Hoog boven het New Yorkse Central Park schiepen twee architecten een paradijs voor zichzelf. Hun bouwstenen komen uit het Westen en het Oosten.

Central Park is voor de happy few die op zoek gaan naar een appartement, een van de favoriete plekken in New York. Wat wil je ook met het Guggenheim, het Museum of Natural History en het Metropolitan Museum als naaste buren.

Het maakt niet uit of het appartement aan de west- of oostkant van het park ligt. Belangrijker is dat een van de ramen, en het liefst álle ramen, uitzicht hebben op het groene tapijt van vier bij één kilometer. De aanbiedingen in de makelaarskrant van Sotheby’s International Realty zinderen dan ook van de superlatieven. Zo’n appartement wordt aan de man gebracht met slagzinnen als ” oasis in the sky“, ” dramatic and sparkling full Park views” en ” stunning view from 26 floor to ceiling windows“. De bijgeleverde foto toont in breed perspectief het panorama op Central Park en laat meestal maar een glimp van het interieur zien, want dat is ondergeschikt.

Dat is een opmerkelijke evolutie, want Central Park was 150 jaar geleden nog moerasgebied. Hutjes van kolonisten, steengroeven en varkensfokkerijen waren toen de belangrijkste landmarks. In de loop der jaren werd het gebied gecultiveerd tot het huidige natuurlandschap met glooiende heuvels, uitgestrekte meren, groene speelweiden en bossen met oogverblindende Indian summer-kleuren. Voor veel New Yorkers is dit de achtertuin van Manhattan.

De architecten Calvin Tsao en Zack Mckown (allebei rond de 50) verbouwden dit appartement voor zichzelf. Het ligt in Upper West, het gedeelte van Central Park tussen de 59th en 94th Street, dat pas tegen 1870 tot bloei kwam na de aanleg van de luchtspoorweg op 9th Avenue. Daarmee kwam er een rechtstreekse verbinding tot stand met Manhattan en Wall Street.

De zakenlui van New York vestigden zich daarna in groten getale in luxueuze appartementen, zoals de beroemde Dakota Building, de Twin Towers of Central Park West en de Century Apartments.

Nadat ze beiden jarenlang in Singapore hadden gewerkt aan Suntec City, een megacomplex gelegen aan de haven met kantoorgebouwen, een congreshal, verscheidene winkelcentra, luxeappartementen en penthouses, kwamen Calvin en Tsao begin jaren ’90 terug naar New York. In beide steden vestigden ze een architectenbureau met een dertigtal medewerkers. Geregeld vliegen ze heen en weer om de werkzaamheden te begeleiden.

“Toen we ons hier wilden vestigen, zochten we eerst een loft downtown, want eigenlijk is dit niet onze favoriete buurt”, zegt Calvin. “Maar de ligging bij Central Park bleek toch ideaal en het appartement bood ruimte voor onze creatieve ideeën over interieurarchitectuur. Bij bezichtiging troffen wij een totaal verwaarloosd appartement aan, een wirwar van kleine ruimten. ( lacht) En de inrichting varieerde van laat-gotisch tot modern jaren ’70.

We hebben toen alles gestript om één grote ruimte te krijgen. Van daaruit zijn we gestart om een ideale indeling te maken. Het lijkt een beetje op de inrichtingen die je ziet bij oude koloniale huizen: een centrale gang met aan de ene kant de keuken en het eetgedeelte en aan de andere kant de living. Dezelfde indeling hebben we ook boven toegepast bij de slaap- en badkamers.”

In tegenstelling tot de koloniale huizen is het bij dit appartement niet de centrale hal die de ruimten verdeelt, maar de imposante, bijna monumentale trap. Die draait als een sierlijk lint naar de bovenverdieping. Hij staat er als een kunstwerk tegen het perfect gladgestreken stucwerk en met warmkleurige treden van Braziliaans kersenhout.

Hetzelfde materiaal werd ook gebruikt voor de vloer van het appartement. De richting van het parket werd zo gekozen dat de functionele ruimten toch in elkaar overlopen en als één geheel worden ervaren. Dit wordt nog eens ondersteund door de uniforme afwerking van de muren. Het heldere wit contrasteert krachtig tegen de warmrode gloed van het hout. Als neutraal intermediair werd op twee plaatsen voor een warm grijs gekozen: functioneel roestvrij staal bij de keuken en zilverfolie tegen de wand bij de open haard. Het strijklicht van de raampartij op Central Park geeft die wand een bijna mystieke uitstraling, alle mogelijke kleurnuances komen tot leven in het zilverpapier.

Dat mystieke heeft alles te maken met de roots van Calvin Tsao. Als geboren Hongkonger verhuisde hij op 13-jarige leeftijd naar Californië. Daar verbleef hij lange tijd in katholieke scholen. Meteen is niet alleen zijn fascinatie voor oosterse mystiek maar ook die voor katholieke symboliek geduid.

Oosterse elementen waren ons al opgevallen bij het betreden van het appartement. Nadat we op hun verdieping de lift hadden verlaten, kwamen we in een klein voorvertrek. We troffen daar alleen een Ashanti-krukje aan én de onvermijdelijke huisschoenen. Onze aandacht werd getrokken naar een klein gat in de tegenoverliggende muur. In het stucwerk zat een vergrootglas verwerkt. Erachter bevond zich, fel verlicht, een tantrasymbool. Calvin Tsao: “Een Feng-Shui-consultant raadde ons aan dat symbool als een soort talisman aan te brengen. Het houdt de kwade geesten buiten die met de lift naar boven kunnen komen.”

Ook dit advies kwam van een buitenstaander: toen de inrichting van het appartement klaar was, werd een huisvriend uitgenodigd permanent bij hen in te trekken. David Poma, bankier van beroep, verblijft al enkele jaren samen met Calvin en Zack in hetzelfde appartement. Op de bovenverdieping zijn voor hem enkele kamers ingericht. “Een waarzegger in Hongkong zei ons jaren geleden dat we ons appartement nooit alleen achter mochten laten als we op reis gingen. David blijft altijd hier als wij weggaan, waardoor de goede en intieme sfeer die hier heerst niet verkilt.”

Die buitenlandse reizen bracht hen zowel in Europa als in de Oriënt. Zack Mckown ondernam zijn eerste trip naar het Verre Oosten halfweg de jaren ’80, samen met Calvin. Een ervaring die meer indruk op hem maakte dan zijn vertrek uit zijn geboortestaat South Carolina naar de Harvard-universiteit, waar hij Calvin, zijn latere levens- en zakenpartner zou ontmoeten.

De reizen gaven vorm aan hun creativiteit en brachten hen in contact met verschillende culturen. Sporen daarvan vind je in de meubelkeuze in hun woning. “Maar eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat de hechte vriendschap met James Huniford en Stephen Silld, twee bekende New Yorkse decorateurs, daarin een rol heeft gespeeld. We reisden vaak samen en zij openden onze ogen voor de vele meubelstijlen en toonden ook hoe die te combineren in een hedendaags interieur. We gedroegen ons als goede leerlingen.”

Een prachtig voorbeeld daarvan is de zitgroep, waar je een panorama hebt over Central Park: een 19de-eeuwse houten fauteuil, toegeschreven aan de Duitse architect Carl Friedrich Schinkel en bekleed met paardenhaar, staat naast een moderne bank uit de seventies. Ertegenover een eigen ontwerp: een met katoen en zijde beklede sofa. De kussens erop zijn gemaakt van een Javaans bruidsgewaad. De overgrote groengele ottomane is bekleed met bergamo lana en de twee Franse krukjes uit 1850 hebben nog de originele naaldwerkbestikking. Als twee wachters staan links en rechts van de open haard de barokke kaarsenhouders.

De bijna klassieke kleurstellingen van alle materialen en textielsoorten geven subtiel een accent aan de basissfeer van de zitgroep en het interieur: helderwit, neutraal grijs en warmrood. Het hele interieur krijgt daardoor een “stille kracht”, die je ook ervaart. Alle individuele elementen hebben een eigen schoonheid, maar versterken vooral de schoonheid van de andere elementen. Samen stralen ze een onbeschrijflijke rust uit, maar terzelfder tijd een enorme energie.

De bewoners ontwierpen ook zelf de grote eettafel (ook van Braziliaanse kersenhout), geflankeerd door stoelen van Paul Dupré-Lafon en de lange kastenwand, geschilderd in zes lagen wit. Daarin bevindt zich een serviezen- en accessoirescollectie waar menig hotelier jaloers op zou zijn. “Ik geef toe dat we daar een beetje obsessief in zijn”, lacht Calvin en kijkt richting Zack. “Maar dit appartement is ook ons kleine ‘laboratorium’. Hier testen en mixen we voor onze opdrachten en interieurontwerpen de verschillende stijlen en sferen. Dan moet je onbeperkt kunnen kiezen uit meubelen, verzamelingen en collecties. Dat geeft ons energie en inspireert ons.”

Marc Heldens / Foto’s Mark Seelen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content