Ze staan met hun linkervoet in de mainstream en met hun rechter erbuiten. Ronan en Erwan Bouroullec, ten strijde tegen het status-quo.

Jesse Brouns

De fiets moet buiten wachten, vastgeketend aan een verkeersbord dat door een zware weggebruiker half uit het trottoir is gereden, de reporter wordt verwacht in de gehuurde ex-schuur van de Bouroullecs, tussen leegstaande entrepots, aan de overkant van een bejaard appartementsgebouw. De ruimte is vensterloos maar helder, en wordt verwarmd middels een luidruchtige blaasmachine. Twee verdiepingen hoog, wit geschilderd en spaarzaam ingericht, voornamelijk met eigen werk, zodat het atelier een beetje kan worden beschouwd als een miniatuurmuseum: een rek van wit piepschuim, stalen stoelen die zwaarder zijn dan ze eruitzien, een tapijt in cirkels, een gehalveerde tabouret (het resultaat van een verblijf in Vallauris). De koffie wordt geschonken in de kopjes die ze maakten in opdracht van Habitat, de internationale keten van meubelzaken.

“We hebben geen indrukwekkend kantoor in het hart van de stad”, zegt Ronan Bouroullec, de oudste van de twee broers (hij wordt dit jaar 31, Erwan is zes jaar jonger). “We hebben zelfs geen briefpapier. We houden de structuur liever klein.” Hun loonlijst is dan ook bescheiden: zelden meer dan zes werknemers, hoofdzakelijk studenten en stagiairs.

De internationale doorbraak van de in Quimper, Bretagne, opgegroeide designers kwam in de vorm van een keuken, de cuisine désintégrée, licht en gemakkelijk te demonteren, gemaakt van plastic en aluminium, een ontwerp van Ronan. De keuken werd tentoongesteld in de zalen van het Via, de overheidsinstelling belast met de promotie van het Frans design. Giulio Cappellini, eigenaar van het gelijknamige merk en incontournable in de designwereld, zag de tentoonstelling en zocht contact met Ronan. De keuken werd vervolgens ontwikkeld voor Units, een onderafdeling van Cappellini. De carrière van één Bouroullec was gelanceerd.

In 1999 presenteerde Cappellini in Milaan een houten tafel met een top van transparant glas en een rek volgens hetzelfde recept (de lijn Hole), alsook een reeks vazen waarvan de vorm oneindig kon worden gevarieerd (de Vases combinatoires). In het jaar 2000 deed de jongere Bouroullec zijn officiële intrede in Milaan, bij dezelfde fabrikant, met een veredelde boomhut op stelten. Sindsdien hebben ze gewerkt “als bruten”.

“Cappellini heeft ons enorm geholpen”, geeft Ronan graag toe. Het belangrijkste merk van de Italiaanse meubelsector, zeker wat hype en imago betreft, trekt in Milaan goed 98 procent van de aandacht naar zich toe, daar blijf je als designer niet onopgemerkt.

“Ons werk voor hen heeft geleid tot zeer gevarieerde opdrachten. We werken almaar meer voor grote industriële bedrijven, zoals Seiko of Seb. Bedrijven waarvan design niet onmiddellijk de basismaterie is. Dat soort merken is het niet gewoon om met designers te werken, maar dat is net interessant. We houden van diversiteit. We werken net zo goed voor grote bedrijven als voor kleine, evenzeer aan groot- als aan kleinschalige projecten. Juwelen en architectuur.” Voor Smak – een merk uit IJsland dat alleen zijn naam deelt met het Gentse museum – ontwierpen de Bouroullecs een hoofdtelefoon van zilver. Architectuur staat nog op de verlanglijst (tenzij men hun allesbehalve waterdichte cabanne, op deze pagina’s afgebeeld, als architectuur beschouwt). Ze willen graag van alles wat.

