theeroos, maar steviger en sterker dan de al bestaande soorten, met mooie, glanzende bladeren en gele bloemen met een roze rand. Even later kwam Kordes met IndĆ©pendance op de proppen in het oranje. Die heb ik gekruist met Karel Herbst en zo verkreeg ik een roos van de kwaliteit van Madame A. Meilland, maar in het rood. In 1958 zag Dame de Coeur het licht en dat werd de klassieke rode roos.”
Daarna werkte Louis Lens verder met snijrozen – polyantha en floribunda – en in 1963 verkreeg hij Pascali, waarmee hij het grootste aantal onderscheidingen behaalde en in 1991 de meest gegeerde onderscheiding: de Award of Fame. Het is ook vandaag nog altijd de mooiste witte roos.
In 1983, twintig jaar na Pascali, bracht hij een andere uitzonderlijke roos op de markt, Rush, die eveneens beladen werd met medailles. Ook al behoort Rush tot de snijrozen, toch is ze een van de talloze resultaten van het enorme werk dat Louis Lens met botanische rozen heeft verricht.
“Ik ben begonnen met het planten van botanische soorten om hun vorm en gedragingen te bestuderen. De afkomst van deze rozen was niet echt bekend, er werd veel verondersteld. Ik heb zelf veel onderzoek gedaan en Rosa gallica, damascena en andere onderling gekruist, niet met de bedoeling om vooruit te gaan, maar achteruit, terug te keren naar de oorsprong.”
Al dat zoekwerk kon niet anders dan uitmonden in een betere kennis van de intrinsieke kenmerken van elke soort of variĆ«teit. En vanuit die kennis, vanuit die stukjes genetische identiteit, is onze tovenaar aan het werk gegaan. Zoals elke goede geneticus had Louis Lens zijn doelstellingen bepaald. Vanuit een commerciĆ«le logica had hij zich moeten interesseren voor wat op dat ogenblik furore maakte, namelijk grote rozen in felle kleuren die op alle toenmalige wedstrijden door alle jury’s geloofd en geprezen werden. Dat was in de jaren ’60. Maar zoals de Engelse eerwaarde Pemberton een halve eeuw eerder, sloeg Louis Lens toen een andere weg in en stak bijna al zijn energie in hybriden van Rosa moschata.
Van de meer dan vierhonderd variƫteiten die hij op zijn naam heeft staan, bestaat minstens een kwart uit hybriden van Rosa moschata. Rosalita, de roos die Koningin Paola vorig jaar voor zichzelf uitkoos, is daar een van.
Dentelle de Malines en Pleine de GrĆ¢ce zijn de schoolvoorbeelden van de unieke wijze waarop Louis Lens nieuwe rozen uitvindt. Zijn eerste criterium is het artistieke aspect, de kwaliteit en de schoonheid van de bloem. Deze niet-remonterende of -herbloeiende rozelaars onderscheiden zich door een langdurige en prachtige bloei. Over Pleine de GrĆ¢ce bijvoorbeeld kunnen we lezen: “Is de maand juni daar, dan lijkt deze grote rozelaar met zijn heldere, gezonde en gesatineerde bladeren wel bedekt met sneeuwvlokjes. Ontelbaar zijn de grote egelantierbloemen die de ene tegen de andere langs de stengels groeien. Daarna verschijnen grote trossen ronde vruchten die de hele zomer lang rijpen tot ze vermiljoenrood zijn.”
Dentelle de Malines en Pleine de GrĆ¢ce zijn dan wel hybriden van moschata, maar ze hebben ook nog andere botanische voorouders zoals Rosa helenae, Rosa filipes en Rosa brunonii.
Als je al meer dan vijftig jaar intensief met het kweken van rozen bezig bent, dan kan je natuurlijk heel wat verhalen vertellen. Zo had Louis Lens zijn zinnen eens gezet op de Rosa bracteata. Jaren heeft hij moeten zoeken om planten van deze soort te pakken te krijgen. Toen begon hij ze te kruisen, maar zonder succes. De jonge bottels weigerden te rijpen en zaden te vormen. “Op een mooie dag kreeg ik een groep dames van de BFAS ( Belgian Flower Arrangement Society) op bezoek. Een van hen vroeg me de oorsprong van de naam Rosa bracteata. Ik legde uit dat bracteata verwees naar de schutbladeren van de bottels en om mijn uitleg kracht bij te zetten, begon ik de schutbladeren van enkele bottels een voor een af te pellen. Een week later waren die vruchtjes volumineuzer geworden. Het waren dus de schutbladeren die de vruchten beletten te rijpen. Toen ben ik Rosa bracteata beginnen te kruisen met Rosa rugosa en daaruit zijn Pink Surprise, White Surprise en onlangs nog Jelena De Belder voortgekomen.”
Het werk van deze bevlogen rozenkweker is bijna niet meer te overzien. Hij heeft ook schitterende prestaties geleverd met kruiprozen, bodembedekkers dus. Zijn favoriete is nog altijd Green Snake, die je ook wel aantreft onder de Franse naam Serpent Vert. Hij is er zichtbaar trots op en zet met gebaren zijn woorden kracht bij. “Ook zonder bloemen hou ik van Green Snake. Ze vormt zo’n mooi tapijt, met sterk glanzende bladeren. Ziektes hebben er geen vat op. Ze is het resultaat van twee botanische soorten: Rosa wichuraiana, met bladeren die heel dicht op elkaar groeien, en Rosa arvensis, een soort uit onze Ardennen die je in weiden aantreft, maar waarvan de bladeren wel 20 cm uit elkaar staan. Door deze twee te combineren heb ik een uitstekende bodembedekker gevonden met bloemen die elkaar snel opvolgen.”
De lijst van bodembedekkers is lang. Ik noem nog de niet-herbloeiende White Spray en Pink Spray, waarvan een van de ouderplanten Rosa wichuraiana Yakachinensis is, een compacte mutant afkomstig van een rozelaar die bestraald is geweest door de bom op Hiroshima. De kroonbladeren zijn hard en houden hun kleur wel drie weken lang, dat wil zeggen tot op het einde van de bloei.
Er is ook nog de altijd bloeiende Running Maid. De takken buigen onder het gewicht van de bloemen. Wanneer ze verwelkt zijn, schieten nieuwe takken die op hun beurt bloemen dragen.
Louis Lens noemt nog heel wat soorten op en voegt er telkens de belangrijkste kenmerken aan toe. “Ooit heb ik de bloemen willen tellen van Tapis Volant, een herbloeiende bodembedekker. Ik telde er vijfhonderd aan Ć©Ć©n tak!”
Terwijl hij zijn verhaal doet, haalt hij ook praktijken op die nu verdwenen zijn. “De Vilmorins in Parijs boden zaden van Rosa multiflora Nana aan. Kasteelheren van voor de oorlog zoomden daar hun lanen mee af. De pas ontkiemde planten gaven al een bloem zodra ze 10 cm hoog waren. Je hoefde maar te snoeien en ze waren weer vertrokken. Ik selecteerde dus een multiflora Nana tussen mijn zaailingen. Ze werd iets hoger dan de andere. Ik vond het een mooie plant zonder echter goed haar waarde te beseffen. Ik heb ze per toeval ontdekt door ze te kruisen met Ballerina, een hybride van moschata, verkregen in 1937 door Bentall. Zo is Rush geboren.”
Louis Lens praat honderduit. Hij zou nog dagen kunnen vertellen en aan ophouden met werken denkt hij ook nog niet. Dit jaar presenteert hij Bukavu, waarvan de opbrengst bestemd is voor een humanitair doel, en Louis Rambler, de eerste roos die zijn eigen naam draagt.
Al meer dan vijftig jaar staat zijn leven in het teken van de roos, maar het werk is natuurlijk nooit af. “Er verloopt tien jaar tussen het ontkiemen van een zaadje en het presenteren van een roos. En dan reken ik nog niet wat er tussenuit valt, zelfs na negen jaar observatie. Neem nu het voorbeeld van de kruisingen tussen Rosa bracteata en Rosa rugosa. De eerste vorstperiode was bij -2Ā° C. De tweede bij -40Ā° C. Al heeft een rozelaar nog zulke mooie bloemen, als hij inzake vorstbestendigheid op de bracteata lijkt, dan moet je hem weggooien. Ik ben ook onvermurwbaar wat de weerstand tegen ziekten betreft. Ik wil rozen promoten die zo gezond mogelijk zijn.”
Het gebeurt niet zelden dat een roos het licht niet ziet, gewoon omdat ze al achterhaald is door een andere creatie van Louis Lens. Je mag er alleszins van overtuigd zijn dat er nog veel werk aan de winkel is. De kleur rood bijvoorbeeld is nog maar nauwelijks geƫxploreerd bij de hybriden van moschata. Aan ideeƫn geen gebrek, want Louis denkt daar opnieuw rood in te brengen met Kew Rambler, een natuurlijke hybride ontdekt in de koninklijke plantentuin van Londen.
Anderzijds zijn er ook dingen die hij nu betreurt. “Ik heb mooie dingen weggegooid zonder het te weten. Soms gooi je iets weg, omdat je niet beseft wat het waard is. Ik had ooit een floribunda met enkelvoudige bloemen. Grote, lichtroze bloemen. Een roos die zich gemakkelijk voortplant. Ik had zaadjes van deze variĆ«teit gezaaid. Daar waren prachtige plantjes van gekomen, maar ik had de moederplant niet meer om nieuwe kruisingen uit te proberen en de onvolkomenheden weg te werken.”
Terugblikkend op zijn carriĆØre kan hij maar Ć©Ć©n ding besluiten: “Vijftig jaar is te weinig. Je verliest veel tijd. Als ik kon herbeginnen met de kennis en de ervaring die ik nu bezit, dan zou ik veel sneller kunnen gaan!”
Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier