Onze jeep aarzelt even tussen het kraterpark van Ngorongoro en het dierenpark van de Serengeti, zo groot als half België en dé trekpleister van Tanzania. We bezoeken ze allebei. Vanuit een luchtballon bekijken we eerst alles vanop afstand.

Michèle Lasseur / Foto’s Sylvain Grandadam

TEN ZUIDEN GRENST DE UITGESTREKTE savanne van het nationaal park Serengeti aan die van de Masaï Mara in Kenia. Dit is het domein van de meest milieuvriendelijke safari’s van het hele Afrikaanse continent. In het Swahili betekent safari reizen en niet jagen. Hier zit de mens gevangen in zijn terreinwagen en lopen de dieren vrij rond. Schijnbaar onverschillig bekijken ze dat vreemdsoortige ras dat met al even vreemde bazooka’s (videocamera’s, liefst met telelens) in plaats van met jachtgeweren op hen mikt. Zebra’s, gnoes en antilopen, allemaal verlekkerd op mals gras, verplaatsen zich in kuddes, op het ritme van de regen.

Tanzania ligt in het zuidoosten van het continent, ver van het Franstalige West-Afrika, en maakt deel uit van het mythische Afrika, dat van de koloniale avonturen en televisieseries. Van het Afrika van de grote Engelse ontdekkingsreizigers in de 19de eeuw, Burton en Speke, op zoek naar het Tanganyika-meer, of Stanley en Livingstone, op zoek naar de bron van de Nijl. Een moeilijke opdracht en bovendien niet zonder gevaren wegens malaria en jachtpartijen. Avontuur met grote A, aan het hoofd van 300 dragers, de kraaknette koloniale helm, het jasje met zakken onberispelijk in de plooi gestreken. Aan de schouder de onmisbare winchester of dergelijke, met explosieve kogels voor de olifantenjacht. Het reisverhaal Op zoek naar de bronnen van de Nijl van Hanning Speke (1827-1864) eindigt met een lijst van het geschoten grof wild.

Na de ontdekkingsreizigers verschenen de trofeejagers uit Europa ten tonele. In 1920 waren de hoogvlakten van de Serengeti het meest befaamde jachtgebied voor grof wild ter wereld. Ene Saxton Pope schreef in zijn dagboek : ?Wij hebben 52 leeuwen gedood. Dat is misschien wat veel.?

De tijden zijn veranderd maar Tanzania, de wieg van de mens en moeder van alle pracht op aarde, blijft een uitgelezen terrein voor avonturen. In de Serengeti zinderen de verhalen van Hemingway nog na. Jack Thieuloy vertelt in zijn Afrikaanse avonturen het verhaal van de reiziger die papa Ernest begeleidde op een van diens safari’s. Hij walgde van de steriele slachtpartijen en werd bij zijn terugkeer stichter en voorzitter van de dierenbescherming in zijn land.

De terreinwagen botst van de ene steen op de andere en vordert langzaam door de savanne, onverschillig voor tseetseevliegen en muggen. Een leeuwin, in dezelfde kleuren als het gras rond haar, kijkt onbewogen toe. Ze geniet nog na van een gnoe, bekend voor zijn lekker vlees. Zeg nooit gnoe tegen een Masaï zonder eerst je testament te maken : het beest is legendarisch dom. Het heeft de kop van een buffel en het lijf van een antilope. Er lopen er hier duizenden rond.

De olifant, die samen met de leeuw dingt naar de titel van symbool van Afrika, is zich bewust van zijn superieure macht. ?N’dovo? (olifanten), fluistert de chauffeur bij het inspecteren van hopen uitwerpselen. De kudde, die bestaat uit vrouwtjes en jonge olifanten die dicht bij hun moeder lopen, wordt geleid door een eerbiedwaardige matriarchale grootmoeder-olifant die het niet op prijs stelt achtervolgd te worden door een brombeest op vier wielen. Ze zet de oren wijd open, stormt een tiental meter op ons af en stopt plots, maakt rechtsomkeer en kijkt nog even om, tevreden over haar eigen intimidatiemanoeuvre.

’s Avonds in de lodge worden we ondervraagd over wat we allemaal gezien hebben, en krijgen de avonturen van overdag opnieuw vorm. Aan één tafel gaat het er zeer geanimeerd aan toe : zeven leeuwen, drie luipaarden, elf giraffen, de videocamera dient als bewijs.

Om de Serengeti te bewonderen bij het ontwaken, is een luchtballon aangewezen, want veel stiller dan een jeep. De sfeer is sprookjesachtig. Na de doortocht van een kudde zebra’s ligt het gras plat. Zo ver de blik reikt, strekt zich deze wonderlijke zoo zonder tralies uit. De wrattenzwijnen, met de staart rechtop als een antenne, lopen met het kroost op één rij in hun zog. Plots ontwaren we een kudde Masaï-giraffen met bleekoranje vlekken. Ze trakteren zich op een maaltijd van acaciabladeren vol doornen. De bladeren worden één voor één afgerukt, gekauwd, en met een flinke dosis speeksel ingeslikt, zonder dat de dieren zich kwetsen. De buffelpikkers zitten rustig op de rug van de giraffen, en doen zich te goed aan teken en andere parasieten. Wat verder, bij de Retima Hippo Pool, wordt een kolonie nijlpaarden wakker.

Zachte landing. We vergeten het fototoestel en genieten samen met de ballonvaarder, die recht uit een roman van Jules Verne lijkt gestapt, van een glaasje champagne, ons aangeboden door een kelner-met-tulband. Dan gaan we aan tafel onder een worstenboom voor een Engels ontbijt, midden in de savanne. Jon Russel, dynamische veertiger met de pet permanent op het hoofd, is één van de regisseurs van deze Hollywoodiaanse magie.

Tijdens het regenseizoen van november tot mei wordt de Serengeti bevolkt door een miljoen gnoes, 200.000 Thomson-gazellen en evenveel zebra’s. Als het grasland ongeveer kaalgevreten is, beginnen de dieren aan hun trek naar de Masaï Mara in Kenia. De savanne, groen in maart en april en daarna geel, is het rijk van de luipaard, de olifant en enkele zeldzame neushoorns, voorhistorische verschijningen. De hoorn (een agglomeraat van haar en keratine) wordt tot poeder gemalen en door stropers tegen woekerprijzen verkocht aan Chinezen en andere kopers uit het Midden-Oosten. Hun rijke en goedgelovige klanten zijn overtuigd van zijn zinnenprikkelende eigenschappen. In Jemen worden de hoorns gebruikt om handvatten voor dolken te vervaardigen. De Keniaanse stropers zijn uitgerust met automatische geweren en radio’s. Ze slagen erin de weinig talrijke maar moedige opzichters te ontwijken. ?De jagers die op heterdaad betrapt worden, worden ter plekke gedood. Hun lichaam blijft achter voor de hyena’s?, vertelt de gids bij het drinken van zijn Safari (een halve liter plaatselijk bier). ?Dat is de enige manier om hen schrik in te boezemen. En om de aanvallen op toeristen te voorkomen. De rechtspraak is hier zeer doortastend. Een beetje volgens de wetten van de natuur.?

In Ngorongoro, in het hart van een lang geleden ingestorte vulkaan, speelt de toerist Ark van Noë. Het is een gigantisch dierencircus. In juni is de rand van deze vroegere vulkaan rond de middag omsluierd met melkwitte wolken. Uit de mistslierten komen de lange gestalten van de in een chupka (rode deken) gehulde Masaï tevoorschijn. Deze herders, met speer en lange stok in de hand en op sandalen uit oude autobanden, begroeten de toerist met een sonore ?jambo?, gevolgd door een onvermijdelijke ?shillingi?. Ze slaan munt uit de ratelende fototoestellen om zich heen. Ze hebben het diepste misprijzen voor alles wat landbouw is, en leven alleen voor en door hun veestapel. Hier geldt de koe als betaaleenheid. De eerste de beste vermoorden is geen misdaad, maar een Masaï vermoorden kost 9, 19 of 29 koeien. Een gebroken arm of been kost 4 of 5 koeien.

In de mythologie van de Masaï, die de oorsprong van de wereld verklaart, is er alleen sprake van plaatselijke volksgroepen. God deed een schenking aan elk van zijn drie schepselen : de Kikouyou kreeg hulst, de Masaï de herderstaf en de Akamba pijl en boog om vogels te doden. De Masaï is dus, bij goddelijke wet, eigenaar van al het vee. Ze aarzelen niet razzia’s uit te voeren op de kuddes van andere stammen.

De dorpen of boma’s bestaan uit een tiental hutten, vervaardigd van takken en gedroogde koemest. De leeuwen worden op afstand gehouden met doornstruiken. Het vee staat in het midden van het dorp. Ole, een statige krijger, vertelt ons via een tolk over de verscheidene stadia in het leven van een Masaï. Op hun zesde worden in hun oorlellen ivoren staafjes gestoken. Die worden later vervangen door juwelen. De jeugd eindigt op zestienjarige leeftijd met de besnijdenis, zowel voor de jongens als voor de meisjes. Op z’n achttiende draagt de morane (krijger) fier zijn gevlochten haardos, met klei gekleurd en ingesmeerd met geitenvet. De nek wordt versierd met kettingen. De uitverkoren drank die krijgers groot, sterk en moedig moet maken, is bloed gemengd met melk, die bewaard wordt in een natuurlijke kalebas, een gedroogde kwintappel. Op hun dertigste zijn de Masaï rijp voor het huwelijk. Ze doen afstand van hun lange haardos, die door hun moeder zal worden afgeschoren. Ze worden senior en zetelen in de verschillende raden. De serene Masaï is voorzitter van die raad : hij wacht op de toekomst als een surfer op een golf, zonder zich veel vragen te stellen. Maar wat heeft die toekomst te bieden aan een gemeenschap die beetje bij beetje haar land ontnomen wordt en stilaan door ?opvoeding? haar tradities ziet teloorgaan ?

Luie leeuwen met dezelfde kleur als het gras rond hen. Uiterst rechts : om de Serengeti te bewonderen bij het ontwaken, is een luchtballon beter want stiller dan een jeep.

Worstenboom midden in de savanne. Uiterst rechts : een giraffenrug is een gastronomisch oord voor buffelpikkers.

Jonge Masaï-herder met typische rode deken (chupka). Uiterst rechts : flamingo’s in Ngorongoro, in het hart van een lang geleden ingestorte vulkaan.

Zebra’s in het kratermeer. Uiterst rechts : surrealistische locatie voor een ontbijt het oude British Empire waardig.

Kikuyu-volksdans.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content