Passie ma non troppo

Passie is iets waar we stiekem naar verlangen, over dromen en in anderen toejuichen. Maar in wezen is het een ramp: geen enkele andere emotie lokt zoveel stommiteiten en miserie uit. En toch blijven we ze koppig verheerlijken, de passie…

Het was herfst en in Cartoons liep Lost Paradise, over een uitgerangeerde journalist en een lerares kalligrafie, allebei onvoldaan getrouwd, die iets stomend clandestiens met elkaar hadden. “Een niet te missen parel”, schreef zelfs Humo, en Patrick Duynslaegher vond het een aanrader voor amateurs van fijnzinnig esthetisch genot. Dat laatste bleek aardig te kloppen: de hoofdacteur was een soort Japanse Richard Gere die prachtig melancholisch kon kijken en er een schitterende design-garderobe op nahield. Het koppel dronk Perrier en Château Margaux in esthetisch verantwoorde hotelkamers, waarna ze op esthetisch verantwoorde wijze klaarkwamen en aan het eind op esthetisch verantwoorde wijze zelfmoord pleegden. Waarna ik nijdig en ongetwijfeld geheel onesthetisch de zaal uitstampte. Want waarom moesten die twee beeldige Jappen nu per se dood? Is liefde dan echt alleen interessant als ze gedoemd is en er links en rechts een paar lijken vallen?

Ja dus. We zijn gek op zielige verhalen, en daarom maken schrijvers en schrijvelaars al een paar eeuwen onbeschaamd propaganda voor de amour fou, de passie in haar meest verslindende vorm, die sterker is dan de dood. Als Kuki en Rinko in plaats van kunstig ineengestrengeld vergif in te nemen naar een bescheiden flatje in bijvoorbeeld Osaka waren verhuisd (gescheiden waren ze intussen toch al) en voor de rest van hun leven eend met waterkers op hun tatami hadden zitten smikkelen, dan was er geen hond, zelfs geen Japanse, naar de film komen kijken. Sterker nog, er zou helemaal geen film geweest zijn, want dit soort tragedies ontleent zijn reden van bestaan uitsluitend aan de fatale afloop. Dichters zingen zelden over goedgemutste en zorgeloze liefde en de geschiedenis heeft geen boodschap aan lang en gelukkig levende minnaars.

Nee, de meest beroemde geliefden aller tijden heten Romeo en Julia. En hoe oud waren die schapen? Vijftien en dertien, ocharme. En hoe begint Shakespeares onverbiddelijke kaskraker? Met een liefdesdronken ode van Romeo aan een mooie meid. Nee, niet Julia, maar ene Rosaline: “Too fair, too wise, wisely too fair to merit bliss by making me despair.” Met andere woorden, Romeo was verliefd op de liefde. En als de Montagues en de Capulets elkaar niet meteen aan de degen beginnen rijgen waren, dan zou Romeo mettertijd wel weer op iemand anders verkikkerd geraakt zijn. En Julia zou er een paar maanden het hart van in geweest zijn, waarna ze keurig met Paris getrouwd zou zijn. Koelen zonder blazen heet zoiets. Maar zo werkt het natuurlijk niet: liefde is nu eenmaal veel prikkelender als ze wordt voorgesteld als een gezamenlijk overeengekomen lijden.

Pas op, ik heb niets tegen passionele verliefdheid. Een mens moet het weleens meegemaakt hebben, ongeveer zoals een hond zich een paar keer ongedurig in zijn nest moet rondwentelen voor hij lekker kan gaan liggen. Geen triester boek dan Carson Mc Cullers The Heart is a Lonely Hunter, waarin iedereen en in het bijzonder de doofstomme Mr Singer en het onhandige tienermeisje Mick wanhopig naar liefde hunkeren, haar langs alle kanten besluipen en voelen hoe ze hen keer op keer ontglipt. En dat van dat juichende, ademloze, extatische, huiveringwekkende van verliefdheid waar iedereen het altijd weer over heeft, dat is natuurlijk allemaal waar. Liefde als privé- Big Bang, verjongingskuur, levenselixir, zoete waanzin… Is er iets dat meer door merg en been snijdt dan Piafs Hymne à l’Amour? De geliefde is het meest wonderbaarlijke wezen ter wereld, al zijn manifestaties zijn bijzonder, beminnelijk, een gedicht of op zijn minst een lang telefoongesprek waard: de textuur en de geur van zijn huid, hoe hij loopt, hoe hij praat. The way you wear your hat, the way you sip your tea, zingt Ella Fitzgerald hier net, en die heeft het dan weer van George Gershwin. Ik heb een overtuigde niet-rookster week weten worden omdat de nieuwe man in haar leven bij elke trek aan zijn sigaret z’n ogen zo viriel vernauwde.

