Omdat een mens niet altijd over seks kan schrijven – mijn moeder vindt dat niet leuk en tenslotte is Roularta een christelijk bedrijf – zal ik het deze week over de passer domesticus hebben, beter bekend als de huismus. Waar het, zoals u wellicht weet, wereldwijd niet goed mee gaat. In Londen, bijvoorbeeld, is de gevederde vriend, ooit meer cockney dan de cockneys, zo goed als uitgestorven. Hoe dat komt, is nog altijd een mysterie. De beloning van 5000 pond door The Independent uitgeloofd voor een steekhoudende wetenschappelijke verklaring voor het fenomeen, is nog altijd niet geclaimd.

Dichter bij huis kan Jan Rots van de Vogelbescherming alsnog op beide oren slapen. Afgaand op de toestand op mijn eigen terras, zit het nog wel snor met het Vlaamse mussenbestand. Vóór u denkt dat ik nylon kniekousjes onder een terlenkaplooirok draag en bij gebrek aan ander vertier geregeld met een zak oud brood naar het park trek : nee, ik ben geen bird lady. Wat niet wegneemt dat het één van mijn onschuldige vroegochtendlijke rituelen is, met een kopje thee in de hand over het terras kuieren, hier en daar een verflenste bloem wegplukken en onderwijl naar het vrolijke gekwetter van de mussen luisteren. Ik beken, ooit koesterde ik ook affectie voor duiven, maar daar ben ik van teruggekomen. Ratten met vleugels zijn het, en ze voeren is even moreel verwerpelijk als het onderhouden van een relatie met een minderjarige toyboy uit een lageloonland. Nee, dan mussen, beweeglijke bolletjes veren, pientere oogjes en als het beige bekje opengaat, komt daar een hoop kabaal uit. Koppige beesten ook. Is er op mijn adres sinds maart in de vorm van een nestkastje een prachtige eengezinswoning met een groen dak voor ze beschikbaar, maar nee, ze verkiezen een kraakpand onder de dakpannen van de buren.

Uiteraard heb ik als rechtgeaarde natuurliefhebber een poging ondernomen ‘mijn’ mussen te tellen. Op 15 april was dat, Nationale Mussenteldag. Volgens de instructies moest je uitsluitend de manne- tjes tellen. Het wilde weer eens lukken. Nog nooit van gelijkekansenbeleid gehoord misschien ? Maar goed, zelfs met de mannetjes alleen, die met die zwarte befjes op hun borst, was het onbegonnen werk. Als er nu rastamussen waren of skinheads tot daaraan toe, maar tenzij je Jan Rots zelf bent, lijkt de ene mus verrekt hard op de andere. Tenminste, zo dacht ik er tot voor kort over. Want wat vond ik vorige week in een Londense boekwinkel ? Het ultieme mussenboek, On Sparrows and Man, 112 pagina’s, mét kleurenfoto’s. Het vijfde in rij van de hand van Denis Summers-Smith, een vijf- entachtigjarige gepensioneerde ingenieur uit Noord-Yorkshire die al bijna zestig jaar lang uitsluitend mussen observeert. Van een mussomanie gesproken ! In mijn fantasie heeft Summers-Smith een lange witte baard, zoals George Bernard Shaw of zo’n gekke geleerde uit Monty Python. Hoe ook, sinds ik zijn magnum opus bestudeerd heb, heeft het mussendom geen geheimen meer voor mij. Wist u bijvoorbeeld dat mussen overwegend monogaam zijn ? Maar niet allemaal, zoals DNA-onderzoek intussen uitwees. Moet je mij niet vertellen : ik had hem wel in de smiezen, dat kwieke mannetje van onder de dakgoot rechts, dat met een geile blik in de kraaloogjes het nest drie dakpannen verder invloog. En zo gaat deze column toch nog over seks.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content