Toegegeven, ik zat al vroeg in de loopgraven. Lang voor het begin van het herdenkingsjaar 2014 bezocht ik In Flanders Fields, Tyne Cot, Vladslo en de Dodengang. Met een krop in de keel luisterde ik onder de Menenpoort naar de Last Post, starend naar neerdwarrelende poppies en de namen van duizenden mannen uit alle uithoeken van de wereld die in de Vlaamse modder kwamen sterven. Een verloren generatie, overgeleverd aan stramme strategen die niet doorhadden dat hun krijgskunst niet tegen machinegeweren opgewassen was. Kubricks Paths of Glory staat hoog op mijn lijstje van strafste films aller tijden, naast de schitterende Britse satire Oh ! What a Lovely War. In de vallei van de Somme zocht en vond ik op een heldere vriesdag het kerkhof van Noyelles-sur-Mer, met achter de oosterse toegangspoort de graven van 842 Chinese koelies die onder Brits bevel slavenarbeid verrichtten. Als ze niet door Duitse kogels geveld werden, dan door de Spaanse griep.

Sinds het begin van 2014 heb ik mijn oorlogsinspanningen nog opgedreven. Ik las elk boek van elke auteur met een pépé in de loopgraven, alle getuigenissen van honderdplussers, alle extra krantenbijlages met foto’s vol trieste polonaises van slachtoffers van mosterdgas, en van families op de vlucht met oude moedertjes in de kruiwagen. Ik zag Parade’s End, de musical 14-18, keek zelfs In Vlaamse Velden uit. In het eerste weekend van oktober liep ik over de Schelde, een stuk relaxter dan mijn grootmoeder een eeuw eerder. Niemand zal mij van royalistische sympathieën verdenken, maar ook de drietalige speech van vroegwijs Liesbetje tijdens Lichtfront had ik niet willen missen.

Maar zoals iedereen weet : trop is te veel. Momenteel lijd ik onder een acute opstoot van oorlogsmoeheid. Ik kan geen pinhelm meer zien, zap weg zodra de eerste beelden van bomkraters, brandende bibliotheken en dode paarden op het scherm komen, al dan niet becommentarieerd door een frenetiek gesticulerende historica. Vier jaar lang duurde de eerste wereldbrand, maar na één herdenkingsjaar begin ik vurig te hopen dat er door de besparingen in de culturele sector geen geld meer is voor nog meer multimediale oorlogsspektakels en andere fakkeloptochten. Als we in 2015 nu eens een andere oorlog zouden herdenken. Eén die wat langer geleden is en waarin de soldaten ook doodgingen, maar dan in kleurige uniformen en begeleid door tromgeroffel. Verloren door een kleine keizer die last had van zijn maag en naar wie citroenzure bonbons genoemd zijn. Waterloo, ik kom eraan.

LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content