Tegen de Luxemburgse grens, van het drielandenpunt

in het noorden tot voorbij Echternach in het zuiden,

strekt zich het natuurpark van de Südeifel uit.

Een vergeten stuk Duitsland dat nu zijn schoonheid puurt

uit een vrijwel ongeschonden landschap.

Waar alleen de echte wandelaar iets te zoeken lijkt te hebben.

BART VANDERGETEN

FOTO’S : JAN VERLINDE

Het is nog geen hoogseizoen en het zuiden van de Eifel ligt er biezonder rustig bij. Bij Prüm ben ik de snelweg, komende van Sankt-Vith, afgereden. Slechts nu en dan kruis ik een tegenligger. Dorpskernen : sporadisch. Eerste geplande halte op mijn tocht is Neuerburg. Dit mini-stadje zou gerust symbool kunnen staan voor het verlaten karakter van de streek. Zo geraakten de stadsrechten die deze gemeente in het begin van de 14de eeuw verwierf, in de loop der tijden volkomen in de vergetelheid. Het was pas door het ijverige navorsingswerk van ene notaris Hess in de 19de eeuw dat ze weer in herinnering werden gebracht.

Veel historische sporen van rijkdom moet ik in dit stadje, dat tegenwoordig een kleine 2000 inwoners telt, dan ook niet zoeken. Het marktplein, waar ik mijn eerste wandeling begin, oogt zeker wel gezellig, maar geeft al bij al een simpele indruk. De echte charme van Neuerburg komt vooral in de lente en de zomer tot haar recht, als de bossen boven het dal waarin het plaatsje gesloten ligt, volop groen kleuren.

Vanaf het marktplein klim ik door die bossen op in de richting van de 12de-eeuwse burcht die boven Neuerburg prijkt. Bij het verlaten van de stadskern passeer ik eerst nog de 15de-eeuwse, laat-gotische kerk met haar vrijstaande klokketoren, een oude toegangspoort tot de burcht.

Het slot zelf mag ook weer typisch heten voor de zuidelijke Eifel en zijn hoedanigheid als grensgebied. Toen Lodewijk XIV in 1688 een botte veroveringsoorlog begon op de gebieden ten westen van de Rijn, beval hij zijn generaals zoveel mogelijk verwoestingen aan te richten. Net zoals vele andere sloten werd de Neuerburgse burcht voor een flink deel opgeblazen. Pas in 1930 werd hij gerestaureerd om sindsdien aan jeugdbewegingen onderdak te bieden.

Bovenal duidt de burcht echter op de historische banden met het nabijgelegen Luxemburg. In de middeleeuwen was Neuerburg een leen van de graaf van Vianden, die op zijn beurt leenplichtig was aan de graaf van Luxemburg. In zekere zin werden die oude banden dus hersteld, toen in 1965 het grensoverschrijdende Duits-Luxemburgse natuurpark werd gesticht. Dat verenigt sindsdien het reeds in 1958 opgerichte natuurpark van de zuidelijke Eifel met onder meer het schilderachtige Klein-Zwitserland aan Luxemburgse kant.

Intussen ben ik nog verder de helling op gegaan en boven aangekomen, zie ik wat het landschap hier zo rijk maakt : de afwisseling tussen landbouwland op de glooiende hoogvlaktes en de bossen aan de randen daarvan, tegen de hellingen van de rivierdalen. Geen wonder dat Neuerburg zo’n knooppunt van heerlijke wandelroutes is.

Wanneer ik later aan de andere kant van Neuerburg omhoog wandel naar de Kreuzkapelle toe, kom ik weer de afbeeldingen van de kruisweg tegen. De derde al vandaag. Ook de Hervorming is aan dit vergeten oord duidelijk voorbijgegaan. En deze laatste kruisweg hebben ze overigens wel op een érg steile helling gehangen. Een heuse Kalvarie.

’s Anderendaags rijd ik verder naar het zuiden. Het weer is druilerig, maar ik laat het mij niet aan het hart komen. Daarvoor geniet ik te veel van het uitzicht dat ik nu heb. Bossen, graslanden, velden, lapjes met fruitbomen…, alles lijkt hier wel in evenwicht.

En toeval is dat natuurlijk niet. Bedoeling van de oprichting van het natuurpark indertijd was om de landschappelijke eigenheid van de streek te bewaren. Ingrepen daarin zijn aan strenge beperkingen onderworpen. Veel toeristische infrastruktuur zal je dan ook niet aantreffen. Hier staat de “stille” rekreatie voorop.

De Duitsers zijn zelfs zover gegaan dat ze een aantal kernzones “für die Erholung in der Stille” hebben gereserveerd. En daarin gelden zowaar nog striktere beperkingen. Geen parkeerterreinen mogen er aangelegd worden, geen campings, geen sport- of zweminrichtingen… En het is er verboden om “zonder dwingende reden lawaai te maken” (sic).

Op een dertigtal kilometer van Neuerburg, vlak bij Echternach, ligt Irrel, ook één van de meest bezochte verblijfplaatsjes in het natuurpark. En niet ten onrechte. Want behoort de streek rond Neuerburg tot de mooiste van de Südeifel, die rond Irrel is gewis de interessantste.

Aanvankelijk zit het me echter niet mee. Ik heb nog een topografische kaart nodig van het gebied en alles is gesloten in Irrel. Zelfs het Verkehrsbüro. De zondagsrust wordt hier blijkbaar nog in ere gehouden. Gelukkig vind ik even later een herberg die niet alleen voortreffelijke kaastaart aanbiedt, maar ook de gezochte Wanderkarte nr.28.

Eerst wandel ik dan maar naar de stroomversnellingen van de Prüm. Wasserfälle geven de wegwijzers aan, maar dat is zeker overdreven. Het riviertje neemt hier gewoon een wat wildere vaart door de rotsblokken die vanuit de steile flanken van het dal in de bedding zijn terecht gekomen. De verklaring daarvoor moet ik hogerop zoeken op die flanken, bij de Teufelsschlucht of Duivelskloof.

Even later kijk ik al op tegen enorme rotspartijen van zandsteen, die door miljoenen jaren van erosie zijn blootgelegd. Zo’n 400 miljoen jaar geleden lag namelijk in dit deel van het Duits-Luxemburgs natuurpark een zee-inham, waarin achtereenvolgens zandsteen en kalk werden afgezet. De zee trok terug, rivieren als de Prüm gingen diepe dalen snijden in de hoogvlaktes en de regen spoelde de kalklaag op de hellingen weer weg.

Gevolg : de poreuze Luxemburgse zandsteenlaag kwam niet alleen bloot te liggen, maar grote brokken braken af en rolden het dal in, tot in rivierbeddingen zoals die van Prüm. Op mijn weg naar boven kom ik regelmatig voorbij zulke rotsblokken met vaak aanzienlijke gaten waaruit de tand des tijds het kalkcement heeft weggevreten.

De Duivelskloof zelf is vrij indrukwekkend. De natuur heeft hier een heus netwerk van kloven en spelonken in de rotsen geschapen, waarin de moderne mens een pad met trappen en leuningen heeft aangelegd. Het is een natuurverschijnsel dat ook nog elders in dit gebied en het Luxemburgse Klein-Zwitserland voorkomt, overal eigenlijk waar een dikke zandsteenlaag in de bodem zit.

Van de Teufelsschlucht is het maar een kleine afstand naar het boerendorpje Ernzen. Stoffig en daardoor on-Duits van aanzicht, zoals alle woonkernen hier. Alweer een gelijkenis met het naburige Luxemburg.

Belangrijker is echter dat Ernzen op het Ferschweiler plateau ligt, het plateau waarrond het natuurpark van de Südeifel indertijd is uitgebouwd. Niet alleen vanwege de landschappelijke en ekologische waarde van dat gebied, maar evenzeer vanwege de archeologische. Het Ferschweiler-plateau zou immers al zeer vroeg bewoond zijn geweest, zeker vanaf 2000 tot 3000 voor Kristus.

De lichte zandbodem van deze hoog-vlakte (ca. 350 m) moet met primitieve stenen werktuigen makkelijk te bewerken zijn geweest en bovendien vormde het plateau met zijn steil afgaande hellingen en rotsbastions langs alle zijden, een natuurlijke vesting. Tegen opdringende Germaanse stammen bijvoorbeeld. Overblijfselen van oude Keltische verdedigingswerken zoals de Niederburg getuigen daar trouwens nog van.

Maar Kelten en ook Romeinen Trier was niet veraf hebben nog meer sporen in deze streek achtergelaten. Menhirs, offerstenen, villa’s, gewijde tempels, heuvelgraven, een gedenkteken voor de godin Diana dat een Romein uit een zandsteenrots houwde, de voorbeelden zijn legio…

Jammer genoeg ontbreekt mij de tijd om al die relikten te gaan bekijken. Ik loop wel nog voorbij de Türkenkopf, één van de vele rotspartijen die tot de verbeelding van de bevolking heeft gesproken, en tenslotte de Felsenweiher, een op het eerste gezicht Romeins aandoend complex van een in de rotswand uitgewerkt vijvertje met paden en gangen.

In feite gaat het om een onverwachte getuige van de armoede in de vorige eeuw, toen de Eifel nog de veelzeggende bijnaam “stiefkind van Pruisen” droeg. De opkomst van de geldekonomie had de streek al verarmd en toen door de industrializering in de 19de eeuw, die andere gebieden verrijkte de werkloosheid het hardst toesloeg, gingen velen hun heil in Amerika zoeken.

Een zekere pastoor Philipp Mayer zag die emigratie met lede ogen aan. Deels om hen de werkloosheid te doen vergeten, deels om hen aan de Heimat te binden, verzamelde hij in 1861 zijn parochianen rond een projekt dat de Felsenweiher of Rotsenvijver werd. De goedbedoeldenaïviteit van toen straalt nog altijd van dit werk af.

Vandaag is de zuidelijke Eifel nog steeds één van de dunst bevolkte regio’s in Duitsland, maar ze probeert uit de armoede van weleer haar eigen identiteit en rijkdom te halen. Van 1980 tot 1985 investeerde het bondsland Rheinland-Pfalz bijna een kwart miljoen mark om het nu meer dan 400 km2 grote natuurpark door aanplantingen en beheerswerken verder te verrijken.

Opletten dus als u van plan bent in de Südeifel te gaan wandelen. Alles is hier kostbaarder dan u zou vermoeden.

Tussen Neuerburg en Irrel : bossen, graslanden, lapjes met fruitbomen, alles lijkt hier in evenwicht.

De Duivelskloof : een natuurlijk netwerk van kloven dat door miljoenen jaren erosie in de zandsteen is uitgesleten.

“Wasserfälle” van de Prüm : rotsblokken in de bedding geven het riviertje een wildere vaart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content