Paris – Normandie
De designers Clemens Rameckers en Arnold van Geuns, beter bekend als het duo Ravage, zijn Parijse buitenbeentjes met Nederlands bloed. Kijk maar naar hun ‘boothuis’ in Normandië en hun studio in Parijs.
In 1976 trokken Clemens Rameckers en Arnold van Geuns met hun hele hebben en houden naar Parijs. “Dat was toen nog avontuur. We verkochten alles in Nederland en sloten onze carrière daar af. We hadden gestudeerd aan de academie in Arnhem, hielden er een galerie, hadden een leuke flat, noem maar op. Maar we besloten toch om naar Parijs te trekken, om diverse redenen”, vertelt Clemens. “Het was niet per se de bedoeling om met het verleden te breken”, vult Arnold hem aan. “Eigenlijk wilden we gewoon werken. Dat klinkt gek, maar het was zo. Destijds in Nederland werkte niemand. Iedereen vond het gewoon leuk om een luie kunstenaar te zijn. Hier in Parijs werkte iedereen: de schilders schilderden, de schrijvers schreven en dat vonden we net heel aantrekkelijk, die dynamiek. Tegenwoordig merken we het tegenovergestelde, nu is Nederland erg actief. Het is prettig om weer daar te werken!”
Het duo voelde zich destijds ook wat ‘opgesloten’ in Nederland, en wilde zich cultureel verrijken. Het nieuwe land boeide hen meteen en Parijs vinden ze nog steeds een van de elegantste steden van Europa. “De Fransen verloren zich minder dan de rest van de wereld in die fake cultuur waarin we vandaag leven”, meent Arnold. “Ze hebben al dat moderne gedoe veel rustiger opgenomen. Nederland is ontzettend trendy. Ik heb de indruk dat ze in het noorden altijd denken achter te zijn op het buitenland en daarom dubbel zo snel willen lopen. Een vreemd gevoel eigenlijk, dat ze hier niet kennen. Soms is men in Frankrijk zelfs wat achter, maar niemand maalt daar om.”
Arnold en Clemens appreciëren de intellectuele rust van hun nieuwe vaderland. Ook dat was reden om te vertrekken. In Arnhem waren ze actief in de snel evoluerende modesector. “Onrechtstreeks worden we er nog bij betrokken, voor stylingadviezen werken we bijvoorbeeld samen met trendwatcher Li Edelkoort in Parijs. Ze heeft hier trouwens vlak bij een verblijf en komt regelmatig over de vloer. Maar het eigenlijke modewerk zelf vinden we te vluchtig. Dus wilden we hier andere dingen doen, creaties bedenken die langer overleven dan een seizoen, zoals het ontwerpen van een servies of een bed. Verkoopt het vandaag niet, dan misschien over één of twee jaar. Bovendien gaan die dingen lang mee, soms wel een mensenleven”, aldus Clémens.
Ondertussen ontwerpen Rameckers en Van Geuns al wat los en vast zit: meubels, woonaccessoires, ceramiek en schilderijen. Natuurlijk tekenen ze ook interieurs. Ze waren al overal actief, van de States tot in Italië. Tegenwoordig werken ze veel met Nederlandse firma’s die hen herontdekken. Voor Gelderland tekenden ze zetels en stoelen, voor Zevenslaper een bed, voor Eijffinger behangpapier en meubeltextiel, voor Van Dyck huislinnen en verlichting voor Quasar. Zelfs dat is maar een greep uit hun collecties. Het duo Ravage (afgeleid van de beginletters van hun familienaam) is buitengewoon actief en gooit zich met passie op de meest uiteenlopende takken van de interieurbranche. Een beetje zoals de beroemde Italiaanse designer Fornasetti ooit deed. De stijl is weliswaar anders, maar toch zie je dat het werk van Clemens en Arnold door dit buitenbeentje werd beïnvloed. Dat op zich is een compliment.
