PAPIER OF NIET (of waarom ik uiteindelijk toch gek ben op alle soorten boeken)
Het leek de oplossing voor al mijn problemen, en het loste voor mijn man alvast één probleem op : dat van het kerstcadeau. Enkele jaren geleden kreeg ik een e-reader onder de boom, nadat ik gezworen had om nooit nog een papieren boek te kopen wegens absoluut geen plaats meer in de kast. Nergens nog plaats eigenlijk. Ik heb stapels boeken als bijzettafels, boeken op de zolder en in de kelder, boeken in elke handtas en onlangs vond ik er een in de koelkast – een kookboek dan wel, er zit nog enige logica in mijn verstrooidheid.
De e-reader zou dat gebrek aan plaats oplossen. Hij is ook erg praktisch op de tram en in mijn handtas. En al helemaal geweldig voor op vakantie. Maar toch sluipen er sinds kort terug papieren boeken binnen. Biografieën bijvoorbeeld, omdat ik er digitaal nooit die interessante foto’s bij krijg. Ik vind het ook een beetje vervelend dat ik niet weet of ik aan een turf of een toetje begin. Een aantal virtuele pagina’s blijft abstract, het weegt niets in mijn hand. En herlezen dan. Zal ik ooit naar het scherm van de e-reader kijken zoals ik voor de boekenkast sta ? Toen ik dat hele verhaal aan een collega vertelde, onderbrak ze me en zei : “Telt allemaal niet mee, het is gewoon hebberigheid.” Of ik ooit een boek had geleend in de bibliotheek, gelezen en het vervolgens toch was gaan kopen, wilde ze weten. Dat had ik inderdaad ooit gedaan. “Zie je wel : hebberigheid.”
Het is geen hebberigheid, het is drang naar warmte, koesteren van een mooie ervaring, vasthouden van een belevenis. Een goed boek is een vriend, en die wil je in je huis hebben. President Obama schreef recentelijk het voorwoord voor het 25e deel van de verzamelde Peanuts-strips. In dat boekdeel worden de cartoons gebundeld die verschenen van januari 1999 tot februari 2000, toen Peanuts-tekenaar en -bedenker Charles M. Schulz overleed. “Zoals miljoenen Amerikanen groeide ik op met Peanuts“, schreef Obama. “En ik ontgroeide het nooit. Jarenlang was Peanuts ons dagelijkse security blanket. Het is nationaal erfgoed.”
Schrijfster Rebecca Mead herinnert zich in de The New Yorker hoe ze een notitieboekje terugvond waarin ze jarenlang alle boeken noteerde die ze had gelezen. Gewoon de lijst overlopen gaf haar het plezier van een doos vol verloren gewaande foto’s terug te vinden. “Sommige beelden zijn wazig, op sommige zie je personen die je je amper kunt herinneren, en andere geven je momenten van scherpe herkenning. Daar is het boek dat ik las omdat ik een vriendje had die zichzelf als een Oscar Wilde-expert beschouwde. En hoe kwam ik nu ook alweer bij Kafka terecht ?”
Ze beschrijft wat boeken voor haar doen : “Ze dagen je uit, ze verruimen je blik en mogelijkheden, ze geven je toegang tot een onbekende wereld, ze leren je empathie en medeleven met een bewustzijn dat heel anders is dan het jouwe, ze geven je het plezier om te ontdekken wat anderen voor jou al lang weten, en op die manier laten ze je deel uitmaken van een grotere conversatie.”
In die context worden boekenwinkels en bibliotheken magische plaatsen, portalen naar een andere wereld, en of het ingangsticket van papier is of op een scherm staat, wat maakt het uit ? Elke Lahousse bezocht er enkele (p. 42) om te zien hoe ze zich hebben heruitgevonden in digitale tijden.
lene.kemps@knack.be
LENE KEMPS
Zal ik ooit naar het scherm van de e-reader kijken zoals ik voor de boekenkast sta ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier