Brigitte Raskin / Foto’s Lieve Blancquaert

Herfstnevel werd als een vitrage over Zeeland Waterland gespannen. Erachter trekt het leven zich terug in warme huiskamers. Buiten worden de dingen stilgelegd, ingepakt, weggeborgen. Boten worden uit het water op hoge poten te ruste gezet of gaan voor maanden onder zeil tegen een steiger. Alleen de motorkruiser Lake Silver Fish wordt wakker gehouden en als woonark ingericht. Rond de boot in een jachthaventje op Walcheren is het overwinteren al begonnen. In de boot start de retraite van een week die ik op mijn dooie eentje zal doorbrengen.

Baas Bram heeft me niet de besturing, wel het comfort van mijn boot gewezen. In het vooronder : een koelkastje voor mijn proviand, de geiser met waakvlam, het gaskomfoor met potten, pannen en de eethoek. In het achteronder : een badkamertje met kuip, lavabo en wc, naast een nest van een bed tussen ingebouwde kasten. In de kajuit, die van op het achterdek toegankelijk is via een aluminium luik, houten deurtje en steil trapje : het groene lichtje van de heteluchtverwarming, het rode van de waterpomp en de gele batterij met extra ampères, onder meer voor een reservechauffage die eruitziet als een oranje boei. Verlichting overal en een neonlampje boven de centrale tafel. Daarop zet ik een bloementuil in de koelkan, schik ik boeken, schriften en schrijfgerief, leg ik het Zwitsers mes dat me dagelijks van pas komt. Door de luidspreker laat ik een klassieke zender opklinken, de enige die blijkt te harmoniëren met de rust in mijn wiegend woonhuis.

De Lake Silver Fish, binnen van hout, buiten van staal, ligt stevig met een touw aan een steiger gemeerd, en is soepel met een elektriciteitskabel aan de wal gekoppeld. Alles lijkt veilig en onder controle, behalve de onverzettelijke koperen scheepsklok die op het zomeruur staat en daar in vakantiestemming nog een kwartier van afwijkt, alsof ze me een teken aan de wand wil geven.

De eerste bange nacht

Als overal en altijd ga ik met een boek naar bed : Slaaprovers van Stanley Coren. Ik kan er niet in lezen omdat het slaapkamerlicht te zwak is om de fijne grijze letters te laten uitkomen. Er zit niets anders op dan uit mijn bibliotheekje voor een weekje het boek met de grootste, vetste, zwartste letters te nemen. Dat blijkt Het Verlangen van Hugo Claus te zijn, zodat ik me binnen enkele minuten zowel onder de wol in de Lake Silver Fish, als aan een kaarttafeltje in café De Eenhoorn bevind. ? Book lovers never go to bed alone,? stond er gedrukt op de verjaardagskaart van een vriend.

Over de lange steiger die een hoek vormt met de mijne, naderen mensen, beladen met pak en zak en verlicht door de nachtlantaarn aan wal. Ze verhuizen van boot zoals de Hutu’s van land. Uit de menigte springt een man met een fototoestel op mijn boot toe. Hij begint door de brede achterruit naar mij te flitsen. Ik stort me op het raam om de gordijnen toe te schuiven, maar die blijken aan de buitenkant te zitten. Ik vlucht weg, diep in de boot die veel groter is dan ik verwacht, met om de hoek van de kajuit een ruim vol cementzakken en andere bouwmaterialen. Van daaruit klauter ik in bed, mijn hoofd ook onder de deken. Maar iemand volgens mijn aanvoelen een man die ik ken, die hier thuis is, maar niet welkom opent zomaar het nochtans toegeschoven luik en het gesloten deurtje en daalt het trapje af. Ik houd mijn adem in, zet me schrap en durf mijn ogen te openen, waardoor de werkelijkheid hocus-pocus weer tot haar normale proporties wordt herleid. Hier moederziel alleen te zijn, stemt me onbewust blijkbaar toch ongerust.

