Pieter Aspe Het echte leven is redelijk vervelend
Hij is met zijn thrillers niet meer uit de top-tien weg te slaan. Ook zijn nieuwste, “Het Dreyse-incident”, speelt weer in Brugge, met de gekende personages. “Ik kan ze toch moeilijk de nek omwringen.”
Vanop zes hoog kijk ik met Pieter Aspe (46) neer op de jachthaven van Blankenberge. Er liggen maar weinig jachten op deze vroege lentedag. Wat verder nemen de polders een eerste zonnebad en nog verder zie ik de torens van Oostende en Brugge. Zijn jongste thriller, “Het Dreyse-incident”, speelt zich weer af in Brugge. Zijn helden, commissaris Pieter Van In en vriendin Hannelore Martens die onderzoeksrechter geworden is, zijn in Brugge blijven wonen. Maar de schrijver is naar Blankenberge verhuisd. Al zo’n vier jaar staat hij in de top tien met zijn thrillers en het ziet ernaar uit dat ook zijn nieuwste en vijfde roman lange tijd op de lijst zal blijven.
Over misdaad schrijven loont blijkbaar?
Pieter Aspe: We doen ons best. (Hij lacht en kijkt in zijn kleine werkkamer naar een paar boekenkasten en een oude vergeelde computer.) Maar Francine, mijn vrouw, en ik hebben niet veel nodig. Maar het is wel waar, aan de haven wonen is duur. Op de rest bezuinigen we. We doen geen uitspattingen, drinken weinig alcohol. (Grinnikt en proeft intussen van zijn legendarische Duvel.) Ik verdien nu ongeveer wat een leraar verdient. En het is ook waar, dat ik al een paar jaar bijna permanent in de top tien sta. Maar wat betekent dat in Vlaanderen? Als er vijftig van jouw boeken verkocht worden, dan kan je ook in de top tien staan. Veel meer wil dat niet zeggen. Het is alleen interessant als je lange tijd nummer een of twee of drie bent. Dan verkoop je goed. Het is natuurlijk altijd goed voor je ego als je op de lijst staat. Ik heb vier thrillers geschreven en daarvan zijn er nu in totaal een 70.000 verkocht. Ik zal heel tevreden zijn als “Het Dreyse-incident” de 30.000 haalt.
Maar nog eens, ik heb niet zo veel wensen, met een auto rijd ik niet. De kinderen zijn de deur uit. Die flat geeft wat zekerheid. Want van schrijven leven, dat blijft toch een risico.
Je hebt ook voor televisie gewerkt?
Ja, ik heb een paar scenario’s geschreven voor “Heterdaad” en “Recht op Recht”. Ward Hulselmans is de vader van “Heterdaad” en hij was er zo een beetje op uitgekeken. Ik heb dan twee treatments geschreven zoals dat in het jargon heet. Om het eenvoudig te zeggen is dat het draaiboek, dus zonder de dialoog. Maar ik werk liever aan een misdaadroman. Dat ligt mij beter. Ik moet dan geen rekening houden met een regisseur of met praktische problemen. Hoeveel iets gaat kosten om het te verfilmen bijvoorbeeld. Soms vroeg men mij om steeds maar nieuwe versies van een verhaal te schrijven tot iemand zei: ‘Waarom doe je het niet zo’, en dat bleek toen de eerste versie te zijn. Ik vergelijk het met een componist. Die schrijft een stuk, de dirigent en de muzikanten voeren het uit en leggen wel wat accenten. Maar de componist herkent tenminste zijn werk nog. Als je een scenario schrijft is dat anders. En daarbij moet je soms heel snel werken en beschikbaar zijn. Dat wordt al vlug een fulltime job en van in het begin had ik gezegd dat ik dat niet wou.
Mis je voor je werk de sfeer van Brugge niet?
Ik heb er lang genoeg gewoond om de sfeer te kennen. Die verandert niet, net als het stratenpatroon niet verandert. En Brugge is niet ver van hier. Als ik iets nodig heb, wat decor, dan ga ik erheen. Bovendien: mijn boeken evolueren. In “Het vierkant van de wraak” en ook in “De Midasmoorden” was de stad in zekere zin ook een personage. Dat is in “De kinderen van Chronos” en in “De vierde gestalte” al veel minder het geval. En nog veel minder in mijn nieuwste thriller. Het gaat steeds meer om mensen die iets beleven, met elkaar praten, met elkaar iets doen. De misdaad is totaal onbelangrijk. Er moet iets opgelost worden, ja, maar dat is de hoofdzaak niet.
Op het eerste gezicht merk je dat misschien zo niet, maar ik ga ook meer en meer autobiografisch schrijven. Onbewust. Het is Francine die me daarop wijst. Ik gebruik dingen uit het dagelijks leven. Nog niet uit mijn jeugd, dat komt nog wel. Je merkt het ook aan de personages. Van In natuurlijk, maar het gaat niet alleen om de Duvel die hij drinkt. De homofiele Versavel, daar steek ik ook een beetje van mezelf in. En eigenlijk ook in Hannelore, de vriendin van Van In.
Ik zie hier minder mensen dan in Brugge, maar ik heb geen mensen nodig om personages te verzinnen. In Brugge heb ik er genoeg gezien. Zo’n twee miljoen per jaar toen ik conciërge was in de Heilig-Bloedkapel. In Blankenberge kennen ze mij wel, maar daar blijft het bij. Soms vragen ze mij wel eens of ik rijk ben, en dan zeg ik ja. Meer is dat niet.
Wat deed je voor je begon te schrijven?
Francine en ik leefden op een boerderijtje en herstelden er oude meubeltjes. Op een bepaald ogenblik zaten we helemaal aan de grond en we hadden twee kinderen van een jaar of tien. Toen vroeg de pastoor van de Heilig-Bloedkapel ons om een paar zaken op te knappen, te boenen en zo. Dat moest gebeuren toen de kapel dicht was. Enige tijd later ging de conciërge met pensioen en we hebben zijn werk overgenomen. We hadden een dak boven ons hoofd, ik had werk. Ik was ook koster en verkocht tickets voor het museum. Om de job te krijgen heb ik alleen maar moeten zeggen dat ik gedoopt was.
In de jaren ’70 zat ik bijna in de gemeentepolitiek. Ik was werkloos en een vroegere leraar vroeg me om op een lijst te staan. Ze hadden een nieuwe partij opgericht en kwamen iemand te kort. De bedoeling was de meerderheid van de CVP te breken. Dat is gelukt, maar wij werden in feite gebruikt. Ik was bijna gekozen als gemeenteraadslid, ik kreeg zo’n 1400 stemmen. Ik heb er wel nog een mandaat aan overgehouden: ik werd commissaris voor zeewaterontzilting. De bedoeling was dat een intercommunale een fabriek zou bouwen om zeewater te ontzilten. Daar is niets van in huis gekomen. Ik kreeg 5000 frank per maand vergadergeld maar ik ben er na een paar maanden uitgestapt. Het was al te zinloos. En voor al die mandaten was er natuurlijk ook nog ruzie binnen de nieuwe partij. Ik zat alleen in de raad van de partij en we waren amateurs. Ik zag al vlug dat ook de anderen amateurs waren, die mensen die al twintig jaar in de politiek zaten. Leuk was wel dat ik er een job aan heb overgehouden. Een werkloze als verkozene, dat kon niet. Ik kreeg dus een tijdelijke job als studiemeester-opvoeder. Maar een vaste aanstelling heb ik nooit gehad. Ik was niet meer nodig voor de partij.
Waarom ben je dan beginnen schrijven?
Ik heb daar al veel verhaaltjes over verteld. Het dichtst bij de waarheid is dat ik mijn eigen baas wou zijn. Zo eenvoudig is het.
En het verst van de waarheid?
Ik heb ooit gezegd dat het allemaal het gevolg was van een weddenschap met een vriend uit Oostende. We zouden in 1992 binnen het jaar een boek schrijven. Van die weddenschap is niets waar. Maar het boek bestaat wel. (Neemt uit het boekenrek een map waarop 24.11.92 staat en de titel “De Oxymorontheorie”). Ik heb dat nog aan niemand laten zien. Het is een heel serieuze roman over een man die een heel liederlijk bestaan leidt en wil bewijzen dat God bestaat. Hij slaagt daar nog in ook. Er is nogal wat verkeerd met het boek, maar ik zal het ooit nog wel eens herwerken. Ik had van mezelf geëist dat in de titel zowel de letter x als de letter y zou voorkomen. En daarin ben ik geslaagd.
