Iemand die tegelijk talent, nostalgie en ongeremde levenslust uitademt, wekt gemakkelijk onze aandacht. Neem nu Paul Smith. Naar aanleiding van zijn eerste Belgische boetiek reden we naar Parijs om de Brit uit te horen.

Iemand zou een film moeten maken over Paul Smith. Of een documentaire, op basis van gesprekken met de Britse modeontwerper (62) en getuigenissen uit zijn entourage. Zijn vriendenlijst is immers al even indrukwekkend als zijn carrière, met bijzonder veel namen van muzikanten (van Mick Jagger tot Franz Ferdinand). Maar muziek is slechts één uitlaatklep in Smiths leefwereld. Hij heeft zich nooit tot de mode beperkt, alles kan zijn ogen prikkelen : reizen, boeken, stofzuigers, konijnen, fotografen, absurde gebouwen. “De drang om inspiratie te halen uit al die onderling verbonden domeinen is mijn redding gebleken nu de hele consumptiemaatschappij almaar meer beredeneerd en winstbelust is geworden”, zal hij later tijdens ons interview vertellen. Smith is de man die roze flamingo’s op de binnenvoering van zijn kostuums tekent, of purperen bloemen, of er gewoon een feloranje streep op stikt. Smith is ook de man die in Londen een chaotisch meubelwinkeltje opende met spullen van rommelmarkten, in Tokio een kunstgalerie heeft en op saaie vergaderingen al eens een speelgoedtrein uit zijn tas durft te halen met de boodschap ” I’m bored now, I’m going to play with my train.” Dat laatste hebben we enkel van horen zeggen, maar we willen het gerucht graag geloven.

We staan hem op te wachten in de zolder van zijn Parijse showroom. ” Hello there, you must be exhausted from the trip !” Even klinkt het alsof Mr Bean vanuit de kledingrekken zal opduiken, maar dan komt de rijzige en grijzige Paul Smith met zijn Britse accent tevoorschijn, zwaaiend met zijn armen.

Individualiteit !

Smith is als bij toeval in de modewereld terechtgekomen. Hij viel erin. Letterlijk : van zijn fiets. Als gepassioneerde wielrenner knalde hij op zijn zeventiende tegen een auto en belandde drie maanden in het ziekenhuis. Net ontslagen uit het hospitaal wilde hij afspreken met enkele ex-patiënten in een lokale pub in hun geboortestad Nottingham, waar ook de creatieve kunststudenten vertoefden. Ze droegen kleurrijke outfits en praatten over Proust en Rothko. Toen Smith enkele uren later de bar weer verliet, was hij verkocht aan hun leefwereld. Hij dreef mee op hun golf van zelfexpressie en opende in 1970 een klein winkeltje in Nottingham, op vier uur van Londen, waar hij kleren van anderen verkocht. Zijn eigen ontwerptalenten werden pas aangewakkerd toen hij kort daarna kunstenares en ontwerpster Pauline Denyer ontmoette, nog altijd zijn vrouw, muze en “alles wat ik niet ben”.

“De tweede en derde generatie die opgroeiden na de horror van de Tweede Wereldoorlog konden voor het eerst weer hun energie kwijt”, zegt hij over die tijd. “Vanaf 1960 had men opnieuw genoeg zelfvertrouwen om individualiteit te promoten. Daar draaide alles om. Begin jaren zeventig waren Pauline en ik naar Londen verhuisd en daar ervoer iedereen een grote esthetische drijfkracht. Boem bang ! Dat resulteerde in extreme looks. Eerst de hippies, daarna de mods, nog later de punkers.”

“Ook muziek als expressiemiddel boomde in die jaren. Het was de tijd van The Beatles, The Rolling Stones. In Parijs vonden in 1968 politieke studentenrellen plaats, maar in Engeland bubbelde die verzetsdrang op in de vorm van muziek en kledij. Het was veeleer een niet-gewelddadigeuitingsvorm. Fantastisch, vooral omdat die golf door verschillende domeinen tegelijk ging : nieuwe muziekbands wilden bijvoorbeeld speciale platenhoezen, dus werd ook de fotografie en het grafisch design gestimuleerd. Iedereen was bezig met zijn project. Britten willen zichzelf ook altijd overtreffen, dat maakt waarom onze muziekbands, fotografen of magazines als Monocle en iD zulke sterke cultuurproducten zijn. We hebben een zeer laterale manier van denken. En ik ? Ik had in die begindagen geen diploma of ervaring in het ontwerpen van kledij. Maar Pauline leerde me de kneepjes van het vak en ik maakte van mijn gebrek mijn sterkte : eenvoudige stukken, maar met een onverwachtse toets. Classic with a twist, ik heb het inderdaad al duizenden keren mogen herhalen.”

Smith trok met zijn eerste eigen ontworpen T-shirts naar kleine concertzalen, en legde door zijn onbevangen charme contact met heel wat legendarische namen. In de jaren zeventig zat hij al backstage bij Elton John, Mick Jagger smeerde hem in zijn loge sandwiches met kaas en Paul Weller maakte hem na een optreden een kop thee. Ook anno 2008 blijven jonge bands hem benaderen. Zoals de mannen van Kaiser Chiefs, die van Razorlight, Franz Ferdinand of Travis. Allen dragen ze ook kleren van Paul Smith, en niet omdat hij hun die schenkt. “Ik gun muzikanten een goede vriendenprijs, maar ze moeten wel betalen voor hun kostuums. Zo ben ik zeker dat ze het écht willen.”

Big in Japan

Smith moet niet veel weten van de financiële draaimolen die achter de Prada’s en de Gucci’s zit. “Ik ben nooit weggeweest uit de modewereld, maar heb ook nooit aan de top gestaan. Daar ben ik trots op. Wie nummer één is, kan alleen maar bergaf gaan. Ik weiger mee te doen aan hun marktonderzoeken en advertentielawines. Ik begrijp wat ze doen, maar ik verafschuw het. Het heeft als resultaat dat elke winkelstraat ter wereld er identiek uitziet. Dezelfde etalages, dezelfde winkelinrichting, zo saai ! Het zijn ook die merken waarover veel gerecenseerd wordt in magazines. Logisch ook, die tijdschriften leven van hun advertentie-inkomsten. Ik hou mijn bedrijf in eigen handen, ik wil niet doorverkopen aan een grote reus, daar zou mijn kinderlijke geest aan ten onder gaan.”

Smith is evenveel ontwerper als zakenman, en nauw verbonden bij elk aspect van zijn universum. Het heeft hem de succesvolste Europese ontwerper in Japan gemaakt. “In de jaren tachtig nodigden ze me uit, en ik heb die kans gegrepen. Ik behandelde hen niet arrogant zoals andere ontwerpers. Ik heb meer dan tweehonderd verkooppunten in Japan, een exclusievere lijn die enkel voor hun markt is, en ik schrijf een minicolumn voor het populaire Japanse magazine Popeye. De rubriek heet Paul’s Eye en ik breng verslag uit over tentoonstellingen of fenomenen die me boeien. Dat kan bijvoorbeeld de manier zijn waarop Japanse vrouwen door de hoofdstad fietsen. Iets soortgelijks doe ik nu al acht maanden voor de website van de Britse Vogue (www.vogue.co.uk). Daar heb ik een korte blog. Leuk, maar vermoeiend. Het voorstel van The Sunday Times om een wekelijkse column te schrijven, heb ik moeten afslaan.”

“Eindelijk kom ik naar België. (steekt armen juichend in de lucht) In Antwerpen komt de eerste Belgische boetiek met mijn mannen- en vrouwenlijn, maar uiteraard ook met boeken en gadgets zoals in al mijn winkels. Het heeft zo lang geduurd omdat we tijd nemen om nieuwe locaties te zoeken. We moeten er ook altijd geld voor lenen. Maar Antwerpen staat al lang op mijn verlanglijstje. Ik heb eens een lezing gegeven aan de Modeacademie, en in de boetiek van Dries Van Noten verkocht ik jaren geleden al T-shirts en hemden, toen hij nog geen mannenlijn had. We betrekken een mooi pand met twee verdiepingen. De winkel telt verschillende kamers met een eigen atmosfeer : een optimistische, kleurrijke kamer, een witte met ruwe vloerplanken, eentje met geschilderde muren en oude schilderijen, en zo nog een aantal. Met interieurspullen van mijn Londense curiositeitenwinkel op Albemarle Street. Ik hoop dat het een plek wordt waar mensen bij elk bezoek nieuwe dingen ontdekken, zoals een boek dat ze al lang zochten. We zullen ons aanbod geregeld bijsturen eens we de Belgische verlangens beter kennen. Willen jullie vooral kostuums en jurken ? Meer schoenen ? Eerder accessoires ? Een gekke radio ?”

Atypisch

“Wat jij vandaag draagt, zou me kunnen inspireren”, zegt Smith (onze excuses als er volgend seizoen gekleurde pailletten in de collectie zitten). “Maar ik haal overal ideeën uit. Handgeschreven brieven, een hotelkamer, een olifant. Mijn streepjespatroon is het bekendst. In de begindagen kon ik enkel goedkope stockstoffen bemachtigen, in een egale kleur of met een streepjespatroon. Ik dacht : hoe zorg ik ervoor dat mensen zoiets simpel willen kopen ? Dus naaide ik er knopen in verschillende kleuren op. Later kwam ik in de positie om een streepjespatroon uit te vinden, exclusief voor Paul Smith, met felle kleuren. Een vaste waarde in de collecties, net als een dosis rock-‘n-roll en Britishness.”

De regels breken en je verbeelding uitpuren : het zijn levenslessen die Smith graag uitdraagt, omdat hij ondervonden heeft hoe verfrissend zijn leven er door werd. “Ik weet dat ik een bevoorrecht leven leid, en ik leef ook zo graag. Ik wil niet sterven.”

Maar hoe onbevangen kunnen we vandaag nog zijn ? “We zijn inderdaad overgeïnformeerd, we willen alles vergelijken voor we iets ondernemen. Daarnet moest ik een vragenlijst invullen over de impressionisten. Na dertig seconden op Google had ik een hele lijst van alle namen en hun cv’s. Onvoorstelbaar ! Vroeger kwam alles uit het hart, dat maakt me soms nostalgisch. Nu draait het om marketing, netwerken, naar anderen kijken : van radioairplay tot kledingcollecties die een uur na onze modeshows al te zien zijn op internet en klakkeloos gekopieerd worden door de H&M’s en Zara’s. Er was vroeger natuurlijk nog veel ruimte om alles uit te vinden, nu moet je al straf zijn in het onderling verbinden van allerlei domeinen om met een revolutionair idee af te komen. Toch pleit ik voor een atypische geest. Wil je een roze gevel ? Verf hem dan gewoon.”

Paul Smith opende zijn eerste pandin Antwerpen, in de Kelderstraat 2-3.Info : www.paulsmith.co.uk

Door Elke Lahousse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content