Papa Noel was vorig jaar al aangekondigd voor het Sfinks festival, maar moest toen afzeggen omdat hij sukkelde met zijn gezondheid. Dit jaar maakt hij dat ruimschoots goed door twee sets te spelen: een met Adan Pedroso en een met Papi Oviedo. Papa Noel over het goede huwelijk tussen zijn Congolese rumba en hun Cubaanse son.

Peter Van Dyck

Het is alsof hij met fluwelen handschoenen de snaren beroert. Niemand heeft een eleganter gitaarspel dan Papa Noel. De 61-jarige Congolees vond vorig jaar een nieuw elan met Mosala Makasi, een live-album dat hij met de Cubaanse troubadour Adan Pedroso opnam. Op het nieuwe Bana Congo heeft hij opnieuw een sparringpartner uit het land van Fidel Castro gevonden: de tresero (bespeler van de tres, de Cubaanse gitaar met drie dubbele snaren) Papi Oviedo. Een man die zijn sporen onder meer verdiende als begeleider van Omara Portuondo en acte de présence gaf op Chanchullo, de succesplaat van Ruben Gonzalez. Bana Congo is een uitgave in de reeks Crossing Borders van het platenlabel Tumi Music die ongewone combinaties wil presenteren.

Zo ongewoon is deze combinatie evenwel niet. De Cubaanse rumba werd zestig jaar geleden bijzonder populair in Centraal-Afrika via geïmporteerde 78-toerenplaten. Die golf bestoof de Afrikaanse muziek en leidde eerst tot de Congolese rumba, waarbij de rol van de piano overgenomen werd door de gitaar, en nog later tot de soukous. Papa Noel groeide daarenboven op met de klanken van de Cubaanse son, al luisterend naar Radio Congo Belge. Het is dus niet verwonderlijk dat hij het nu zo goed kan vinden met mensen als Pedroso en Oviedo.

Het is evident dat de samenwerking met Papi Oviedo op Bana Congo een uitloper is van het geslaagde experiment met Adan Pedroso op Mosala Makasi. “Mijn manager John Hollis had me in Duitsland voorgesteld aan de groep van Adan, voor wie hij een tournee in Europa had georganiseerd”, vertelt Papa Noel. “Ik ontmoette die jonge Cubanen, die duidelijk voeling hadden met de Afrikaanse muziek. John vroeg of ik het zag zitten om samen met hen iets te doen.”

Bij het eerste optreden van Papa Noel & Adan Pedroso in Engeland – voor zo’n 3000 man – stond Mo Fini daar, de baas van Tumi Music, die Papi Oviedo had meegebracht. Mo benaderde na afloop John Hollis. Hij opperde het idee om de twee veteranen, Papa Noel en Papi Oviedo, samen te brengen. “Ik was meteen enthousiast”, zegt Noel. “Papi is een groot auteur-componist en een meesterlijke tresero. We spraken af dat we ieder vijf nummers naar de studio zouden meebrengen.”

Papa Noel verklaarde eerder in een interview dat, hoe meer invloeden je in je muziek incorporeert, hoe groter het potentieel wordt om een verheven en rijk geluid te verkrijgen. Is hij zich bewust van het gevaar dat je kan forceren, dat je té veel kan willen? “Dat gevaar zou kunnen bestaan als ik met andere muziekstijlen dan de Cubaanse son symbioses zou uitproberen. Niet dat ik daar geen zin in heb, het lijkt me gewoon te veel labeur. Ik hou niet van het risico dat iets kan mislukken. Voor ik ergens aan begin, wil ik er zeker van zijn dat het op iets waardevols uitloopt. Je mag niet blind zijn voor het gegeven dat iemand die in zo’n project investeert, in dit geval Mo Fini, ook wel iets terug wil krijgen. Ik wil niemand teleurstellen. Als je Afrikaans met Cubaans mixt, is het risico echter nihil. Dat is een goed huwelijk. Ik heb geen schrik om die kruising aan te gaan. Ik heb voor Bana Congo bewust ook geen bewerkingen van klassiekers gemaakt, maar eigen liedjes gebruikt. Papi Oviedo en ik hebben samen die nummers, steen voor steen, opgebouwd. We hebben de Cubaanse cadans van zijn trestechniek en het Congolese karakter van mijn gitaarspel laten samensmelten.”

“Het bleek voor ons allebei vrij eenvoudig om in elkaars huid te kruipen. De muzikale cultuur van Cuba en die van Congo zijn gelijkaardig. Het enige dat verschilt is de taal: Papi zingt in het Spaans, ik in het Frans en in de Lingala-taal. We hebben gespeeld en gespeeld, tot we op één lijn stonden.”

Mo Fini stond erop dat het basismateriaal in Havana werd opgenomen. Papa Noel reisde bijgevolg naar de Cubaanse hoofdstad om te verbroederen met de groep van Oviedo. Toen hij daar arriveerde, had hij het gevoel thuis te komen. “De sfeer die ik er aantrof, deed me denken aan de tijd van Belgisch Congo. Ik ben geboren in Leopoldville, dat toen nog niet Kinshasa heette. Ik voelde me geen vreemdeling in Havana. Ik herkende alle karakteristieken van de stad waar ik ben opgegroeid: mensen die op straat nootjes zitten te eten, vrouwen die van alles aansleuren. Een gezellige drukte, kortom. Alleen de taal herinnerde mij eraan dat ik niet echt thuis was, maar in Cuba verbleef (lacht).”

Papi Oviedo spreekt enkel Spaans, Papa Noel enkel Frans. Gelukkig hebben muzikanten geen taal nodig om met elkaar te communiceren. De twee begrepen elkaar op een haast telepathische manier. “De communicatie tussen muzikanten is universeel en heel direct”, legt Noel uit. “Wij spreken met elkaar via onze instrumenten. Als Papi Oviedo zijn snaren betokkelt, is het alsof je een piano hoort. Dat is zijn grote kracht. De gitaren die ik op Bana Congo bespeel, zijn akoestisch en versterkt, maar zonder effecten. Dat is ook wat je op Sfinks te zien zult krijgen: de directheid en puurheid van twee mannen die samenspelen.”

Of er dan helemaal geen verschillen bestaan tussen de Congolese rumba en de Cubaanse son? “Puur ritmisch gezien niet, nee. Ze hebben dezelfde referentiepunten. Ze zijn ontsprongen uit dezelfde bron, die in Congo ligt. Toen de Afrikaanse slaven naar Amerika gedeporteerd werden, namen zij uiteraard hun muziek mee. Ze zijn die muziek trouw gebleven. Ze hebben er daar, geïnspireerd door hun nieuwe omgeving, nog andere elementen aan toegevoegd, maar de blauwdruk bleef Afrikaans. Het bewijs is er: ik pas mij moeiteloos aan die Cubaanse muzikanten aan en ook omgekeerd ondervinden zij geen problemen om mij te begeleiden. Het klikte onmiddellijk tussen ons. Daarom heet de cd ook Bana Congo: zoon van Congo.”

De trompetten die je op een aantal nummers hoort, zijn één van die typisch Cubaanse kenmerken. “Dat is iets wat opvalt: in Latijns-Amerika hebben de muzikanten veel meer mogelijkheden. Er zijn muziekscholen waar ze instrumenten als trompet en piano kunnen leren bespelen. Maar wát ze er op spelen, draagt niettemin een Afrikaanse stempel. Ik heb op Cuba een percussie-instrument ontdekt dat mij voordien onbekend was: de bata. Zijn wonderlijke klank wijkt iets af van die van onze tamtam, maar als je goed luistert, hoor je dat het toch familie is.”

Aardig wat liedjes op het album zijn een hommage aan de son en zijn meesters, zoals Benny Moré en Isaac Oviedo. “Isaac is de vader van Papi”, verduidelijkt Noel. “Hij was eveneens een voortreffelijke tresero. Er staat ook een compositie van hem op: No Te Doy Na. Isaac heeft zijn zoon gitaar leren spelen. Toch wil het verhaal dat Papi, net als ik, zijn eerste gitaar kreeg van zijn moeder. Zo zijn er nog wel meer overeenkomsten tussen hem en mij. Dat wij elkaar uiteindelijk gevonden hebben: dat is magie.”

Twee tracks, Kin Havane en Combinacion De Soneros, richten zich tot mensen die kwaad spreken over de son. “We hebben het dan over de jongeren die denken dat de muziek bij hen begint”, legt Noel uit. “Die houding getuigt van weinig respect. Ze verloochenen de oorsprong van hun muziek. Ze luisteren niet naar de anciens, naar de stemmen die al gelééfd hebben. Hun kritiek op de son is misplaatst. Ze zouden moeite moeten doen om de traditie in stand te houden en de mensen te blijven herinneren aan de rijkdom van de muziek. De son moet van generatie op generatie overgeleverd worden. Uiteraard heb ik niets tegen evolutie en verandering – dat instrumenten als trompetten en bata hun intrede maakten, was bijvoorbeeld een enorme verrijking -, maar er moet over gewaakt worden dat die unieke ritmiek behouden blijft. Rumba en son zijn van origine volksmuziek: laat ons dat niet vergeten. Als de jongeren erin slagen om in onze voetsporen te treden en, net als wij, de son nieuw leven inblazen, met respect voor het verleden, dat zou me verheugen.”

De tendens in Afrika om steeds meer een toevlucht te zoeken in synthesizers en drummachines ziet hij met lede ogen aan. Het is voor Papa Noel en verwante zielen als SamMangwana reden te meer om hun energie te steken in het conserveren van de traditie. In ’98 werkte Noel overigens mee aan Galo Negro, een pièce de resistance van Mangwana. “Ik heb de melodie van het titelnummer geschreven, Sam de tekst in het Portugees. Hij is eveneens geboren in Leopoldville, maar zijn ouders stammen uit Angola. Dat hij in het Portugees zingt, is een mooie illustratie van mijn betoog daarnet: op die manier haalt hij de banden met zijn afkomst aan.”

Uit de rumba is de soukous voortgesproten. Met mechanische beats noopt die variant de mensen tot dansen. De moderne technologie heeft de gratie van het rumba-fundament evenwel verloren doen gaan, zo menen de puristen. “Dat de soukous die gratie kwijt is, is niet meer dan logisch”, vindt Noel. “Het is immers weinig doordachte muziek. De soukous is op straat ontstaan. Het is louter dansmuziek. De jongeren van vandaag krijgen niet dezelfde kansen als wij destijds, het is onrustig in ons land. Soukous is voor hen escapisme. Ze kunnen zichzelf daarin verliezen. Of je die muziek nu met een orkest speelt of uit een computer laat komen: het is hoe dan ook eenvormig en zonder al te veel betekenis. Het is zoals de house in Europa. Ik kan dat bezwaarlijk muziek noemen. Het is iets voor de jongeren: enkel ontworpen om op te huppelen. Rap is iets anders: dat is intelligente muziek. Dat is verbale kunst. Daarbij draait het vooral om de tekst, in de soukous is die van geen tel.”

Zoals heel wat leeftijdgenoten, zo ook Sam Mangwana, leerde Papa Noel het vak bij de legendarische Franco. Hij was de grote meester en de oprichter van het toonaangevende orkest OK Jazz. “Ik ben tot de laatste dag bij hem gebleven. Franco zat steeds vol plannen. We gaven elkaar als solisten veel ruimte. Ik ben heel trots op wat we samen verwezenlijkt hebben.”

Toen Franco in ’89 stierf, was het tijd voor Noel om aan zijn eigen solocarrière te denken. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik na zijn dood bijna de moed opgaf. Ik voelde me zo erg met hem verbonden dat ik er moeilijk kon van loskomen. Gelukkig verzekerden de mensen rondom mij dat ik op de goeie weg was en dat ik moest doorzetten. Ze kregen gelijk: ik heb voldoening gevonden in mijn solocarrière. Wat me momenteel overkomt, zie ik als een nieuwe start. Die Congolees-Cubaanse connectie geeft me weer een duwtje. Ik ben verwonderd door het succes. De inspanningen van vele jaren werpen hun vruchten af. Ik word beloond voor mijn vertrouwen. Wellicht hervind ik nu iets in mezelf dat ik een tijdlang uit het oog was verloren. Het is een beetje zoals wanneer je op zolder komt: je treft daar plots spullen aan die je bijna vergeten was. Je ziet die oude boeken, die romans, die notities. Daarmee geconfronteerd worden, zet je aan om opnieuw te gaan creëren. Want maak je geen illusies: je schept nooit iets dat er nog niet is. Alles bestaat al. Alles ligt voor het rapen. Je moet het gewoon zién: meer is het niet.”

Papa Noel was vorig jaar de drijvende kracht achter de Congolese supergroep Kékélé, wat resulteerde in het album Rumba Congo.. De parallel die hier en daar getrokken wordt met Buena Vista Social Club lacht hij weg. “Daar heeft het niets mee te maken. Kékélé is geboren uit de wens om de Congolese rumba te redden. Uit het besef dat we de muzikale rijkdom waarover we beschikken moeten blijven voeden. Het idee was dus om alle oude Congolese muzikanten bij elkaar te brengen. Ik heb me samen met mijn jongere broer meteen geëngageerd toen het voorstel kwam. We wilden een brug slaan tussen oud en nieuw, en dat is gelukt, lijkt me.”

In het nummer Bana Congo schrijft Noel: “Mijn land is mooi.” Dat de politieke en economische situatie in Congo heel precair blijft, wil hij echter niet ontkennen. De stabiliteit is nog ver weg. “Als je écht van iets houdt, bedek je het negatieve met de mantel der liefde. Het zijn ongelukkige tijden voor mijn land. Ik wil geen kritiek spuien, maar ik voel me er wel triest bij. Ik pleit voor een voorzichtige en weldoordachte aanpak van de problemen. Het leven is té zwaar geworden. Voor iedereen. Niemand ontsnapt eraan. Maar dat neemt niets weg van de schoonheid van mijn land. Iedereen die in Congo heeft verbleven, heeft er heimwee naar. Als je kijkt naar de natuur, moet je vaststellen: eigenlijk is het een rijk land.”

“Iedereen is arm en verlangt naar een normaal leven. Ik heb hoop op beterschap, maar op dit moment is het op de tanden bijten. Er is werkloosheid en honger. De mensen hebben geen zin meer om zich te amuseren. De economie is er beroerd aan toe, zelfs in vergelijking met de rest van Afrika. Ik hoop dat er stilaan eensgezindheid ontstaat, want er moet dringend iets gebeuren. Het land heeft au fond alles, maar de vraag is: hoe raken we weer vooruit? Het is alsof je een auto hebt, een motor en benzine, maar het contact mist om te kunnen vertrekken. Dé manier vinden waarop we het land weer op gang kunnen trekken, dat is onze taak.”

“We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Ook de muzikanten zien af. Ze hebben weinig middelen om hun stem te laten horen. Er zijn geen studio’s. Je moet al aardig wat geld bij elkaar rapen om in Europa te gaan opnemen. Ik zie op dat vlak voorlopig geen positieve evolutie. We kunnen niet van de muziek leven zoals het hoort. Je komt te veel hindernissen tegen op je pad. Ik ken heel wat collega’s die de muziek laten voor wat ze is en een andere job aannemen, omdat ze honger lijden. Als het slecht gaat met het land, heeft dat onvermijdelijk zijn effect op de muziekscène. Ik vergelijk het met een huishouden. Als vader en moeder constant ruzie maken, kunnen de kinderen zich niet goed voelen in hun vel.”

Bana Congo van Papa Noel & Papi Oviedo is uit bij Tumi Music/Culture Records.

Papa Noel treedt, samen met Papi Oviedo én met Adan Pedroso, op tijdens het Sfinks festival in Boechout, op 27 juli. Info:

www.sfinks.be

Op 7 juli treedt Kékélé op in het kader van ‘Klinkende Munt’ in het Klein Kasteeltje, Brussel. Info: 02 513 82 90, www.beursschouwburg.be

“We hebben de Cubaanse cadans van Oviedo’s tres-muziek en het Congolese karakter van mijn gitaarspel laten samensmelten.”

“Op dit moment is het op de tanden bijten in Congo. De mensen hebben geen zin meer om zich te amuseren. Ook de muzikanten zien af.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content