Even terug naar de politiek. Over partijpolitiek schrijf je niet in je boeken.
Hier en daar laat ik een personage wel eens een zinnetje zeggen, maar daar blijft het bij. In Brugge waren ze na het eerste boek ijverig op zoek naar wie die commissaris wel zou kunnen zijn, en in het tweede boek komt een burgemeester voor van wie de naam nogal lijkt op die van de huidige. En zo komen de verhalen vanzelf. Goed zo. De fantasie komt los. Veel dingen die ik helemaal niet geschreven heb, heeft men toch gelezen. Merkwaardig, niet?
Maar uit je thrillers is het moeilijk je eigen politieke voorkeur te distilleren.
Die heb ik ook niet. Je kan wel merken dat ik niet voor het Vlaams Blok ben, je weet zo waarheen dat leidt. En voor Agalev ben ik ook al niet omdat groen een ander soort dictatuur aan het worden is. Het is zo een van hun ideeën dat we al onze vuilnis moeten sorteren. Als er een container in de buurt staat, dan zal ik mijn flessen daarin gooien. Maar als die container twee kilometer ver staat, dan doe ik dat niet. Want dan heb je een auto nodig. En dat is de grootste vervuiler. Ik zou moeten beloond worden omdat ik geen auto heb, maar ik kan mijn afval niet sorteren omdat ik er geen heb. In het gebouw hier zijn de vuilniskokers dichtgemetseld. Voor de hygiëne. Wat moeten de mensen doen met hun afval? Op het balkonnetje plaatsen tot de vuilniskar komt. En dan begint het te stinken na drie dagen. (Windt zich op). Het is een stokpaardje van mij, maar ik denk dat de industrie de groenen steunt. Om bijvoorbeeld te beletten dat we nog thuis eten klaarmaken. Koop diepvries of ga op restaurant, of eet vooraf bereide spullen. Dan heb je geen last meer met organisch afval. Probeer nog maar eens in een klein appartement zelf vis klaar te maken of mosselen, zonder dat de resten gaan stinken.
Doe je nog research voor je boeken?
Het mag niet opvallen in een thriller. Zaken zoals de politieprocedure of de manier van werken bij het gerecht ken ik. En als er al eens een fout instaat, ja, die fouten worden in werkelijkheid ook gemaakt. Advocaten zitten daarop te wachten. Er worden nog altijd huiszoekingen gedaan zonder toelating. Voor “Het Dreyse-incident” heb ik me laten informeren over hoe een bank in heel korte tijd kan worden overgenomen door een beursmakelaar zonder dat daar veel heisa rond wordt gemaakt. Dat is hier in West-Vlaanderen trouwens ook gebeurd. In het boek vind je dat maar terug in pakweg twintig regels. Van het ogenblik dat ik weet dat het kan, moet ik daar niet al te veel details over geven. Dat verveelt.
Als er in mijn boeken al een boodschap staat, dan is het: mensen stel je niet fanatiek op. Ik haat kerels die uit hun nek kletsen. Er zijn heel veel mensen, ook schrijvers, die het systeem aanvallen maar die er zelf de grootste exponenten van zijn. Al wat ze interesseert is geld verdienen. Dat is op zich niet slecht, maar dan moet je niet fanatiek uit de hoek komen, alleen om te scoren.
Aan wie denk je?
Aan Lanoye bijvoorbeeld. Die is zelf op zoek om zijn geld te beleggen. Brusselmans heeft dat minder. Die neemt zichzelf niet au sérieux, denk ik toch. Dan word je ook nooit fanatiek. Dan mag je rare dingen vertellen, iedereen weet van wie het komt en er kan worden gelachen.
Als je een misdaadroman schrijft, ben je dan beperkt door het genre?
