De noordelijkste kuststrook van Frankrijk behoort tot de best gevrijwaarde van het land. Liefst één vierde ervan is natuurreservaat. Wie van een heerlijke duinwandeling wil genieten, laat de Belgische kust voor wat ze is en zet koers naar de Côte d’Opale.

BART VANDERGETEN

FOTO’S : JAN VERLINDE

Condette, een dorp enkele kilometers ten zuiden van Boulogne, ligt tussen de bosdomeinen van Ecault en Hardelot en waarschijnlijk daarom staan hier ook zoveel buitenverblijven. Zonder navraag lijkt de dorpskern in dit villapark nauwelijks terug te vinden. Is er wel een dorpskern ? Net voorbij Condette parkeer ik de wagen aan het kasteel van Hardelot, drie kilometer van de kustlijn.

Een mooier vertrekpunt voor mijn eerste wandeling had ik mij niet kunnen voorstellen. De huidige romantisch-neogotische stijl van het kasteel is aan de Engelsman Sir John Hare te danken, die het in de vorige eeuw op de ruïnes van de middeleeuwse burcht liet opbouwen. En blijkbaar moet deze plek ook filmregisseur Roman Polanski geïnspireerd hebben, want hij nam hier enkele scènes van Tess op.

De “middeleeuwse” herberg in het kasteel is jammer genoeg gesloten, dus na een wandelingetje rond het slot bordjes vertellen de geschiedenis sla ik al gauw het pad in naar het bos van Ecault. Dit domein werd pas in 1985, nadat het vijf jaar eerder door de staat was verworven, voor het publiek opengesteld. Het sukses was zo overweldigend dat gevaar voor overbelasting van dit milieu dreigde. Gelukkig is de druk, door de uittekening van andere wandelwegen in de streek, sindsdien behoorlijk verlicht.

Het mooie aan dit duinbos is dat het niet een en al naaldhout is. Dennen gedijen wel goed op deze droge zandgrond, maar ze zijn meestal aangeplant en laten weinig onderbegroeiing toe. Veel frisser oogt het loofbos, met zijn berken, zijn elzen, zijn essen en… zijn vogels. Stellig een aanrader om hier in de lente te komen kuieren : een getierelier van jewelste. Ook de houtsnip, geen zangvogel maar steltloper, komt hier graag nestelen : in Vlaanderen een beschermde soort, in Frankrijk een geliefd jachtobjekt.

Verder naar het strand toe verandert het bos in ondoordringbaar kreupelhout. Kruipwilg, duindoorn en andere heesters reiken niet hoger dan drie meter. Een vreemd gezicht toch, die algemene groeistop : het lijkt wel een soort bonsai-kultuur. De verklaring ligt bij de humusarme en droge zandbodem : die laat geen weelderige groei toe. Natuurlijk zou door toenemende humusvorming de verbossing uiteindelijk veld winnen, maar natuurbeheerders gaan dit met gerichte kappingen tegen. Zo zie je maar dat het bevorderen van biologische rijkdom niet altijd betekent : de natuur haar gang laten gaan.

Een minpunt is wel dat ik op een betonnen weggetje moet lopen. Een van de manieren om de natuurliefhebbers op de paden te houden allicht, maar echt fraai is het niet. Even later ligt er geen beton meer en zien twee wandelaars vanop een uitkijkpost toe hoe ik moeizaam door het mulle zand een duinrug opstrompel. Hijgend bereik ik de top : een schitterend uitzicht op de duinen en, daarachter, de zee, is mijn beloning. (Links in de verte de betonnen appartementsblokken van Hardelot-plage, maar soit.)

Dit zijn de “grijze duinen”. Mossen en korstmossen bedekken het zand. En zo, naarmate ik het strand nader, wordt de plantengroei schraler maar des te typischer. In het gras staken krekels hun getjilp van zodra ik te dichtbij kom. Hier en daar, wonderlijk genoeg, toch grote plassen tussen de duinbulten. Dat zijn de plekken waar de minder doordringbare mergel- en leemgrond naar boven komt. Duinen zijn immers ontstaan door het zand dat de wind door de tijden heen vanop het strand landinwaarts heeft geblazen. Bovenop de oude kustgrond. Zo werden in de 17de eeuw kasteel en dorp van Bellefontaine nog volledig ondergestoven.

De “witte duinen” vormen het ruwste milieu. Het dichtst bij de zee krijgen die immers als eerste het zand over zich heen. Hier overleven alleen echte pioniers. Het helmgras, dat zijn bladeren bij droog weer oprolt tegen vochtverlies en telkens weer boven het zich ophopende zand weet uit te groeien. Of de wolfsmelk, een vetplant die met z’n wortels meters diep gaat om het nodige water te vinden. Het zijn deze planten die een duin verankeren. Als er tenminste niet te veel op getrappeld wordt. Maar waarschuwingsborden en afrastering van de wandelpaden lijken dat kwaad in dit 500 hektare grote natuurgebied vooralsnog tegen te gaan.

Op het strand profiteren wandelaars van de lentezon om blootsvoets te lopen. Daar heb ik ook best zin in, maar de zware stappers die ik aanheb, laten zich niet zo makkelijk dragen en dus gaat het geschoeid verder. Langs de bunkers van Hitlers Atlantikwall. Bij de uitloop van de Warennebeek in zee zeilwagens op het strand hier keer ik weer de duinen in. In de bosjes de mooiste bloemtapijtjes tot dusver. Vier kilometer verder ben ik terug bij mijn kasteel en klop het zand uit mijn schoenen.

De volgende dag wil ik vanuit Camiers, verder zuidwaarts gelegen, naar de duinen en de baai van de Canche wandelen. Dit natuurgebied is het eerste dat in 1976 door het toen één jaar oude Conservatoire de l’Espace Littoral et des Rivages Lacustres werd verworven. Intussen heeft deze openbare instelling meer dan 25 procent van de kustlijn tussen Normandië en de Belgische grens in bezit en dat is verhoudingsgewijs beter dan ze scoort op nationaal vlak.

Het natuurreservaat van de Canche staat niet meer op mijn topografische kaart, maar dat hindert niet. De bewegwijzering is zo goed dat het toch al moeilijk is om hier te verdwalen. Omdat het weer nog beter is dan gisteren, heb ik mijn lage schoenen aangetrokken. Lekker licht. En ook lekker waterdoorlatend, bedenk ik even later, wanneer ik met de ene diepe waterplas na de andere word gekonfronteerd. Gelukkig kom ik er dank zij enig springwerk nog met behoorlijk droge voeten vanaf.

Maar dan sta ik voor een bord waarop de tekst bijna door de regen is weggewist dat me waarschuwt dat het pad door overstromingen onbegaanbaar is geworden. Wat nu ? Achter mij, op de weg Boulogne-Etaples die ik net heb overgestoken, staat een vrouw te wuiven : “Het is helemaal overstroomd, meneer ! U kan er niet door ! “

De vrouw is een kranige tante van om en bij de zestig. Met haar wandel, of beter marcheer ik, langs de autoweg terug om verderop een ander pad te kunnen inslaan. “Ik kom hier heel vaak wandelen, meneer, en dit is echt de eerste keer dat er zoveel water staat in de duinen. ” Volgen dan verhalen over haar hond die vier maanden geleden gestorven is “zo’n intelligent dier” , een ongeluk dat ’s nachts voor haar huis gebeurde, haar man die de laatste tijd moeilijk te been is, haar schoonzoon die zo’n goede oogchirurg is… En of ik het niet erg vind dat ze me ook nog de duinen in volgt, het is voor haar tenslotte toch maar een kleine omweg ?

Vanop een honderd meter hoge duin, door de wind een oude krijtrots opgejaagd, krijgen we uitzicht op de baai van de Canche, een kilometer of wat van ons vandaan. Het is hoogwater, de vissersschuiten kunnen nu vanop zee de haven van Etaples binnenvaren. In de middeleeuwen lag er 13 kilometer stroomopwaarts een haven. Die van Montreuil-sur-Mer. Eeuw na eeuw is het estuarium van de Canche echter verder gaan verzanden, een proces dat de mens door de indijking van de schorren heeft versneld. En nu nog is de Canche bezig de loop van zijn monding te verleggen. Aan de ene kant slijten de golven de duinen weg, aan de andere kant die van de badplaats Le Touquet voert de zee almaar zand bij aan.

Terug afgedaald passeren we door het echte natuurgebied van de Canche. Een rijk milieu dat zo’n 480 plantesoorten telt. En dat is onder meer te danken aan de Camiers-beek. Die mondt niet uit in de Canche, maar voedt een heel complex van vijvers en moerassen. Hier en daar kun je het pad verlaten om vanuit een observatiehut het leven op een van die plassen gade te slaan.

Mijn wandelgezellin wijst me op de aaltjes die zich rond de mond van een afvoerpijp hebben verzameld. “Ik hou van dieren. U niet ? ” Een eind verder krijgen de pony’s die achter de afsluiting in de moerassen rondbaggeren, een streling en wat gras. De dieren zijn hier uitgezet om, grazend en trappelend, te voorkomen dat deze unieke biotoop potdicht zou groeien. Of verlanden, zoals dat heet.

En dan komen we bij de loop van Canche, waar ik afscheid neem van madame. Ze zal nog een uurtje in de duinen op vrienden wachten die van Etaples komen gewandeld. “Ik heb toch niet te veel gebabbeld ? ” vraagt ze. Boah. Ik heb er met moeite een woord tussen gekregen, maar goed.

Ik volg verder de boucle du tadorne, pad dat genoemd is naar de bergeend die hier in de konijneholen komt nestelen. Langs de laatste schorren van de Canche leidt deze weg. Dit gebied overstroomt alleen bij zeer hoge vloed. De samenvloeiing van zoet en zout water maakt trouwens voor een flink deel de rijkdom van dit reservaat uit. Toen er in de jaren ’70 plannen waren om het estuarium van de Canche af te dammen en er een zoetwatermeer van te maken, kwam de bescherming door het Conservatoire dan ook niks te vroeg.

Maar jacht is hier nog niet verboden. Of wat doen die houten lokeenden anders in de vijver ginds ? Als ik de imposante torens van het Britse oorlogskerkhof in zicht krijg, is het tijd om terug te keren. In de late namiddag doe ik mijn laatste, korte wandeling naar de top van de Mont Saint-Frieux, met z’n 151 meter de allerhoogste duin. Een prachtig panorama daarboven. Maar de gezelligheid van de oude, omwalde stad van Boulogne waar ik die avond in een restaurant zal bijkomen van mijn duintochten, mag er ook zijn natuurlijk.

Het estuarium van de Canche waar zout en zoet water samenvloeien, vormt een zeer rijk natuurgebied.

Het duinbos van Ecault : een geliefde nestelplaats voor tal van vogelsoorten.

Nabij Hardelot-plage vind je nog enorme, nagenoeg ongerepte zandstranden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content