Over modezaken

Het koppige karakter van de modesector kent ze als geen ander. Anne Chapelle fietst al jaren in tandem met ontwerpster Ann Demeulemeester : Ann voor, Anne achter de schermen. Want ontwerpen is één ding. Een modebedrijf op kruissnelheid houden een heel ander.

“Onze kinderen zaten op dezelfde school. Zo leerde ik Ann kennen. Ik zat toen net een jaartje thuis. Voltijds huismoeder. Of toch een poging tot. Na een hele tijd de afwezige, hardwerkende moeder geweest te zijn, vond ik dat ik dat mijn kinderen wel verschuldigd was. Maar het verschil tussen beide werelden was te groot. Het lukte niet. Echt niet. Toen Ann mij om raad vroeg, ben ik meteen een kijkje komen nemen. Ik zou hier alleen maar wat bedrijfsadvies geven en hoogstens een en ander helpen warm te draaien. Maar kijk, ik ben nooit meer weggeraakt.”

Ze mag dan al de overladen en uitgeputte kmo van Ann Demeulemeester, bvba 32, de structuur en ademruimte van een zelfverzekerde multinational hebben gegeven, het zakengenie Anne Chapelle heeft weinig van een iron lady met kogelvrij aura. Ze praat met een open blik en fluweelzachte glimlach, en hamerde er tijdens de laatste vergadering nog op dat iedereen ’s avonds definitief de pc uitzet en zijn of haar sociaal leven begint te voeden. “Ik vind het fantastisch dat onze medewerkers hun ziel geven aan het bedrijf. Maar ik heb niets aan een ziel die niet sociaal gevoed wordt.” En ze meent het. Net zoals ze in een constant rekbare bewegingsruimte voorziet, waardoor “mijn medewerkers in alle rust kinderen kunnen krijgen en opvoeden, op een moment dat hun dat het best past. Ja, ik ben daar allemaal heel bewust mee bezig. Een enthousiast en blij kloppend hart is van levensbelang voor een bedrijf. Het bewijs is er : wie hier binnenkomt, gaat niet meer weg. Ook de zeven mensen die hier werkten toen ik aankwam, zijn hier nog altijd. En dat is niet evident.”

Wat is het eerste wat u gedaan hebt toen u hier aankwam in 1994 ?

Anne Chapelle : Observeren. Hoe gaat het er hier aan toe ? Wat is dit voor iets ? Ik zag zeven mensen die met een hartverwarmende passie een continue strijd leverden tegen de tijd. Maar die niet over de kennis en de tijd beschikten om strategieën uit te denken, om structuren op te zetten. Er was met andere woorden geen globaal management. Een van de meest prangende problemen toen waren slecht betalende klanten. Dodelijk voor een modebedrijf. Ik heb dus de eerste maanden de slechterik moeten spelen. Onverbiddelijk streng. We moeten nú ons geld hebben, of…

Kunnen ontwerpers dat dan zelf moeilijk ?

Dat is inderdaad niet makkelijk voor mensen die gepassioneerd bezig zijn met creëren en vooral werken vanuit fantasie en emoties. Geld vragen, structuren bedenken : het is echt een ander vak, een compleet verschillende wereld.

Wat zijn de grootste valkuilen voor een beginnend ontwerper ?

Dat heel specifieke financiële ritme van de sector. Vooral die immense voorfinancieringen zijn ongelooflijk tricky. Wanneer je een collectie maakt, ben je maar liefst zes maanden van je levering verwijderd. De productie, de show, de modellen, de showroom, personeel voor de showroom… : álles moet je zelf betalen, nog voor je ook maar één cent terug verdient. Zonder enige garantie dat je collectie zal aanslaan. Als de pers ze afbreekt, dan verkoop je amper. En daar sta je dan : geen enkele return op die immense investering. En ook al loopt je collectie wél goed, sowieso moet je zes maanden overbruggen. Dan pas wordt er geleverd, waarna – als het goed gaat – de klant eindelijk na tien dagen betaalt. Elk seizoen een stevige 500.000 euro voorschieten : niet niks natuurlijk.

Was dat specifieke ritme het moeilijkste waar u als nieuwkomer aan moest wennen ?

Nee. Dat had ik vrij vlug door. Het lastigste was dat ontastbare van de modesector. Ik kwam uit een managersfunctie in de farma- en nucleaire sector, waar alles stevig onderbouwd en netjes afgelijnd was. Voor elke stap was er een bewijs, een beredeneerd argument : waarom wel, waarom niet. En dan kom je in de modewereld, die drijft op louter vluchtige fundamenten : op creativiteit, gevoel en waardering. En onzekerheid : vandaag kan dit gebeuren, morgen dat.

Beangstigend ?

Uitdagend vooral. En daar hou ik wel van. Maar het heeft zeker enige tijd gekost om eraan te wennen. Ook aan de modespirit, aan de houding van ontwerpers. Het is een heel intiem en exclusief wereldje waar je hoogstens bij kunt staan en naar kijken. Die behoefte die ontwerpers hebben om elkaar te bestuiven, elkaar te prikkelen en uit te dagen : mens, wat is die sterk ! Het is een egoboost die ze nodig hebben om goed te creëren. Alles samen is het een kluwen waar je als buitenstaander amper binnen geraakt. En waar je pas met heel veel tijd en moeite iets van snapt. Met creatieve mensen kan trouwens van alles gebeuren. De ene dag vliegen ze hoog, de andere zitten ze mijlendiep. Je moet ze zo goed en zo slecht als het kan in balans helpen te houden.

Is het lastig werken met creatieve mensen ?

Nee. Ik vind het net heel fijn. Ik bewonder hun manier van denken. Ik hou van mensen die moeiteloos het kind in zich kunnen bovenhalen.

Gulzigheid

U bent zaakvoerder van bvba 32, maar laat op geen enkel moment uw stem horen in het creatieve proces. Vanwaar die heilige stelregel ?

De ontwerpers moeten alle mogelijke bewegingsruimte krijgen. De kleinste beperking die ik ze vanuit zakelijke kant zou opleggen, kan hun fantasie lamleggen. Ik moei me nooit op creatief gebied, net zoals Ann zich nooit moeit op zakelijk gebied. Zij haar ding, ik mijn ding. Wel geef ik ze altijd de feedback van de klanten en de pers. Dat kan leerrijk zijn – een stof waarvan klanten klagen dat die te ruw aanvoelt bijvoorbeeld – maar daar doen de ontwerpers mee wat ze willen.

In 1998 hebben jullie de overkoepelende holding EDU opgericht, waar u mede-eigenaar van bent. Intussen heeft de holding de arm geslagen rond de ontwerpers Dirk Schönberger en Haider Ackermann. Hoe werkt dat concreet ?

Dirk en Haider werken helemaal afzonderlijk in een eigen entiteit : wij spreken van een collectieatelier. Van draad tot productiestuk staan de collectieateliers volledig op eigen benen. Ieder werkt ook op zijn eigen plek : Dirk aan de Antwerpse Charlottalei, Haider in Parijs, Ann hier aan de Populierenlaan in Antwerpen. Alle drie trouwens op het huisnummer 32 ( waar Ann haar bvba ooit naar genoemd heeft) . Vreemd, niet ? Hoe dan ook, zodra de collecties af zijn, komen ze hier in de pool terecht. Van hieruit regelen we dan de productie, de leveringen, de showrooms voor de verkoop, de boekhouding… De ontwerpers hoeven zo alleen maar te ontwerpen. Van alle administratieve ballast zijn ze bevrijd.

Het is de bedoeling, benadrukt u, dat er zo nog meer ontwerpers bij komen. Vanwaar die open armen ? Idealisme ?

Niet alleen dat uiteraard. Het zijn twee vliegen in één klap. Als je een bedrijf groot wilt maken, dan kun je niet op één ontwerper blijven draaien. Ik wil vroeg of laat naar de beurs, dus we moeten echt groeien. Dan moeten we er andere mensen bij betrekken en nieuwe kanalen aanboren. Dat is bedrijfsmatig niet meer dan een gezonde, zelfs noodzakelijke, reflex. Tegelijk is het inderdaad een mooie kans voor jonge ontwerpers om gebruik te maken van onze financiële back-up en geroutineerde structuur. Haider en Dirk zijn alvast enthousiast. Ze hebben meer vrijheid dan vroeger, want ze moeten geen tijd besteden aan andere dan creatieve zaken. Onderling is er ook geen enkele cross-over : elke ontwerper behoudt zijn eigenheid.

Moeten ze vooropgestelde resultaten halen om te mogen blijven ?

Na drie seizoenen moeten ze minstens break-even zijn. Drie seizoenen ben ik dus bereid om te investeren : goed voor 1 miljoen euro. Zonder return. Daarna moet het komen. Nog geen return op mijn investering, maar ze moeten op zijn minst zelfbedruipend zijn. Dirk is intussen goed op dreef, na een ietwat onzekere start toch wel. Hij was nu eenmaal de eerste en het was voor hem niet makkelijk om zich aan zo’n goed varend schip vast te klampen. Haider laat in maart nog maar zijn tweede collectie zien : hij is voor ons nog een baby die moet groeien. Ik heb er alle vertrouwen in. Maar ja, ze krijgen dus inderdaad een termijn waarbinnen ze rendabel moeten zijn. Zo niet, dan moeten we ze afstoten. Klinkt hard, maar het is wel noodzakelijk. Ik ben geen weldoener. Het blijft business.

Hoe beslissen jullie wie erbij mag ?

Mensen van wie we denken dat ze interessant zijn, nodigen we eerst uit voor een uitgebreid gesprek : om de persoon en persoonlijkheid achter het verhaal te zoeken. Vind ik ze boeiend, dan kijken Ann en haar man Patrick naar hun creativiteit. Daarna beoordelen we samen of iemand er al dan niet bij komt. Het product hoeft absoluut niet in onze lijn te liggen. Dirk werkt bijvoorbeeld voor een veel bredere markt dan Ann. En Haider sluit dan meer aan bij de zuivere haute couture : weer iets helemaal anders.

Is zo’n structuur de toekomst om jonge ontwerpers op de sporen te krijgen ? Als een soort kickstart ?

Misschien wel. Het is tenslotte aartsmoeilijk en vooral onmenselijk duur om als jonge ontwerper je stem te laten horen. Kunnen meesurfen op de golf van de gevestigde waarden, al is het louter logistiek, dat is een bijzonder welkome duw in de rug. De modesector is zo belangrijk voor België, voor zijn imago en economie : we moeten dringend werk maken van meer en betere steun aan beginners. Er is ook behoefte aan advies : jonge mensen begeleiden in hun zoektocht naar kapitaal, fabrikanten, personeel, een goed commercieel plan…

Wordt het dan steeds moeilijker voor beginnende ontwerpers ?

Dit is absoluut geen tijd die hun bemoedigend toelacht, dat is zeker. Het gaat sowieso om een nichemarkt : een heel kleine taart waarvan veel ontwerpers een stukje opeisen. In tijden van economische bloei lukt dat jonge ontwerpers vrij makkelijk. Want dan hebben de mensen extraatjes genoeg om iets nieuws te proberen. Tijdens economische recessies verdwijnen die overschotten en focussen mensen zich op de gevestigde waarden. En dat is de afgelopen jaren heel sterk gebeurd. Vandaar dat veel jonge mensen harde klappen hebben gekregen.

Dan wel in het voordeel van iemand als Ann Demeulemeester.

Ann Demeulemeester gaat het in economisch moeilijkere tijden inderdaad voor de wind. Vorig jaar hadden we zo eindelijk de ruimte om de mannencollectie af te splitsen, en dat mondde meteen uit in een gigantische turn-over. In januari was het nog maar de tweede keer dat we met de mannencollectie naar buiten kwamen, en de omzet steeg al meteen 50 procent. Het gaat enorm snel. Ook de vrouwencollectie ging met zo’n 10 tot 20 procent omhoog. De opsplitsing heeft het dan wel veel drukker gemaakt – nu gaan we acht keer naar Parijs – het levert ontzettend veel op. We openen met Ann Demeulemeester in april overigens ook een nieuwe winkel. In Tokio.

Willen net afgestudeerde ontwerpers te snel met een eigen collectie beginnen ?

Tja, het is normaal dat ze dat willen natuurlijk. En het is maar goed ook : ze móéten ambitieus zijn, ze moeten durven te dromen. Maar de tijd die ze denken nodig te hebben om succesvol hun eigen collectie te lanceren, die schatten ze wel te kort in. Waarom niet eerst enkele jaren bij een gevestigde waarde gaan werken ? Om er ervaring op te doen, te zien hoe een modebedrijf werkt. In plaats van hun talent te verbranden.

Is dat iets waar de modeacademies hen beter in zouden moeten opleiden ?

Ik weet niet zozeer of dat hun taak is. De academies moeten vooral de creativiteit losweken, aanwakkeren en op de sporen helpen te zetten. Zelf zie ik daar vooral een rol voor de ouders weggelegd. Ik ben ervan overtuigd dat een ouder die zijn kind wil beschermen, hem of haar niet zomaar zal toelaten om meteen met het grote geweld een stap in het duister te zetten. Geen ouder die zijn kind in een wespennest wil sturen, toch ? Het zijn de ouders die hen geduld moeten bijbrengen. En ze doen inzien dat ze met gulzigheid nergens komen.

Tweehonderd jaar later

Volgt u zelf de modewereld van dichtbij ? Gaat u naar defilés van andere ontwerpers bijvoorbeeld ?

Alleen als ze ná de defilés van onze ontwerpers komen. Waarom ? Omdat ik er tot het laatste moment helemaal, fysiek en mentaal, voor hen alleen wil zijn. Wat ik concreet doe ? Vroeger deed ik nog de ontvangst, nu ben ik er eigenlijk alleen maar om lastminuteproblemen op te lossen. En om te zien of alle verantwoordelijken hun werk doen.

Raken de defilés van Ann, Dirk en Haider u nog elke keer ?

Ontzettend. Ik vind het een bijzonder emotionele gebeurtenis : ik huil áltijd. Ik heb dat hele proces tenslotte van nabij gevolgd en weet hoeveel energie, kracht en passie erin zit. Ja, dan is die ontlading uiteraard enorm. Het vervult me telkens met een opvallend zuiver geluksgevoel. Een gevoel van trots ook.

U hebt verpleegkunde en later biochemie gestudeerd. Zit er nog iets van de verpleegster en de biochemicus in u ?

Van de verpleegster zeker wel, ja. Ik zei het al : ik ben heel bezorgd om mijn medewerkers. Ik wil echt dat ze gelukkig zijn. Dat ze in een vriendelijk bedrijf kunnen werken. En dat is, denk ik, ook zo. We werken hier nu met een kleine vijftig mensen, de winkels niet meegerekend, en de liefde is groot. Voor het vak, en voor elkaar. Sommigen komen uit het buitenland trouwens, we draaien nu eenmaal voor 85 procent op export. En om een of andere reden zorgt die internationale mix voor een niet meer te missen dynamiek.

U moedigt uw medewerkers aan om de grens tussen werk en privé als heilig te beschouwen. Kunt u dat zelf ?

Zonder probleem. ’s Avonds om vijf uur trek ik ook figuurlijk de deur achter me dicht.

Hebt u dat moeten leren ?

Zeker. Ik ben iemand die dag en nacht kan doorgaan. En dat hebben we hier de eerste jaren ook gedaan. Omdat het nodig was : we moesten groeien, maar hadden nog geen centen om meer mensen aan te werven. Ik ben daardoor verre van de ideale moeder geweest. Mijn kinderen, nu 18 en 19, zijn mooie en zelfstandige mensen geworden, op wie ik bijzonder trots ben. Maar ik weet dat ik ze emotioneel tekort heb gedaan. Voor een man blijft dat toch een stuk makkelijker. Als vrouw zit je willens nillens met dat schuldgevoel. Nu, ik heb een jaar geprobeerd om voltijds huismoeder te zijn en ik werd er alleen maar diep ongelukkig van. Toen ik erna naar hier kwam, heb ik mijn kinderen goed proberen uit te leggen waarom ik zoveel werkte : om Ann en haar werk, waarin ik geloofde, groot te maken. En dat snapten ze wel. Ik nam ze ook vaak mee. Ze zijn samen met Anns zoon opgegroeid, en ze hadden het met hun drieën best wel naar hun zin. Maar toch. Ik herinner me dat ik op een dag vakken zag staan in hun rapport waarvan ik niet eens wist dat ze die volgden. Ik besef dat nu pas ten volle. Op het moment zelf gaat dat grotendeels aan je voorbij.

U bent nu 47. Het is dan misschien nog veraf, maar vindt u het een angstwekkende gedachte dat u dit ooit uit handen zult moeten geven ?

Helemaal niet. Nog enkele jaren, en dan laat ik het hier met plezier over aan mijn opvolgers. Die ben ik nu al een hele tijd aan het klaarstomen trouwens. We investeren intensief in opleiding : dat is het cement van onze continuïteit. En uiteraard verdwijn ik niet van de aardbol, hé. Ze mogen mij altijd om advies blijven vragen. Maar het is belangrijk om op tijd de stap opzij te maken en het dagelijkse bestuur in handen te laten van enthousiaste en capabele jonge mensen. Het gaat tenslotte niet om mij. In mijn ultieme droom bestaat het bedrijf over tweehonderd jaar nog altijd en creëren dan toekomstige talenten in naam van Ann Demeulemeester, Dirk Schönberger, Haider Ackermann en de andere ontwerpers die er tegen dan zijn bijgekomen. Dat zou fantastisch zijn. Meer nog, mij lijkt het haalbaar. Voor minder gaan we trouwens niet.

+

+

+

Guinevere Claeys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content