Nee, maar ik zit nu wel vast aan een paar personages, ik kan ze moeilijk de nek omwringen. De lezers zouden het mij kwalijk nemen, dat hoop ik toch. Ik wil er nog een tijdje mee voortdoen. Dat wil niet zeggen dat ik niet eens wat anders ga doen. Maar naar de eeuwigheid streef ik niet. Ik moet geen groot literair talent worden. Van de meest beroemde schrijvers kent na vijftig jaar niemand nog een titel. En als dat wel zo is, dan horen ze tot de absolute top. Heel wat collega’s schrijven voor de eeuwigheid, maar ze geven het niet toe. Ik vind het al prettig als mensen zeggen dat ze een boek van mij hebben gelezen en het goed vonden. En als ze morgen wat anders doen, is dat prima. Veel is toch ontspanning. Een beetje spanning, een beetje drama. Iets wat niet het echte leven is, want het echte leven is toch redelijk vervelend.
Heb je zelf veel misdaadromans gelezen?
Nu meer dan vroeger. Frederick Forsyth ja, en vooral Edgar Allan Poe en John Flanders. Chandler ken ik van de film. Nu volg ik vooral wat in Vlaanderen geschreven wordt. Van Jef Geeraerts heb ik veel geleerd. Hij wijdt soms nogal uit, maar hij heeft een stijl waar vaart in zit. De boeken van Bob Mendes vind ik niet slecht, maar hij neemt zich te veel au sérieux. Stefan Broeckx hetzelfde. Holsters schrijft niet meer, maar die ligt mij meer. Staf Schoeters had beter verdiend.
Je bent nu voor het eerst vertaald.
Ja, in het Tjechisch. Vreemd toch dat een Vlaming daar gelezen wordt. Het is een heel goedkope uitgave van “De kinderen van Chronos”. Een soort pulpeditie. De mensen hebben daar allicht niet veel geld om boeken te kopen. De uitgever vertelde me dat de vertaling er kwam omdat ze van Dutroux gehoord hadden en mijn thriller wat te maken heeft met de verdwijning van kinderen.
Voor het ogenblik heb ik het wat rustiger. Ik werk weer aan een jeugdboek. Het speelt onder meer in Jemen en Somalië.
Je hoort van jouw thrillers wel eens zeggen dat de sfeer sterker is dan de plot.
Een plot die voor honderd procent klopt, wie zet die neer? Ik vond fouten bij Geeraerts, bij Forsyth, bij Agatha Christie. Je kan het zo ingewikkeld maken dat niemand nog merkt dat er iets niet klopt. Er bestaan niet veel echt goede plots. Je moet vaak bochten nemen, zo is ook het leven. Het belangrijkste is of je een boek graag hebt gelezen. Veel zogenaamd literaire boeken hebben helemaal geen plot. Mijn thrillers zijn ook niet echt realistisch. Huurmoordenaars bestaan, satanisme bestaat. Maar de combinatie van beide is dan misschien weer niet realistisch.
“Het Dreyse-incident” heb ik ogenschijnlijk heel eenvoudig gehouden. Maar het zit vol dubbele bodems. Het gaat over een beursmakelaar die een diskette met gegevens over geldmanipulatie kwijtspeelt. De Russische maffia tracht die diskette te recupereren. Ze zit in een kistje met oude pistolen, in een dubbele bodem. Er komt een duel, maar er is ook een duel tussen Van In en Hannelore. Allemaal dubbele bodems. De plot is zo eenvoudig dat je het boek best twee keer leest. Ik heb vooraan een waarschuwing geschreven: dit boek bevat een aantal ironische passages. En, o ja, ik waag me ook aan een voorspelling. Dehaene zal in juni geen premier meer zijn.
“Het Dreyse-incident” van Pieter Aspe verschijnt op 22 april. Uitg. Manteau/Van Holkema & Warendorf, 695 fr.
Ik denk dat de industrie de groenen steunt. Om ons te beletten dat we nog thuis eten klaarmaken. Koop diepvries, dan heb je geen last meer met organisch afval.
Er zijn heel veel mensen, ook schrijvers, die het systeem aanvallen maar die er zelf de grootste exponenten van zijn. Zo’n Tom Lanoye bijvoorbeeld.
Fred Braeckman / Foto Lieve Blancquaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier