PATRICK CONRAD Liefde en misdaad in Antwerpen

“Luwte is het mooiste woord dat ik ken. Het roept beelden op van vrede en harmonie. In het Engels kan het ook een voornaam zijn: Lee. Zo heet de femme fatale in mijn nieuwste boek. De windstilte die haar naam suggereert, contrasteert met de wreedheden in het verhaal.” Patrick Conrad over het derde deel van zijn L-trilogie.

Eerder verschenen van Patrick Conrad (52) Limousine, dat volgend jaar verfilmd wordt, en Louisiana, een thriller die beschreven werd als een prachtige misdaadroman over dagelijkse paranoia en schizofrenie. In het nieuwe Luwte gaat een gewezen speurder ten onder aan een passionele liefde.

Patrick Conrad: Eigenlijk is Luwte een liefdesverhaal. Het gaat over Pol Courtois, een ex-adjunct-commissaris, die in de vorige twee delen van deze L-trilogie al een rol speelde. In Limousine bestreed hij het kwaad. In Louisiana trad hij het rijk van het kwaad binnen. En in Luwte is hij nu het kwaad zelf geworden. Courtois, die naar Brazilië was gevlucht, is naar Antwerpen teruggekeerd en wordt er, zonder dat hij dat zelf goed beseft, geëngageerd als huurmoordenaar door de stinkend rijke zakenman Harry Lomax. Zodra je het boek openslaat, weet je eigenlijk al dat het deze keer verkeerd zal aflopen met Courtois. Hij is ertoe voorbestemd om in de vernieling te gaan. Ik vermoed dat hij zich dat onbewust ook wel realiseert. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Courtois, maar dat neemt niet weg dat de lezer altijd iets meer weet dan het ik-personage. Je kan het vergelijken met een poppenkast: de boze heks duikt op achter de argeloze held, en alle kinderen in de zaal zetten het op een roepen. Courtois is verslaafd aan zijn passie. Hij is op het waanzinnige af verliefd op Lee, die voorgesteld wordt als de dochter van Lomax. Op alle mogelijke manieren probeert hij haar voor zich te winnen en vooral voor zich te houden. Hij is tot alles bereid.

Courtois is ook geobsedeerd door het idee om een boek te schrijven.

Eigenlijk is hij het slachtoffer van een dubbele obsessie. Hij is van plan een boek te schrijven, maar hij slaagt daar niet in. Hij is kinderachtig jaloers op Hubert de Worstelaere, een onbeduidend auteur die nochtans veel succes heeft. Luwte gaat dus ook over de creatie, meer bepaald over het onvermogen om te kunnen schrijven. De scène waarin Courtois tientallen vellen papier voltikt met alleen maar de naam Lee, doet denken aan The Shining, een film naar een verhaal van Stephen King waarin Jack Nicholson als een bezetene steeds maar dezelfde zin in zijn tikmachine ramt. Ik heb die film destijds natuurlijk ook wel gezien, maar merkwaardig genoeg herinner ik me die scène niet, al moet ze wel in mijn achterhoofd hebben gezeten. Ik vermoed dat Courtois’ ambitie om te schrijven een bijkomende poging is om Lee voor zich te winnen. Die mooie jonge vrouw heeft hem helemaal in de war gebracht. Ze speelt het erotisch zeer goed: de ene keer is ze heel aanwezig, de volgende keer spoorloos. De ene keer is ze zeer afstandelijk, de andere keer erg ondernemend. Ze gaat erg professioneel te werk. Maar je voelt de dreiging die van deze vrouw uitgaat. Je voelt hoe Courtois van verschillende zijden in het nauw wordt gedreven en hoe het indringende parfum van de nieuwe commissaris die dreiging belichaamt.

Courtois verdient ook een stevige stuiver aan de moorden die hij pleegt…

Om in de directe omgeving van Lee te zijn, is hij bereid zijn ziel aan de duivel te verkopen. Hij ruimt in opdracht van Lomax enkele mensen op door ze te elektrocuteren of uit het venster te kieperen. Natuurlijk doet hij dat voor het geld, maar dat is geen doel op zich. Lee is nu eenmaal een dure vrouw. Courtois is een romanticus, een ietwat suïcidaal type. Soms walgt hij van de executies die hij uitvoert. Maar het feit dat hij de vermoorden niet kent, maakt het minder erg. En toch, voor hij moordt moet Courtois eerst een lijntje snuiven, net zoals andere mensen een whisky of twee nodig hebben voor ze een openhartig gesprek kunnen voeren.

Ik moet toegeven dat ik die gruwelmoorden met een intens plezier beschreven heb. Ik vind het een interessant experiment om na te gaan hoever je in de gruwel kan gaan en hoe je tegelijk ook een bepaalde poëtische dimensie kan behouden. Ja, geld speelt een belangrijke rol in Luwte, maar dat is ook in het leven zo. Mensen zijn bereid om er alles voor te doen, het hangt alleen maar van de grootte van de som af, helaas. Soms denk ik dat geld de drijfveer van alles is. En de liefde? Tja, Courtois heeft gewoon geen tijd om het stadium van de liefde te bereiken. Maar ook de liefde is slechts een tijdelijk medicijn. Courtois raakt niet verder dan de fase van de pure passie. Hij is een looser die aan zijn passie voor de femme fatale ten onder gaat. Maar verliezers hebben me altijd meer geboeid dan winnaars. En ik heb ook altijd al een grote sympathie gehad voor mensen die tot het uiterste durven gaan.