Waarom worden mensen verliefd? Daarover hebben zo ongeveer alle filosofen zich het hoofd gebroken. In den beginne was er Plato. Die had voor alles een uitleg en dus ook voor de liefde. In Symposium legt hij uit dat er oorspronkelijk drie soorten mensen bestonden: de dubbele man, de dubbele vrouw en de man-vrouw, het androgyne type. Die primitieve wezens hadden elk twee hoofden, twee armen en benen en twee geslachtsdelen. Dat maakte hen zo sterk en zelfverzekerd dat ze de goden in de hemel wilden bestormen. Een tikkeltje misplaatste ambitie natuurlijk, en het bekwam hen slecht, want onder leiding van Zeus straften de goden de stervelingen door hen in tweeën te splitsen. Op die manier creëerden ze homoseksuelen, lesbiennes en heteroseksuelen: individuen die elk naar de ontbrekende helft bleven verlangen. De betekenis van de mythe is duidelijk: Plato zag geliefden als twee in elkaar passende fragmenten van een puzzel, als twee zwakheden die samen een kracht vormen. Volgens hem is er een punt waarop alle geliefden zichzelf wensen te verliezen en tot één wezen samensmelten.

“Ik heb het niet gezocht, het overkwam mij gewoon”, is een veelgehoord protest van mensen die smoor op iemand zijn maar helaas al met een ander getrouwd. De meeste psychologen vinden dat onzin: als je verliefd wordt, dan is dat omdat je er bewust of onbewust voor open staat. In middeleeuwse sagen hadden ze er een mooi beeld voor: het liefdeselixir dat stervelingen per abuis tot zich namen. Daardoor verloren zij hun vrije wil en vielen ze ten prooi aan de natuur die hun het recht gaf verliefd te worden en domme dingen te doen. Zo moest Tristan de mooie Isolde naar Cornwall begeleiden, waar ze de bruid van koning Marke zou worden. Dronken ze toch per ongeluk van een fout kruikje zeker… En laat het dan nog supersterk spul geweest zijn ook, dat drie jaar lang werkte. Daar kwam een hoop kommer en kwel van, om nog te zwijgen van Isoldes liefdesdood, een wat gezwollen aria van Wagner.

Freuds verklaring voor het ontstaan van het verlangen heeft alles met zijn eigen situatie te maken. Zijn moeder Amalia was bloedmooi en twintig jaar jonger dan haar man. Toen de kleine Sigismund Schlomo op zijn vierde een glimp van zijn blote ma opving, was hij daar danig de kluts van kwijt. Zodanig zelfs dat hij later zijn eigen moederfixatie op de hele mensheid zou projecteren. Als je verliefd wordt, aldus Freud, dan val je terug in kinderlijk gedrag en idealiseer je de geliefde zoals je als kind je moeder of vader idealiseerde.

Er is iets van aan natuurlijk: passie verkleutert. Waarom zouden volwassenen met een meer dan gemiddeld intelligentiequotiënt elkaar anders met belachelijke troetelnaampjes als beertje, beesteke, bolleke en boeziewoezie bedenken? En hoe verklaar je anders dat vrouwen die zich in hun werk als toonbeelden van verstand, efficiëntie en onverzettelijkheid manifesteren, in de liefde net zo’n grote suckers zijn als iedereen? Neem nu Simone de Beauvoir, Notre-Dame-de-Sartre, die in Le Deuxième Sexe de liefde en het traditionele man-vrouwkoppel als de grootste valstrik voor de vrouw exposeerde. Maar terwijl ze aan die bijbel van het feminisme werkte, schreef ze brieven aan haar Amerikaanse minnaar Nelson Algren, de “lieve krokodil” voor wie zij het “kikkervrouwtje” wilde zijn. Het waren brieven in pure You Tarzan, me Jane-stijl, vol seksuele toespelingen, dromen, lichamelijke verlangens. Ze miste zijn lippen, zijn handen, zijn geur. Ze kuste de foto’s die hij haar stuurde, schreef alleen nog met de rode vulpen die hij haar cadeau deed. In een vlaag van zinsverbijstering verklaarde ze zelfs voor hem te willen dweilen en afwassen… De verstandsvrouw die nooit veel aandacht aan haar uiterlijk besteedde, liet ineens haar gebit verzorgen, ging op dieet, deed aan lichaamsbeweging om haar buik kwijt te raken en kocht nieuwe jurken. Les Mandarins is de nauwelijks verhulde romanversie van haar verhouding met Algren. “Mijn lichaam stond op uit het dodenrijk”, zegt het personage Anne als ze de Amerikaan Lewis leert kennen. “Ik bezat opnieuw borsten, een buik, een geslacht, vlees.”

De Beauvoir is zeker geen alleenstaand geval. Renate Rubinstein kon als columniste Tamar vlijmscherp uit de hoek komen, maar in Mijn Beter Ik zat ze toch maar te smachten naar Simon Carmiggelt, “de meest getrouwde schrijver van Nederland”. Iets dergelijks overkwam Lillian Ross, voormalig sterjournaliste van The New Yorker, die meer dan veertig jaar lang een geheime relatie had met William Shawn, hoofdredacteur van voornoemd blad, die door zijn medewerkers als een soort ascetische heilige beschouwd werd. Na Shawns dood wijdde Ross een heel boek aan hun liaison, Here But Not Here, waarin hetzelfde dreinerig possessief toontje doorklinkt als in Mijn Beter Ik: ik was zijn échte grote liefde, van mij hield hij toch het meest.

Hebben vrouwen het monopolie op liefde met een masochistisch tintje? Zeker niet. Dante zwijmelde over Beatrice, Petrarca over Laura, Proust over Albertine en Stendhal over Mathilde. Ach, het is zo gemakkelijk een beetje smalend te doen over de verliefde waanzin van anderen. Als je zelf voor de bijl gaat, gorgelt de rede binnen de kortste keren als vuil zeepsop in het afvoerputje.

Het allerergste is als fysio-, neuro- en zoölogen zich met de zaak gaan bemoeien. God, wat haat ik het als die lui parallellen trekken met het paringsgedrag van bergwoelmuizen. Of als Desmond Morris met zijn akelige Karel Van Miert-kapsel mijn hele doen en laten reduceert tot een affaire van gierende hormonen en contactbehoeftige eicellen. Zelfs de psycholoog Carl Gustav Jung beschreef de ontmoeting tussen twee persoonlijkheden als het samenkomen van twee chemische stoffen. Als twee mensen zich tot elkaar aangetrokken voelen, dan zou er een stroom FEA (fenylethylamine) door hun body denderen. FEA is een amfetamineachtige stof die de snelheid verhoogt waarmee de informatiestroom tussen de zenuwcellen plaatsvindt en die de hersenen tot een koortsachtige activiteit opzweept. Dat verklaart de euforie en vitaliteit van verliefde mensen en hoe het komt dat ze in het begin vele keren achter elkaar kunnen vrijen en tussendoor nog de energie hebben om uren te liggen kletsen. Maar zoiets hou je natuurlijk niet vol. In het slechtste geval is de koorts al na een paar weken uitgewoed. Verliefdheidsjunkies, verslaafd aan de speed die hun eigen body produceert, zullen dan iemand anders zoeken om op verliefd te worden. In het beste geval duurt de opwinding een paar jaar en brengen intimiteit en gedeelde ervaringen daarna de productie op gang van andere chemische stoffen, de kalmerende en sussende endorfine.

Maar blijkbaar ontsnapt ook de chemie niet aan de tijdgeest, want waar er vroeger sprake was van een seven year itch, hebben antropologen het nu over de vierdejaarskriebel. Na een wereldwijd onderzoek over huwelijk en echtscheiding bleek uit een rapport van de Verenigde Naties dat de meeste echtscheidingen tegenwoordig tijdens het vierde huwelijksjaar plaatsvinden.