’s Nachts hoort het op een plek als deze pikdonker en muisstil te zijn. Maar door de gordijntjes van de kajuit straalt het felle licht van de steigerlantaarn die baas Bram op mijn eigen verzoek heeft laten aanstaan. Ik schuif de donkere draperie van de slaapcabine dicht en draai het licht de rug toe. Maar van onder het bed stoot de verwarming samen met de hete lucht een zoevend geluid uit dat niet als een wiegelied klinkt. Ik spreid op de donsdeken een slaapzak open en schakel in de kajuit het groene lichtje uit, waarop het zoevende geluid uitsterft en alleen ikzelf warmte blijf stoken in mijn nest.

Intussen is het beginnen te regenen, toktoktok op het dek boven mijn hoofd en tegen de raampjes. Op dat ritme vind ik een goede lighouding, die me innig aan iemand doet denken, wat me opnieuw en deze keer vast laat inslapen.

Maandag pasdag

Weer hete lucht en haar zoevende geluid, ook hete koffie en zijn weldoende werking. Me dunkt dat mijn verblijf hier meer een strijd tegen kou en ongemak wordt, dan een uitdaging van de eenzaamheid. Een schrijver is sowieso een heremiet en ik trek me al mijn leven lang graag terug in een kamertje. Echt eenzaam moet de mens zijn die geen lieve gedachten krijgt toegestuurd via een snoer dat hem met een ander verbindt. Alsof hij of zij in een kille tijd van het jaar een boot bewoont die geen energie binnenkrijgt via een kabel die aan de wal is gekoppeld.

En hoe voelt zich de meerkoet ? Er houden mij hier eenzaten van watervogels gezelschap. Ze zwemmen rondjes, duiken naar visjes en komen wat verder weer boven water. Ze schijnen niets met elkaar te hebben, en of ze er een gezin op nahouden ginder in het riet, zoals ik, op een paar uur van hier, weet ik niet.

En hoe voelt zich Elio di Rupo ? De verdachtmakingen tegen de charmante man sijpelen als kwijl uit mijn luidspreker. Ik vraag me af of hij een ander heeft die hem troost en zoent en een glas inschenkt, terwijl ook zij naar de radio luisteren.

In mijn blikveld staat intussen een man vanuit een bootje te vissen. Stoere houding, flinke gebaren. Wanneer ik door het haventje wandel, langs de steigers en op het plein aan de overkant andere boten ga bekijken, zie ik meer mannen bezig. Ze geven hun schepen een schoonmaak- of opknapbeurt met een ijver en een zorg die liefde voor hun waardevol bezit verraden. Een plezierboot is zo te zien net als een auto een troetelding of statussymbool, maar dan enkel voor mannen. Vrouwen geven zichzelf beurten of willen die zelf krijgen noteer ik tot mijn eigen verwondering achteraf in mijn schriftje.

Ik schrijf en lees, denk en droom, ben hier niet anders bezig dan elders. Alleen het uitzicht verschilt, veel meer hemel dan aarde.

Er hangen nu echt waar gordijnen aan de buitenkant van de Lake Silver Fish, voiles van regen. Ze isoleren de boot. Ik trek er mij in terug als een slak in haar huisje, en sluit ook de gordijntjes aan de binnenkant. Die slingeren in lichte tinten van beige en blauw bergen en dennenbossen rondom mijn ark.

?Alles oké ?? vraagt baas Bram roepend van aan de kant.

?Alles oké, als u maar alstublieft die steigerlantaarn dooft.? Het blijft wennen aan de afmetingen van mijn slakkenhuis. Ik stoot mijn hoofd bij het afdalen naar voor- en achteronder en blijf met mijn voeten haken achter hoeken en kanten. Het badkamertje is een geval apart. De tegelvloer loopt er schuin omhoog, mee met de zijwand van het schip. Vooraan kan ik nipt rechtstaan. Dat ik voor het lavabootje moet buigen, is niet zo ongewoon. Maar dat ik, klein van gestalte, door mijn knieën moet zakken om mijn hoofd in de spiegel boven de wc te zien, is raar. Ik lijk wel Alice in Wonderland op haar grootst.

Dan moet ik zo nodig en zet me op de wc. Eronder is de afvoerpijp extra hoog en werd het tegelvloertje rechtgetrokken tot een smal podium. Zo komt het dat Alice weer op een, twee, drie een klein meisje wordt, met voetjes die de grond niet kunnen raken en beentjes die bungelen. Aandoenlijk, potsierlijk of zielig, de spiegel hangt achter mijn rug en niemand ziet me.

Dinsdag leesdag

Thuis word ik gewekt door het gekraai van de haan van mijn dochter en door het gehuil van de sneeuwhonden van de buurman. Op Walcheren door mijn eigen inwendige klok. De werking van dat delicate instrument doorgrond ik intussen beter dan die van mijn boordapparatuur. Stanley Coren, een Amerikaanse professor psychologie, onderwijst me in zijn boek Slaaprovers. Opwekkende en alarmerende berichten over slaap en slapeloosheid, zo onderhoudend dat ik niet langer Proefkonijn Alleenzijn ben op de Lake Silver Fish, maar Proefkonijn Slaperigzijn in het Human Neuropsychology and Perception Laboratory van de professor. Mijn inwendige klok doet me al mijn leven lang liefst slapen als een vos (11 uren per etmaal), of minstens als een mol (9 uren), en laat professor Coren nu de allereerste zijn die dat aanmoedigt in plaats van afkeurt. Coren toont met hand en tand aan dat de mens, sinds de uitvinding van de gloeilamp en de invoering van de lopende band, naar de verdoemenis gaat en bezweert hem om, volgens de timing van zijn inwendige klok, tien uur lang te pitten. Dat kan alleen, zo geeft de professor toe, indien de ideale slaapomstandigheden aanwezig zijn : stilte, donker en geen andere wekker mijn Zeelandse omstandigheden deze week.

Maar hoe de eigen klok van de mens zijn eten en drinken regelt, daar heb ik vooralsnog het raden naar. Uit mijn proviand stel ik een warme en een koude maaltijd samen, vandaag groentesoep van het huis (een paar uur van hier) en brood met Hollandse kaas. Gisteren at ik nog netjes met servet en onderlegger in de eethoek, vandaag eet ik al kruimelend en morsend in mijn leeshoek. Ik houd mijn aandacht bij het slaapboek waarin ik me nog dieper heb ingegraven dan in mijn boot, en kijk slechts nu en dan op, om wat ik las te laten bezinken. Daardoor zag ik daarnet door het raam aan stuurboord een meerkoet-stoet, een vijfhonderd exemplaren die wél wat met elkaar schenen te hebben en een groepsuitstapje maakten van de ene zwemgeul naar de andere. Nu zie ik helemaal niets meer, al is de middag jong. De ramen druppelen dicht met natte sneeuw die aan de ruiten blijft plakken, en die ook aan dit warme huiskamertje een vitrage geeft.

Met dat al zegt een warm bad me wel wat. De kuip loopt traag vol en ik hoor een extra motor aanslaan om de klus te helpen klaren. Dan krijg ik wat ik wil : een schoonmaakbeurt met zachte zeep en een opknapbeurt met geurige smeersels. Erna voel ik me anders dan ervoor, en ook rondom mij blijkt een en ander veranderd. Op het dashboard in de kajuit is onder het vertrouwde rode een vreemd blauw lichtje aangegaan, tergend geheimzinnig. Ik versta zijn boodschap niet, maar begrijp dat het onheil meldt. De hetelucht laat zich niet meer horen en voelen, uit de waterkranen komen druppels gesijpeld, de lichten geven slechts een flauw schijnsel af. En om me extra te plagen, flikkert op de koelkast een alarm en krijgt uitgerekend zij het warempel warm. Ik klamp me vast aan de oranje boei, ga pal onder het neonlampje zitten, stel even later vast dat daaronder zelfs Claus onleesbaar wordt, en realiseer me verwezen dat dit de totale black-out van mijn woonboot moet zijn. Buiten is het pikdonker en muisstil geworden. Ik schakel alles uit wat ik durf uit te schakelen, vlucht het bed in en laat een goede ouderwetse zaklantaarn op Het Verlangen schijnen.

Woensdag feestdag

Met alleen één oor boven het dubbele dekbed uit, luister ik naar de stilte. Bevindt er zich nog een wereld achter de gordijntjes ? Aan mijn kant zijn de raampjes bewasemd, aan de andere kant beneveld. Buiten is het nat en binnen is het koud. Mijn adem dampt als straks mijn koffiekop. De koude bril op mijn warme gezicht wordt ondoorzichtig wanneer ik mijn situatie onder ogen wil zien. Zo komt het dat ik maar na verloop van tijd opmerk dat er stalactieten aan het dakluik van het vooronder hangen.

De black-out van gisteravond is de emergency van vanmorgen. Op haar dooie eentje een boot bewonen, mag dan al een koud kunstje zijn voor een uitgeslapen vrouw, om die boot te laten draaien, moet ze, moet ik, zwak, onbeholpen en technisch ongeschoold, een beroep doen op een sterke, handige en technisch verstandige man. Mijn dichtstbijzijnde buurman reikt me zijn telefoon aan om baas Bram te alarmeren.

Drie uur later is het blauwe lichtje gedoofd, het groene weer aan, klinkt de heteluchtverwarming weer op alsof ze toch muziek is, en warmen baas Bram en ik ons alvast aan cognac. De Zeeuw vertelt even onderhoudend over pleziervaren als professor Coren over langslapen. Natuurlijk is de Lake Silver Fish voor de zomer gemaakt zoals de mens voor gezelschap. Zo’n boot vraagt erom bevolkt te worden door een stel, gezin of vriendenclubje dat de Zeeuwse wateren verkent, het zwemtrapje afdaalt en op het dek ligt te lezen in plaats van achter de gordijntjes. De scheepsklok blijft niet voor niets zorgeloos onnauwkeurig op het zomeruur staan en het achterdek is niet voor niets groter dan het vooronder.

Baas Bram heeft overigens in een handomdraai de boot weer op mijn retraite afgestemd, om te beginnen door de watertank weer te vullen. Het sneeuwbaleffect van onheil werd immers op gang gebracht door het leeglopen van die tank in mijn warme bad, waarop de waterpomp toch dapper bleef draaien en zoveel energie verbruikte dat er niets meer overbleef voor de verlichting en verwarming. De koelkast was een geval apart. Ze werkt op eigen energie en haar onzichtbare gasvlammetje werd gisteren uitgeblazen door de stormwind die de sneeuwvlaag achternazat.

Diezelfde wind liet een kleurig herfstdek van eik, beuk en berk achter op mijn witte boot. Tijdens een opklaring ruim ik de bladeren en laat ze plagend neerdwarrelen op de zwaan die me komt groeten. Als ik de Lake Swan zou bewonen die aan de lange steiger ligt, zouden de zwaan en ik een stel kunnen vormen en met elkaar bekvechten.

Mijn dichtstbijzijnde buurman leent me zijn fiets en ik rijd naar het dorp om vers brood en een krant, dwars door een polder, heen in de zon en weer in de regen.

De week is halverwege en ik herpak mijn scheepsleven met een schone lei. Ik besef beter dan gisteren dat een mens niet alleen bewust en weinig spilziek moet omgaan met zijn tijd, maar ook met water, warmte, licht en energie. Dat ik weer zorgeloos kan genieten van al die kostbaarheden, vier ik met weer gekoeld bier, tot de letters van mijn lectuur voor mijn ogen beginnen te dansen, tot ik in mijn bed duik als een meerkoet in het water.

Donderdag zwijgdag

?Mensen hebben een slaapcyclus van ongeveer 90 minuten, die in de loop van de nacht een aantal keren wordt herhaald. Een cyclus begint met een lichte slaap, gaat dan over op een diepe slaap, keert terug naar een lichte slaap en eindigt in een droom.? Omdat ik op het eind van elke slaapcyclus even wakker wordt door de regen of een klopgeest of iets akeligs in mijn droom kan ik vaststellen dat ik dezer dagen minstens zes cycli haal. Ik onthoud hun aantal maar wis hun dromen. Ik bekijk bij het wakker worden nog even hun laatste beeld en gooi dan hun brokstukken overboord, zodat ze op het water wegdrijven zoals ze wegebben uit mijn gemoed. Dromen zetten een mens in zijn blootje. Bovendien hebben ze altijd iets van aanstellerige, aangedikte verzinsels, te mooi en raak om waar gedroomd te zijn. Geef toe : dat ik met Hugo Claus in een lift sta en met hem om een kalender ga, is toch een droom die te intiem is om te bekennen.

De dag is nog niet goed begonnen of de hemel wordt weer nachtzwart. Het dondergromt en bliksemlicht en na regen komt hagel. In plaats van nu al de lamp aan te doen, start ik een binnenhuisbezigheid waarbij ik mijn ogen kan sluiten : gymnastiek, het 1 uur-programma Callanetics. Vooronder en kajuit vormen samen een perfecte fitnessroom, met stevige steunen en genoeg ruimte om me op te rekken en uit te strekken. Na ieder onderdeel trek ik een kledingstuk uit, om toch nog bezweet te eindigen, ofschoon minder druipend dan mijn boot, die urenlang blijft druppelen, gelukkig aan de buitenkant en slechts op één plaatsje binnenin.

In België woedt ook noodweer, laat de radio krakend weten. Hier schuilen in mijn schelp en horen hoe zich ginder files vormen zonder mij erin, verzoent me ten zeerste met mijn comfortabele lot dat hoe langer hoe knusser wordt. Ik houd een volgend boek op schoot, Door God bij Europa verwekt, Belgische reportages van Benno Barnard. Die palmt me meteen in door de lappenpop van Wiske Vandersteen als vanouds Schalulleke te noemen en zo haar preutse en idiote naamsverandering te negeren. Nu ik eraan denk : in mijn pakhaast bracht ik geen knuffel of fetisj mee naar hier, alleen de raprap tekening van mijn dochter, een portret van mij als Popeye the Sailorman én kapitein van de Lake Silver Fish. Het houdt er hier de stemming in als de foto van een pin-up op een mannenschip. Ook al heb ik de schijn tegen mij, toch ken ik de grote omvaart zoals Benno Barnard België kent. Ik heb de zeeën bevaren van Rotterdam tot Singapore één keer, één maand lang en er een grote sympathie voor sailormen aan overgehouden. De Gent die ik toen bewoonde, verhoudt zich tot de Lake Silver Fish als Nederland tot Madurodam. Bij die gedachte voel ik me op slag Alice op haar kleinst, en heb ik heimwee naar groot, ver en toen.

Wat krijgen we nu ? Een opklaring waarvoor een weerman geen woorden zou hebben, omdat ze geen kwestie is van meteorologie maar van magie. De zon straalt de kajuit binnen als eerder de steigerlantaarn. Ik sluit de verwarming af en zet de verluchting aan, door mijn luik open te klappen, mijn deurtje open te zetten en mijn hoofd naar buiten te steken alsof het de periscoop was van een onderzeeër die boven water komt.

Dat op het dek, onder een blauwe hemel en schitterende zon, de klopgeest van dit haventje zich luider laat horen dan vannacht, benieuwt me zo dat ik op onderzoek uitga. Daar zie ik hem al, hoog en onbereikbaar in de zeilboot Navy Blue, een strak gespannen tui die ritmisch tegen de mast klopt en doet denken aan een specht die in een boom hakt. Hij wordt aangeduwd door de wind die eerst de hemel heeft schoongemaakt en nu de wolken op afstand houdt. De klopgeest was dus geen fantoom en toch blijf ik me afvragen of er fata morgana’s van geluid bestaan, omdat ik hier soms klokgelui hoor en de telefoon en stemmen van over het water. Ik heb vandaag geen woord met iemand gewisseld, alleen gesprekken gevoerd in mijn hoofd, ?gebabbel in de bovenkamer? volgens psychologen als Stanley Coren.

Vrijdag wandeldag

Ik eindig mijn dagen hier nog als een poes (15 uren slaap per etmaal). En ik start elke dag hier alsof ik een actrice ben in een stomme lachfilm die extra snel wordt afgedraaid. Wakker worden, met rollende ogen boven het dekbed uitkijken, fluks het bed uit, trapje op, groen lichtje aan, trapje af, terug het bed in, diep, dieper, diepst op een bolletje weer de warmte inrollen. In een echte stomme lachfilm zou ik bij het trapje af mijn hoofd stoten, maar in het echt doe ik dat niet meer, sinds de Lake Silver Fish om mijn doen en laten gegoten zit als een bodystocking om een mannequin.

Na zo’n lui en langdurig ontwaken, wordt het uitgebreid ontbijt natuurlijk brunch en is het middag eer ik het zicht op bergen en dennenbossen vervang door dat op water en riet. Hoe lang houdt een mens zo’n solitair leven tevreden vol ? Zolang zijn voorraad strekt, aan eten en drinken, aan boeken en papier, aan tijd en bezigheden, aan alleen het verlangen naar omgang.

Slecht weer duwt me naar binnen en legt isolatielagen van donkere hemel, regen, gordijntjes en hetelucht om me heen. Goed weer haalt me naar buiten, als vandaag, nu de zon aan een blauwe hemel de sneeuw smelt die na het noodweer van de vorige dagen aan de grond bleef klitten. Warm gekleed en blij gestemd zet ik een wandeling in naar het dorp, langs dunbevolkte weiden en lege velden en hier en daar een verloren gerolde biet. Op alle auto’s die ik tegenkom zit een Nederlandse zwartgele nummerplaat en ik begin uit te kijken naar een Belgische roodwitte. Wat zou het fijn zijn mocht ik niet zomaar naar het dorp wandelen, maar iemand tegemoet. ?Ik wou dat ik twee hondjes was, dan konden we samen spelen,? schreef een Nederlander, denkt een Belgische.

Zaterdag knaldag

De scheepsklok staat op het zomeruur en de koelkast werkt op zomersterkte. Als om haar onderbreking van enkele dagen geleden goed te maken, houdt ze mijn proviand niet alleen koud, maar vriest ze het in. Zo kwam het dat ik gisteren geen ei met spek kon bereiden, omdat de eieren niet hardgekookt, wel hardbevroren waren en uit hun schaal gebarsten. Al heb ik de schakelaars op het kleinste gasvlammetje en de laagste temperatuur gedraaid, de koelkast blijft zich als diepvriezer gedragen. Dat ik tot het besluit gekomen ben zelf haar vlammetje uit te blazen, van haar diensten af te zien en mijn proviand op dek- en kamertemperatuur te bewaren, moet het koppige ding voorvoeld hebben. Het heeft immers voor dag en dauw een wraakactie ondernomen, met een fles Perrier als wapen. Het water in de fles bevroren, daardoor het glas gebroken en de schroefdop laten knallen als een champagnekurk, waarbij het compartiment voor de boter werd geraakt en in kille witte scherven is kapotgebarsten. Brokken, zal ik baas Bram moeten melden. Een reclame-idee, zal ik voorstellen aan Perrier : het bevroren water heeft de welgeschapen vorm van de fles en zal er, welteverstaan in zomerse omstandigheden, uitzien als de verfrissing zelve.

Weer wandeling naar het dorp, weer uitkijk naar een roodwitte nummerplaat. Hier moederziel alleen te leven, stemt me langzaam toch eenzaam. Morgen komt mijn eigen auto me tegemoet, met mijn eigen gezin erin. Dan ruil ik Dromen- en Wonderland weer voor, volgens Benno Barnard knotsgek, België.

De laatste lange avond

Tot nu toe zag ik ’s avonds aan stuurboord enkel lichtjes in de verte. De dichtstbijzijnde werden door het water weerspiegeld en uitgerokken tot bleke weggetjes in mijn richting. Vanavond heeft het zicht aan die kant zich extra mooi uitgedost. Wolken in lichtblauw en lichtroze geven de invallende duisternis een frivole rand. Daarboven schijnt manneke maan als een schijnwerper op mijn boot gericht te staan. Zijn felle licht trekt een lange blinkende streep op het water, naar mij toe of van mij weg, met de Lake Silver Fish als begin- of eindpunt.

Met medewerking van Beaver Ships, bootverhuurder met thuishaven Jachthaven Oranjeplaat, Arnemuiden. Contactadres : Pres. Rooseveltlaan 770, 4382 NB Vlissingen, Nederland. Tel. (00-31) 118-417610 en 118-419220, fax : (00-31) 118-418782.

Brigitte Raskin aan boord van de Lake Silver Fish in de jachthaven van Arnemuiden, Walcheren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content