De tijdgeest van de jaren ’60-’70, toen ik filosofie en criminologie studeerde, was heel bepalend. De kritische beweging van de antipsychiatrie kwam op, Michel Foucault publiceerde zijn Geschiedenis van de Waanzin, en Documenta in Kassel toonde werken van de Zwitserse geesteszieke Wölfli. Dat alles fascineerde mij enorm.

We moeten psychische aandoeningen aanvaarden als een deel van het leven. Er zijn nog aardig wat taboes te doorbreken. Iemand die depressief is bijvoorbeeld wordt al te vaak beschouwd als een slappeling.

De waanzin zit in ieder van ons. Iedereen die leest over bepaalde mentale ziektebeelden zal wel momenten van herkenning hebben. De ene heeft een afwijking onder controle, bij de andere zal die alles overheersen.

De psychiatrie verwaarloosde lange tijd zijn erfgoed. Wellicht omdat ze niet snel genoeg de donkere bladzijden kon omslaan. René Stockman, oprichter van het Museum Dr. Guislain, wou de fouten uit het verleden niet wegmoffelen. “De problematiek van vervlogen tijden komt in nieuwe gedaanten terug, en daarom moeten we onze geschiedenis kennen”, stelde hij.

De geschiedenis van de psychiatrie is heel beladen. Honderdvijftig jaar geleden was men zo naïef te denken dat buiten de stad gelegen instellingen, waar grote regelmaat en discipline heersten, de waanzin konden genezen. Maar het optimisme ruimde plaats voor pessimisme toen de gestichten vol geraakten.

Psychiatrische patiënten hadden het een eeuw geleden niet al te best, maar voor vrouwen was het nóg erger. Ze werden soms ‘weggestoken’ omwille van familiale intriges. Een minderheid van de vrouwen zoekt nu soms zelf de psychiatrie op, voor de rust.

Voorzitter zijn van de theatercommissie is een ondankbare job. Sommige dossiers liggen maatschappelijk en politiek heel gevoelig. Het is altijd weer spannend, maar ik blijf het doen. Nu al zes jaar lang. Ik ben begaan met het theater : met plezier zie ik zo’n 120 voorstellingen per jaar.

De liefde voor theater heb ik van mijn vader, die voorzitter was van een amateurgezelschap in Ieper. We waren allebei vurige bewonderaars van Julien Schoenaerts.

Mistero Buffo bracht destijds een aardverschuiving teweeg. Dat stuk pakte mij. Die politieke, zeer lichamelijke commedia dell’arte van de Internationale Nieuwe Scène was ongezien in Vlaanderen.

Het mag niet alleen gaan om koppen tellen als minister Anciaux de culturele sector vraagt om meer volk te trekken. Wél moeten we inspanningen doen om een divers publiek te bereiken, zonder te verkleuteren. Vandaar de projecten die we met de buurt en voor kinderen opzetten. Met een tentoonstelling als Waanzin is Vrouwelijk trekken we ook mensen aan die niet snel een ander museum zullen binnenstappen.

Twee keer als tweede eindigen bij de Vlaamse Cultuurprijzen gaf een onbestemd gevoel. Voor de Museumprijs waren ook grote jongens als het SMAK en het Afrikamuseum in Tervuren genomineerd. Blij verrast toen we het toch haalden ! Zo’n prijs opent deuren.

De grens tussen job en privé is flou. Ik werk nauw samen met mijn vrouw Annemie, coördinator van het museum. We nemen ons werk mee naar huis, maar toch zie ik het als een voorrecht zo gepassioneerd te kunnen zijn. Wat ik ook doe, ik kan het museum nooit helemaal loslaten.

De directe betrokkenheid bij de cultuurwereld is een bonus. Met wat ik in het museum meemaak en met de discussies binnen de theatercommissie, kan ik mijn lessen stofferen. Het is voor een leerkracht belangrijk dicht bij de praktijk te staan.

Patrick Allegaert (52) is curator van Museum Dr. Guislain in Gent, dat 20 jaar bestaat en enkele maanden geleden de Museumprijs kreeg van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen. Op 7 oktober openen de tentoonstellingen ‘Waanzin Is Vrouwelijk’ en ‘Voorbij Goed & Kwaad’. Info : www.museumdrguislain.be. Allegaert is ook docent cultuurfilosofie en voorzitter van de theatercommissie die cultuurminister Bert Anciaux moet adviseren bij het toekennen van subsidies.

Door Peter Van Dyck / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content