Toeval of niet, ook bij Tristan en Isolde was het liefdeselixir na drie jaar uitgewerkt… Het verloren paradijs is het enige echte paradijs en passie vereist blijkbaar afwezigheid, obstakels, ontrouw, leugens, jaloezie, woede en verraad. Passie doet afzien, sterker nog, het is afzien. Ga maar na in Van Dale: de eerste betekenis van passie is niet hartstocht, zoals je zou verwachten, maar lijden, zoals in de passie van Christus. In de naam van de passie diende onlangs in Louvain-La Neuve een jongeman zijn ex-prof en geliefde een paar messteken toe, waarna hij zichzelf in de fik stak. In naam van de passie deed Edward VIII troonsafstand. Je kunt alleen hopen dat Wallis Simpson maar een voorwendsel was en de man eigenlijk gewoon geen koning wilde zijn. Want wat had dat mens enge dunne lipjes en hoe onblij kijken die twee op de foto’s van hun levenslange honeymoon. In naam van de passie begon Woody Allen een relatie met de geadopteerde dochter van zijn jarenlange muze en soulmate Mia Farrow. Het resultaat: een bittere afrekening voor de rechters. Best mogelijk dat Woody meent dat hij eindelijk de vrouw van zijn leven gevonden heeft en iets wonderbaarlijk unieks beleeft; voor de buitenwacht is hij gewoon de zoveelste ouwe vent die het besef van zijn sterfelijkheid probeert te verdringen door een jong lief te nemen. De vader van een voormalige verloofde van mij had er een veel simpeler uitleg voor. “Pietje stijf, verstand naar de kl…”, placht hij te zeggen. Plato en Freud hebben het wellicht iets minder plastisch uitgedrukt, maar het is waar, waar, waar en bij uitbreiding ook voor vrouwen.

Wat mij terugbrengt naar die herfstavond in Cartoons. Want waarom was ik die avond zo kregelig en vond ik passie ineens zo’n overgewaardeerd ideaal? Omdat ik recent in mijn eigen omgeving mensen zo’n ongelooflijke stommiteiten heb weten begaan. Allemaal in naam van de passie.

Neem nu Carla. Ik zal haar Carla noemen, anders spreekt ze de tien volgende jaren niet tegen me. Toen ze afgestudeerd was, reisde ze de wereld rond en beleefde ze links en rechts romances met avontuurlijke mannen. Waarna ze met haar jeugdliefde Frank trouwde en snel na elkaar twee dochtertjes kreeg. Op Frank is volgens mij bijzonder weinig aan te merken: hij ziet er goed uit, is vrouwvriendelijk, sportief, hardwerkend en een toegewijde vader. Na een paar jaar bouwden ze een huis en namen ze een plantenkwekerij over, met financiële hulp van Carla’s ouders. Zij deed de boekhouding en hield zich intensief met de opvoeding van de kinderen bezig. Die zaten op de Steinerschool en Carla was het soort moeder dat met Pasen samen met de kinderen eieren beschilderde. Die is haar wilde haren kwijt, dacht ik, dit is een huwelijk voor de eeuwigheid.

Ja, lekker niet, want sinds een paar maanden is Carla tot over haar oren verliefd op Jos, een goeroeachtig type dat twintig jaar ouder is dan zij en drie grote tieners heeft. En nee, het is geen vluchtige verhouding, Jos is de man van haar leven, met hem wil ze verder. Die onthulling slaat bij alle betrokkenen in als een bom: Frank stort in en heeft psychiatrische bijstand nodig, ook de kinderen zijn totaal de kluts kwijt. De plantenkwekerij verkommert, Carla’s ouders kunnen achter hun zuurverdiende spaarcenten fluiten. Nu ben ik de laatste om de rekening van iemand anders te willen maken, maar in dit geval ben ik toch geneigd om te denken dat Carla een hoge prijs betaalt voor haar passie en veel mensen doet meebetalen.

Ik had het erover met Yvonne Kroonenberg, psychologe van haar vak en auteur van bedrieglijk luchtige boekjes over het man-vrouwgebeuren. Yvonne beweert van zichzelf dat ze niet gemaakt is voor grote hartstochten, ze is meer voor het kruimelgeluk. Wat niet wegneemt dat ook zij soms diep valt: een psychologiediploma en jarenlange ervaring maken een mens niet immuun voor passie. De laatste keer dat het haar overkwam, duurde het drie jaar. Drie jaar waarin ze naar eigen zeggen ziek van liefde was en ’s nachts wakker werd met ’s mans naam op haar lippen.

Maar nu is het wég, totaal vergeten, uit de droom. En wat Carla’s verhaal betreft, zo heeft ze er al veel gehoord.

“Mensen zitten achter hun hartstochten aan en doen dingen op hun ruggenmerg, niet op hun verstand. Nu ben ik heel voorzichtig met trends en tendensen, ik zou niet durven zeggen dat er de laatste dertig jaar een nieuw mensentype opgestaan is, maar het valt niet te ontkennen dat we nu in een tijd leven waarin het individuele ver uitstijgt boven het belang dat we hechten aan het collectieve. En als het individu belangrijk is, wil het ook niets missen. De sfeer van de tijd is ernaar te zeggen: je leeft maar één keer, je moet alles meemaken. Mensen die geborgen leven, denken dat het daarbuiten ontzettend spannend is, dat het leven daar ten volle woedt en zij erbuiten staan. Die paaseierenschilderes had dus een leuk gezin en genoot daarvan tot de kinderen een jaar of twaalf waren. En toen was ze uitgeschilderd en wilde ze weleens lekker vrijen. Want met de vader van je kinderen is het heerlijk omgaan, je bent elkaars collega, elkaars broertje en zusje en elkaars steun en toeverlaat. Maar als je de hele nacht zalig in de armen van je liefste hebt liggen slapen, ga dan maar eens als een tijger tekeer ’s morgens. Hartstocht wordt verpletterd als de liefde er met haar dikke kont op gaat zitten. En deze tijd is er een van bevrediging op korte termijn. Als je honger hebt, sta je meteen bij de Quick, als je pijn hebt, neem je een pilletje. Ongemak is niet meer in de mode en dat geldt ook voor het geestelijke. Vroeger nam je de verveling, de sleur en de onleuke kanten van een relatie er gewoon bij. Nu niet meer. Als een vrouw haar man nu aankijkt en denkt: ik vind er niets meer aan, dan moet die sudderlap de deur uit. Als Carla het verstandig had aangepakt, had ze zich een minnaar voor twee keer in de week gezocht en dan was dat gezin overeind gebleven en moest het huis niet verkocht. Maar zo werkt het vaak niet bij vrouwen. Mannen kunnen er jarenlang een clandestiene minnares op na houden, die wordt dan een soort tweede echtgenote of secretaresse. Maar als vrouwen ontdekken dat ze groots en meeslepend willen leven, gooien ze de boel meestal open. Ze willen niet alleen niet meer paaseierenschilderen, ze willen het hele paasei niet meer zien en het dopje kun je ook houden. Best mogelijk dat ze zich daarmee een hoop ellende op de hals halen.

Beslissingen nemen op basis van hartstocht is eigenlijk het domste wat je kunt doen. En spannende mannen zijn per definitie niet de aardigste. Sudderlappen doen je geen pijn, maar spannende mannen appelleren aan heel oude gevoelens. En die wil je ook, want dan voel je wat, dan raast het door je heen, nooit heb je dieper gevoeld. Genoeg mensen hebben spijt als haar op hun hoofd dat ze eenmaal zo’n malle keuze gemaakt hebben. En toch ben ik geneigd te denken dat je meer spijt hebt van wat je niét dan van wat je wél gedaan hebt. Omdat je altijd leert van de dingen die je doet, ook al pakken ze helemaal fout uit. Als ik veel zestigjarige huwelijken zie, denk ik: daar is een hoop niét gebeurd, omwille van de lieve vrede.”

Kan liefde dan echt niet blijven duren? “Zeker wel. Sommige liefdes duren een heel leven lang, heel rustige liefdes zijn dat meestal. Ik heb trouwens een hekel aan mensen die zeggen: als het niet hartstochtelijk en totaal is, dan deugt het niet. Liefde kent heel veel vormen, kwaliteiten en looptijden. Sommige mensen blijven zelfs hun leven lang op dezelfde man of vrouw verliefd. Maar dan mogen ze wel niet gaan samenwonen…”

Ja, daar was ik dus zelf al achter gekomen. En dan, als ik denk dat ik al veel te veel over liefde en passie gehoord en gelezen heb, raak ik in een café toevallig in gesprek met een mij totaal onbekende man. Nu is dat iets dat ik te allen prijze probeer te vermijden, van die wezenlijke gesprekken op zaterdagavond, maar soms overkomt het je voor je het goed en wel beseft. “Passie? Ik weet het niet…”, zegt die man. “Maar ik weet wel wat liefde is. Dat is wanneer je maar al te goed weet hoe je de ander het diepst kunt kwetsen, en je het niet doet.” Eerst vind ik het een beetje een rare uitleg. Maar het klopt natuurlijk wel. Als je elkaar door en door kent, weet je precies waar bij de ander de zwakke plekken zitten, en als de demonen razen is de verleiding tot uithalen soms sterker dan jezelf. Voor je het weet, speel je mee in Who’s Afraid of Virginia Woolf. Doe mij dus maar hetzelfde als die meneer daar, met een extra portie endorfine. In een handige hamsterverpakking, graag.

Linda Asselbergs / Tekening Tom Hautekiet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content