Doet u ook research voor u begint te schrijven?

Neen, voor mijn romans doe ik geen research. Ik zet het bestaande schaamteloos naast het gefingeerde. Het is een mengelmoes. Zoals de vorige twee delen speelt Luwte zich in Antwerpen af. Maar ik denk niet dat het Antwerpen dat ik beschrijf nu nog bestaat. Het is eerder een mythische stad uit het verleden, een stad waaraan ik een imaginaire dimensie geef.

Ik vind het creëren van sfeer heel belangrijk, en de lezer moet niet alleen kunnen zien en voelen, hij moet vooral ook kunnen ruiken. Als schrijver geniet je een onbeperkte vrijheid om deze stemmingen op te roepen: je kan alle kanten uit, je hoeft met niemand rekening te houden. Het is helemaal anders dan het maken van een film, want dan werk je in een ploeg en moet je voortdurend toegevingen doen. Ik heb er geen zin in om me voor alles te documenteren en in een voorwoord de experts te bedanken die me met hun kennis en ervaring bijstonden.

Luwte is eigenlijk een geschreven versie van een film noir uit de jaren vijftig. Zoals ik de politie laat werken, zo functioneert ze vandaag beslist niet meer. Ze beschikken niet eens over een gsm. Hun werkwijze is oubollig. Je komt ze tegen in kroegen en bordelen die vandaag niet meer bestaan in Antwerpen: zo’n gelegenheid als de Togo herinner ik me nog uit mijn jeugd. Het Antwerpen waar ik zo van hield, is er niet meer. Toen ik voor de eerste keer de opnieuw aangelegde Groenplaats zag, ervoer ik dat als een schok, precies zoals Courtois toen hij uit Brazilië terugkwam. Hij werd getroffen door de verwoesting van het plein. Hij herinnert zich de drukke groene oase met de honderdjarige lindenbomen in een dubbel rij rond de oude kiosk, waar ’s zondags fanfares uit verre dorpen elkaar opvolgden. Zelfs de gietijzeren banken waar vroeger de oudjes met de vogels kwamen praten, zijn verdwenen. Courtois is er het hart van in. Alleen Rubens op zijn sokkel van blauwe graniet heeft de ramp overleefd.

Is het niet moeilijk om vanuit Frankrijk over Antwerpen te schrijven?

Al mijn romans heb ik geschreven in de Provence, in Les Vignères. Het is alsof de afstand die ik daarbij moet overbruggen het onderwerp beter tot zijn recht doet komen. Dat betekent niet dat ik gemakkelijk schrijf. Het is vreselijk hard labeur, acht uur per dag, twee bladzijden per etmaal. Het is bovendien een zeer eenzame bezigheid. Ik praat met niemand over de dingen waar ik mee bezig ben. Ik leef daar in een kosmopolitisch wereldje. Ik eet met mijn collega-schrijvers en we vertellen roddels, maar ik zou het leuker vinden als we ook eens over elkaars werk konden praten. Zij zwijgen daarover, ik vermoed uit beleefdheid. Ik denk wel dat ik een beetje een unieke plaats bekleed in België. Ik ben moeilijk te plaatsen omdat ik onvoorspelbaar ben, omdat het creatief parcours dat ik heb afgelegd nogal grillig is. Ik ben niet bang om in het creatieve werk telkens weer van nul te beginnen, maar daarvoor heb ik natuurlijk een prijs moeten betalen. Voor ik echt naam heb gemaakt als romancier, begon ik te filmen. Nog voor ik echt doorbrak als dichter, begon ik romans te schrijven. En die romans staan dan nog eens helemaal buiten de traditie, want thrillers à la Patricia Highsmith worden in Vlaanderen niet geschreven. Mijn boeken staan eerder in de Angelsaksische traditie, al zit er iets in dat heel eigen is. Neem een personage als Maurice Liekens, die in het Antwerpse Centraal Station jonge kerels gaat oppikken om er seks mee te hebben, en die telkens eerst met smekende ogen naar het gewelf van staal en glas staart hoog boven zijn hoofd, alsof hij even met de Heer spreekt.

Het woeste leven dat uw helden leiden is niet meer aan u besteed?

Ik acht me gelukkig dat ik nog leef. Al die collega-nachtbrakers van vroeger zijn inmiddels dood, gestorven aan hun wilde manier van leven. Herman de Coninck was de laatste in de rij, na zoveel anderen die vijfentwintig jaar geleden deel uitmaakten van de pink poets in het Antwerpse. Die pink poets kwamen heel snobistisch over, een geheimzinnige beweging van dichters die de reputatie hadden zich ongelooflijk slecht te gedragen. Ik ervaar nu dat ik dit imago nog altijd meesleep en dat die slechte naam voor de rest van mijn leven aan me blijft kleven. Terwijl ik voor mezelf toch wel kan uitmaken dat die pink poets absoluut niets voorstelden. Met dat woeste leven heb ik tien jaar geleden gebroken. Dat ik nu nog leef, heb ik aan die beslissing te danken. Ik ben destijds getrouwd met een Braziliaanse vrouw die maar niet kon begrijpen waarom het goed was om tot het krieken van de dag aan de toog te staan zuipen. Sindsdien leid ik het leven van een monnik.

Patrick Conrad, Luwte, Houtekiet, 277 p., 690 fr.

Piet de Moor en Jeroen Kuypers / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content