Om hun omvangrijke productie op peil te houden, hebben Clemens en Arnold hun leven efficiënt ingericht. Tijdens de week bivakkeren ze in hun ontwerpstudio in Parijs, een oud atelier aan een binnenkoer gelegen in het 11de arrondissement, la République. Een vrij volkse en levendige wijk, oriëntaals getint en bevolkt door vrij veel kunstenaars en fotografen: een beetje het Parijse Soho. “Vroeger woonden we in een chique buurt die mooier is, maar zoveel saaier, hier hangt avontuur en dynamiek in de lucht”, beweert Clemens. Hun loft is niet groot, maar schitterend van vorm, met aan één kant een batterij ouderwetse glazen vensters. In combinatie met de houten vloer lijkt het wel een boot, maar dan wel een ‘werkschuit’ waarin geen mensen worden ontvangen, noch feestjes georganiseerd. “We hebben zelfs nauwelijks een keuken”, zegt Arnold. “Dat is ook niet nodig, hier kan je overal lekker eten. Wonen en feesten doen we tijdens het weekend in ons buitenhuis in Normandië. Omdat er hier alleen gewerkt wordt, is het interieur zakelijk, zonder decoratie.”
Bijna elk weekend rijden ze naar Normandië waar ze in de buurt van Etretat, op de rand van een klip, een ouderwetse villa betrekken. “Toen we dit pand kochten, verklaarden al onze Franse vrienden ons gek”, lacht Clemens. “Ze vroegen zich af waarom we niet, zoals iedereen, naar het zuiden trokken. Maar daar voelen we ons niet thuis en we wilden niet ver van Parijs zijn. Het mocht ook geen boerderij of zo worden, want we houden niet van die landelijkheid. Dit hier is een schitterende plek bij krachtig weer. Stormt het, dan is het binnen erg spannend, zeker in de winter. Door de wind verandert de zee steeds van kleur, bij storm is hij knalgroen en af en toe blauw, alsof je aan de Middellandse Zee zit.” Een andere reden waarom Arnold de Normandische kust verkiest is omdat ze, in tegenstelling tot de Middellandse-Zeekust, goed is bewaard. Een streng stedenbouwkundig beleid houdt de verkavelingen in de hand.
Bovendien is hun woning niet alleen prachtig van ligging, maar ook van vorm en afwerking. Het smalle, hoge huis – volgens Clemens en Arnold opgetrokken door botenbouwers – is amper één kamer breed, zodat het licht in de hele ruimte binnenvalt. Beneden is er een handige keuken met een minuscule eetkamer voor de winter: bij guur weer een heerlijke plek om je terug te trekken. Via een krakende trap betreed je de bel-etage waarvan de betimmering aan de Britse Arts-and-Crafts-stijl doet denken. Het gebouw werd vermoedelijk omstreeks de Eerste Wereldoorlog gebouwd toen deze stijl nog wat en vogue was. Met deze vormentaal voelen Clemens en Arnold een zekere verwantschap. Ook hun decoratie is rijk aan ornamenten en kleuren. In dezelfde geest bedachten ze wandschilderingen voor de werkkamer en tegels voor de badkamer. “Tegenwoordig zijn mensen bang om ornamenten te gebruiken”, zegt Arnold wat verontwaardigd. “De durf om te versieren is weg. Decoratie wordt, zeker in Nederland, als reactionair afgedaan. Je mag ook geen schoonheid meer nastreven, alles moet er koel uitzien. Onze Nederlandse vrienden die dat soort dingen mooi vinden, durven dat zelfs niet meer zeggen. Schoonheid is een beetje verboden. Ken je het syndroom van Stendhal? De man viel flauw toen hij in Florence aankwam! Omwille van de schoonheid. Tegenwoordig bestaat die exaltatie niet meer. Mensen bezoeken veel, maar worden nog zelden betoverd.”
Die levenshouding verklaart ook de sfeer van de woning. Clemens en Arnold ontwierpen een mysterieus en exotisch getint interieur waarvan je snel onder de indruk geraakt. De talrijke objecten, boeken, meubels én het drukke decor ademen de weemoed uit die perfect past bij deze rotskust. De stijl van het duo Ravage blijkt Britser dan ze zelf vermoeden. Er schuilt ook wat humor in van Angelsaksische inspiratie. Kijk maar naar de zetel met de Minerva-kop en de forse schalen en kommen waarover Romeinse bustes en vreemde tekens zijn uitgestrooid.
Wanneer er een beetje zon is, verlaten Clemens en Arnold het mysterieuze huis en installeren zich in de wintertuin of op het terrasje. In de wintertuin met de lange tafel en de zwart-witte bank worden alle gasten ontvangen. Hier wordt er rijkelijk gegeten en gefeest. Het terrasje steekt uit boven een rots, hoog boven het strand. Van daaruit kijken ze recht de zee in en zien geen mens, zelfs geen zwemmers: een stille, kostbare luxe in deze drukke tijden.
Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier