Reacties : jp.mulders@skynet.be

Naast de vloeken die we onderhand wel kennen, bracht de moderne tijd zo ook zijn zegens mee. Draadloos internet, bijvoorbeeld. Grijze haren heeft het mij gekost en talloze bezoekjes van een balorige kameraad, maar nu draait mijn wireless adsl als de kont van een op paren beluste struisvogel. Ik schrijf dit stukje dan ook niet op mijn gebruikelijke plek, waar de vergeelde gedachten van literaire giganten mijn adem doen stokken, maar vanuit een zondoorspikkelde tuin. In het lommer, of weet ik veel waar die beesten zich ophouden, hoor ik de kakofonie van vogels waar ik geen naam op kan plakken. In de grootste lawaaimaker meende ik vroeger een koekoek te herkennen, tot iemand mij vertelde dat het hier een ordinaire duif betreft. Koekoeken blijken bosduiven, prinsessen verschrompelen tot heksen en achter elke trein verschuilt zich een andere. Zo wordt een mens van zijn laatste illusie beroofd.

Links van mij staat een boom waarvan mij verteld werd dat het een magnolia is. Tot voor enkele dagen verspreidde die zo’n delicate geur dat ik telkens weer zin kreeg hem na de zware dagtaak te omarmen. Gelet op de tientallen wespen die zich erin ophielden, leek dit geen briljant idee. De magnolia is uitgebloeid nu. Een tapijt van blaadjes herinnert aan zijn magnifieke hoogtepunt, waarop de sukkel nu weer een heel jaar moet wachten. Boom zijn lijkt mij pure horror. Je staat daar maar ergens en daar blijf je ook staan, desnoods vijfhonderd jaar lang, terwijl de wereld om je heen verandert. En al die eeuwen maar hopen dat de bliksem niet inslaat, dat de rot niet aan je stam begint te vreten en dat er geen gek langskomt met een kettingzaag.

De tuinkabouter die roerloos de magnolia gadeslaat, houdt geen zaag in de aanslag maar een speelgoedgeweer. Ik ben niet zo’n fan van tuinkabouters, maar aan deze ben ik gehecht geraakt sinds ik hem een paar jaar geleden cadeau heb gekregen. Hij ziet er trouwens al veel beter uit, nu de seizoenen hem deden verbleken. De punt van zijn puntmuts is niet rood meer maar vleeskleurig, wat onoplettende waarnemers de indruk kan geven dat hij kaal wordt aan de kruin. Een kabouter met een midlifecrisis, je kijkt er maar beter voor uit.

De hele winter lang hebben de fruitbomen koppig hun ware aard verborgen gehouden. Nu geven ze hun geheimen stilaan prijs. Er groeien vruchtjes aan die warempel vaag op appels, peren en kersen beginnen te lijken. Gefascineerd zie ik hoe op een van die premature appeltjes twee kevers zitten te paren. Ze hebben een roodbruin lijfje en een zwart speldenkopje dat uitloopt op een snuit als die van Gonzo uit de MuppetShow. Op een bepaald moment krijgt het onderste kevertje er genoeg van en begint over het miniplaneetje rond te lopen, terwijl het andere niet loslaat en ijverig verder pompt. Dat is een komisch gezicht. Op de radio zeggen ze dat Ronald Reagan dood is. Nooit gedacht dat ik daar nog eens deernis voor zou voelen.

De kat is er inmiddels bij komen liggen, dat doet zij graag. Het liefst op een paar meter afstand, zodat het lijkt alsof ze met mij niets te maken heeft. Ik ruik de zon op mijn huid. Een van mijn lievelingsgeuren, naast onder meer klopvaste benzine, gemaaid gras, verse koffie, een pas opgestoken sigaret en regen na een warme dag. De kat gooit haar pootjes in de lucht en laat de zon haar witte buikje strelen. Alles is vredig. Ik voel me zeer Zen. Op dit moment, op deze zomerse dag, is dit het mooiste plekje op de meest perfecte planeet die de duivel in een verloren moment heeft geschapen. De landing in Normandië, ratelt de radio verder, is vandaag precies zestig jaar geleden. Zoals altijd als het over die duistere tijden gaat, denk ik aan mijn vader. Hij was toen maar een paar jaar jonger dan ik nu. Wat zou hij die dag gedaan hebben ? Geen mens ter wereld die het mij ooit nog kan vertellen. Zelfs niet het draadloos internet. Op dit moment vind ik dat niet eens zo heel erg. Straks ga ik de was ophangen in de zon, zoals forse huisvrouwen dat al eeuwenlang doen. Het zuiverende water. Het witte katoen tegen de helblauwe lucht. Het simpele, ongebleekte hout van de knijpers. Dat zoiets mij nog een roes kan verschaffen : zou dat normaal zijn ? En komt mijn mannelijkheid er niet door in het gedrang ? Ik breek mijn hoofd er niet over. ’s Avonds, als het duister is geworden, sluip ik als een schaduw uit de tuin en drink bij vrienden tequila met zout en limoen. Ter afronding van just a perfect day, zoals in dat liedje van Lou Reed dat ik ooit op de begrafenis van een moeder hoorde. Maar dan zonder zweem van ironie.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content