“Als het om opdrachten gaat, proberen we te begrijpen waar een bedrijf goed in is, en wat minder goed werkt. We zijn professionals, zij het op een beperkte manier.” Dat betekent het volgende: “Als je voor een sector werkt waar je niets van kent, dan is de kans groot dat je met nieuwe ideeën aankomt.” Ze citeren een recente opdrachtgever, het Duitse bedrijf Vitra, vermaard om zijn kantoormeubilair en zijn heruitgaven van onder andere Verner Panton, Charles Eames en George Nelson. “Vitra heeft ons gevraagd om na te denken over nieuwe typologieën voor het bureau: wat kan er veranderd worden – en het liefst verbeterd – aan de manier waarop mensen werken in een kantoor. Maar zelf hebben we nooit in een kantoor gewerkt, het is niet echt een materie waar we vertrouwd mee zijn, maar noodzakelijk is dat niet. Je hoeft niet zelf achter een bureau te zitten om vast te stellen dat de wereld mobieler wordt, dat sommige mensen zelden op kantoor zijn. We hebben dus geprobeerd om werkplekken te ontwikkelen die overal kunnen functioneren.”

Het hele project is een uitdaging. Een meubel ontwerpen voor Vitra is nog wat anders dan werken voor de doorsnee Italiaanse fabrikant: de productie ligt veel hoger en de prijs lager. De designer moet dus rekening houden met extra parameters. Kantoormeubilair is ook wat de techniek betreft ingewikkelder dan een fauteuil of tafel voor thuisgebruik. Hoe het Bouroullec-bureau er precies zal uitzien, blijft voorlopig geheim (de officiële voorstelling is later dit jaar gepland). Maar vermoedelijk wordt het een blad op schragen, net als de werktafels in hun atelier. “We verhuizen codes die we zelf appreciëren naar andere momenten van het leven”, zegt Ronan. “Met meubilair is het gemakkelijk kopiëren/plakken. Appeltje c, appeltje v, heet dat voor wie met Apple vertrouwd is.”

Op een soortgelijke manier kopiëren ze de resultaten van wat ze hun experimenteel werk noemen in de opdrachten van grote bedrijven. Die hebben daar geen moeite mee, als het goed is. “De visionairen onder onze opdrachtgevers zien vaak het potentieel van de experimentele projecten.”

Ze verwijzen in dat verband naar hun parasol, ontworpen voor een aan recent werk gewijde tentoonstelling bij de galerie Kreo in Parijs. ” Piero Gandini (van de beroemde Italiaanse lampenfabriek Flos) weet dat zo’n voorwerp hoegenaamd geen bestseller kan worden, en toch neemt hij het risico. De parasol wordt dus ontwikkeld voor industriële productie. Daarnaast maken we ook een versie die voldoet aan commerciële behoeften. Dergelijk onderzoek leidt ons in nieuwe richtingen, het opent nieuwe paden naar het grote publiek.”

Hoe verloopt hun samenwerking precies? “We praten, we maken ruzie, we wisselen ideeën en schetsjes uit.” Erwan werkt op de computer, Ronan verkiest potlood en papier. “We delen alle projecten en dat geeft een zekere dualiteit aan ons werk”, zegt Erwan. “We hebben vastgesteld dat we niet noodzakelijk geïnteresseerd zijn in dezelfde aspecten van een project. Ik ben meer bekommerd om technologie, comfort, materiaalkeuze. Maar we hebben geen vooropgelegde rol. Elk project begint met een discussie aan deze tafel. We kijken naar elkaars tekeningen, wisselen standpunten uit, spelen geestelijke pingpong. Dat beschermt ons tegen te gemakkelijke ideeën.”

“Dat we met ons tweeën zijn, houdt ons scherp. We kennen intussen ons metier. Het zou erg makkelijk zijn om snel onze saus op te warmen: niet alle klanten hebben een even goede kijk op design, maar dat willen we niet. We willen ons tegen gemakzucht beschermen. Ons, en de anderen.”

Ze hebben een beetje het imago van alternativo’s, diehards zelfs (dat ze leven en wonen in het communistische Saint-Denis is al genoeg), maar die reputatie is redelijk absurd, gezien hun vrolijke avonturen in de wereld van het grootkapitaal. Zelf vinden ze dat ze met één voet in de mainstream staan en met de andere erbuiten. “Deel zijn van het beest lijkt ons beter dan aan de buitenkant te staan en niets te doen. We zijn het paard van Troje.” Het onderscheidt hen van een designer als Marti Guixé, die zichzelf als anti-designer beschouwt, en nauwelijks werkt voor de meubelindustrie.

“We hebben er geen moeite mee om toe te geven dat marketing ook belangrijk is, dat het geen kwaad kan daarover te discussiëren.” Het neemt niet weg dat ze sterke, eerlijke, echte voorwerpen willen ontwerpen. “We worden meestal afgeschermd van de marketingafdeling. Mensen als Rolf Fehlbaum van Vitra, of Giulio Cappellini hebben een visie. Ze weten welke richting ze uit willen.”

In de schoonheidsindustrie ligt dat anders. Daar zijn hun ervaringen minder opbeurend. “We hebben aan een aantal voorstellen gewerkt voor parfumverpakkingen, die opdrachten hebben we verloren. De schoonheidsindustrie is zeer zelfbeschermend. De lancering van een parfum vergt een enorm financieel risico. In die sector loopt men op eieren. Daarnaast zijn het ook verdomd moeilijke mensen: je werkt voor een vrouw die zeer modern is, maar terzelfder tijd traditioneel; die 25 is, maar eigenlijk best wel eens 45 zou kunnen zijn; die sexy is en in zichzelf gekeerd.”

Samengevat: “Je zit met een marketingafdeling van vijftig mensen en minstens de helft daarvan wil absoluut zijn mening geven over om het even welk detail.” Een parfumflacon ontwerpen is dus geen droomopdracht voor de Bouroullecs. “Er bestaat maar één manier om een flesje te maken, en je kunt niet anders dan een redelijk steriele discussie aangaan over vorm en over wat die vorm zou kunnen oproepen voor een bepaalde consument.”

Bij de Italiaanse meubelfabrikanten is het cijfervuurwerk minder spectaculair, hun omzet ligt veel lager. “Het aangename aan werken voor de Italiaanse meubelindustrie is dat je voorwerpen niet noodzakelijk overal hoeven te functioneren. Er is niets zo vervelend als een universeel voorwerp.” Onlangs waren de Bouroullecs in Tokio, waar hun voorwerpen en meubilair werden tentoongesteld in de galerie van Issey Miyake, in een gebouw van de gereputeerde architect Shigeru Ban. Miyake liet hun vazen vullen door een specialist in ikebana, de Japanse kunst van het bloemschikken (“Een hele eer, al wilden we eigenlijk liever plasticbloemen gebruiken, maar dat zag Miyake niet zitten”).

In Parijs ontwierpen de broers een winkel voor de klerenontwerper, een filiaal van de geautomatiseerde lijn Apoc, wat staat voor A Piece Of Cloth. De heldere winkel in de wijk Le Marais springt in het oog (in tegenstelling tot het vlaggenschip van Cappellini, om de hoek, dat qua inrichting een beetje tegenvalt). In het Design Museum van Londen opende op 1 februari een overzichtstentoonstelling van hun werk. “De nieuwe directeur, een voormalige journaliste, volgt ons al lang. Ze heeft ons carte blanche gegeven.” En in het pas ingehuldigde Palais de Tokyo, een centrum voor hedendaagse kunst in Parijs, dat een gebouw deelt met het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, tonen de broers eerstdaags hun Audiolab. Daarvoor transformeren ze hun parasols in luidsprekers, zodat het geluid over de luisteraars neerdaalt (Audiolab is een groepsproject, dat werd ingeleid door de designer Patrick Jouin, wiens project te zien was in het Centre Pompidou en in het museum voor moderne kunst van Luxemburg).

Bovendien werken ze nog verder aan meubilair voor Cappellini en Magis: afspraak op de Salone del Mobile van Milaan, midden april. Keukengerief voor Seb en een horloge voor Seiko zijn voor later dit jaar gepland, de lampen bij Flos voor 2003. “We werken aan een twintigtal projecten tegelijk, voor almaar grotere klanten. Op den duur weten we niet goed meer welk product op welk tijdstip uitkomt. We werkten ooit sneller. Dan hakten we wat hout aan stukken, en die lijmden we dan aan elkaar. Dat was het dan. De spelregels zijn nu anders.”

‘The Fabulous Bouroullec Boys’, tot 16 juni in het Design Museum van Londen, 28 Shad Thames, www.designmuseum.org

“Wij zijn het paard van Troje.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content