“Stel, je gaat elke dag joggen. Zo win je 2 à 3 maanden leven. Die beloning wordt dan uitgekeerd op je 83ste in een verpleeghuis. Het is de vraag of het geschenk dan nog zo leuk is.” De Nederlandse arts en schrijver A.J. Dunning maakt deze en andere kritische bedenkingen bij de gezondheidszorg van deze tijd.

We zijn heel rijk aan gezondheid. Pas na ons 60ste levensjaar lopen we het risico ernstig ziek te worden, en zelfs dan hebben we nog gemiddeld 20 jaar te goed. Toch willen we altijd meer gezondheid. We slikken voedingssupplementen, mineralen, kalk en ginseng. We zijn er voortdurend mee bezig.” Dat schrijft A.J. Dunning in Betoverde wereld. Over ziek en gezond zijn in deze tijd, een bundel essays waarin de arts niet alleen schrijft over onze verwachtingen van de geneeskunde, maar ook over de pretenties die ze niet kan waarmaken.

Hij wijst erop dat er zich een geneeskunde ontwikkelt die niet langer op de zieken gericht is, maar op de gezonden. Op den duur vertalen we ons hele bestaan in termen van gezondheid. Dat veroorzaakt onbehagen. “Want als je bij ieder gerecht dubt of het wel gezond is, smaakt het niet meer.”

Hoe is het zover kunnen komen?

A.J. Dunning: We leefden lang met het idee dat het aardse bestaan slechts een droevig voorportaal was van een ander en beter leven na de dood. In het paradijs of de hemel zouden we vergoed worden voor alle narigheid in dit tranendal. Vanaf de 17de eeuw begon dat besef te tanen. Nu weten we dat we slechts eenmaal leven en dat we dat goed moeten doen.

Het was de Kerk die vroeger ons heil definieerde. Zij schreef ons voor wat we moesten doen om in de hemel te komen. Nu dat niet meer zo is, maken de mensen zelf hun keuze. Maar de autoriteit van de Kerk heeft plaatsgemaakt voor nieuwe autoriteiten: de wetenschap en de geneeskunde. Vandaag vertellen zij ons hoe we moeten eten en drinken om 80 of 90 te worden.

Loont het wel de moeite om zo oud te worden?

De geneeskunde heeft altijd gestreden tegen de ontijdige dood. Zuigelingen die sterven, zijn kinderen die eigenlijk nog 60 of 70 jaar te goed hadden. Ook als je op middelbare leeftijd verongelukt of op je 50ste een dodelijk hartinfarct krijgt, is dat een te vroeg overlijden. De wetenschap is erin geslaagd om die ontijdige dood op te schuiven. Als we alle hart- en vaatziekten uit de statistieken zouden verwijderen, zou de gemiddelde levensduur 87 jaar zijn: een supplement van 7 jaar. Als we ook alle kwaadaardige ziekten konden bannen, maken we een winst van nog eens 3 jaar. En zonder ongevallen, vergiftigingen en geweldplegingen krijgen we een bonus van 3 maanden. We zouden in plaats van 80 wel 90 jaar kunnen worden.

De vraag is of we dat willen. Een kwart van de 90-jarigen is geestelijk niet meer in staat om zichzelf te behelpen. Een ander kwart is lichamelijk afhankelijk. Zo breekt een nieuwe ontijdige dood aan: een te late dood.

Je kan immers niet tegen de geneeskunde zeggen: ‘Bedenk eens een manier van leven waarbij iedereen 85 wordt, kerngezond is, naar de televisie kijkt, naar muziek luistert en zich ook nog kan herinneren welke dag het is.’ Na ons 65ste levensjaar worden we belaagd door chronische gebreken, hart- en vaatziekten, kanker en motorische mankementen. Je kan nog een hele tijd leven, maar het zijn geen gezonde jaren meer. Die oude dag kan best de moeite waard zijn als de ziekte goed behandeld wordt en het ongemak niet te groot is. Maar neem nu iemand die een paar keer per week gaat joggen en dat goed volhoudt. Zo wint hij 2 à 3 maanden leven. Die beloning wordt dan uitgekeerd op zijn 83ste in een verpleeghuis. De vraag is of het geschenk dan nog zo leuk is. In een verpleeghuis is de verzorging wel in orde, maar de privacy van de mensen is erg gering. Je zit allicht halfverlamd op een kamer met een paar andere mensen met wie geen enkel contact mogelijk is. Voor velen is zo’n verpleeghuis een verschrikking. Kortom, je moet alleen joggen als je dat op dit moment leuk vindt.

Kunnen we niet tegelijk oud worden en gezond blijven?

Door de verlenging van de levensduur steken nieuwe ziekten de kop op. De ziekte van Alzheimer werd in de vorige eeuw voor het eerst beschreven, maar bestond natuurlijk al veel langer. Alleen was het toen een zeldzame ziekte, want je moest gemiddeld ouder dan 80 worden om ze te krijgen. Ook de toename van kanker is voor een belangrijk deel het gevolg van de veroudering van de bevolking.

Heel wat mensen hebben schuldgevoelens over hun manier van leven: graag eten, drinken en roken. Wordt dat ingegeven door de geneeskunde?

Geneeskunde heeft altijd iets van bangmakerij: als je dat niet doet, zul je gestraft worden. Zoals vroeger in de godsdienst: als je masturbeerde, kon je een ruggenmergsletsel oplopen.

Bovendien hebben de mensen een ongeneeslijke hang naar het magische. Met magie krijg je greep op een onbegrijpelijke en angstaanjagende omgeving. Dat gebeurt ook in de geneeskunde. Binnen een paar jaar hebben we het erfelijk materiaal in kaart gebracht. Sommigen denken dat we dan de tekst van het menselijk leven in handen zullen hebben. Dat is een mythe die gecreëerd wordt door een geneeskunde die in toenemende mate technisch en rationeel is.

Terzelfdertijd voelt een groeiend aantal mensen zich tekortgedaan in de emotionele aspecten van hun ziekte. Eén op 5 Nederlanders heeft een ernstige aandoening zoals aids, kanker, reuma of multiple sclerose. Eén op 5 Nederlanders gaat naar een alternatieve genezer om zelf vat te krijgen op zijn ziekte, om er zin aan te geven, er een betekenis in te ontdekken en zelf zijn gezondheid te verbeteren door dieet, meditatie en kruiden.

Vindt u dat lachwekkend?

Wie met een ongeneeslijke ziekte wordt geconfronteerd, kan vaak niet meer rationeel reageren en klampt zich vast aan een strohalm. Maar de teleurstelling is groot als je merkt dat de alternatieve behandeling geen enkel effect heeft. Niet alleen wordt alle valse hoop de bodem ingeslagen, bovendien word je tijdens de laatste maanden van je leven geplaagd door een bizar dieet. Je mag geen glaasje wijn meer drinken en geen sigaretje meer roken.

U doet markante uitspraken. U zegt dat wie onvoldoende onderzocht is, gezond is.

Als je lang genoeg zoekt, vind je bij iedereen risico’s en afwijkingen. Dat heb ik ontleend aan Knock ou le triomphe de la médecine, een toneelstuk van Jules Romains: in tegenstelling tot zijn voorganger vindt de nieuwe, jonge dokter Knock dat alle mensen in het dorp ziek zijn. Wie meent dat hij gezond is, heeft het verkeerd voor. Op den duur zie je ’s avonds, als de kerkklok 10 uur slaat, overal het licht aangaan, want dat is het moment waarop de ‘zieken’ een thermometer in hun achterwerk steken om te kijken of ze geen temperatuurverhoging hebben.

Iedereen heeft met je te doen als je in het gips ligt. Maar als je chronisch vermoeid bent, heeft de omgeving het daar wel moeilijk mee.

Ik ontken de klachten niet. Er zijn honderdduizenden mensen arbeidsongeschikt omdat ze lage rugpijn of nekpijn hebben. De klacht is echter een kapstok. Daarachter verbergt zich een proces van onbehagen en angst dat niet bespreekbaar is. Het syndroom van de chronische vermoeidheid is een goed voorbeeld. Mensen die heel hard werkten en van aanpakken wisten, kunnen plots geen voet meer verzetten, ze zijn doodmoe en hebben spierpijn. Er is uitgebreid onderzoek naar verricht en de patiënten weten bijna zeker dat hun ziekte veroorzaakt wordt door een virus dat de hersenen en de spieren aantast. Maar er is nooit aangetoond dat er met die hersenen of die spieren iets mis is.

Ook het virus is nooit gevonden. Toch houdt men vast aan deze verklaring, want zo kunnen de patiënten rekenen op begrip én op een uitkering. Zonder zouden ze nog meer ellende lijden. Maar één vraag is taboe, namelijk of het vermoeidheidssyndroom geen psychische oorzaken heeft. Wie deze bedenking maakt, krijgt een berg vijandige post. Want een psychische aandoening is nog altijd een stigma. Je kan makkelijk zeggen: ‘Ik kan maandag niet werken, want ik moet naar mijn cardioloog.’ Dat heeft zelfs een zekere mate van chic. Wie echter zegt: ‘Ik kan maandag niet werken, want ik moet naar mijn psychiater’, wordt begrepen als: ‘Ik heb mezelf geestelijk niet in de hand’.

Verdeelt de gezondheidszorg haar aandacht eerlijk tussen lichamelijke en psychische zieken.

Daar twijfel ik aan. Mensen met verslavingen of depressies hebben een lange en moeilijke weg te gaan. De successen van de technische geneeskunde, zoals transplantaties, zijn een stuk interessanter, hoopgevender en spectaculairder dan de moeizame resultaten die we boeken bij psychische aandoeningen. In de psychiatrie strijden we voor vermaatschappelijking, zodat we de patiënten niet langer hoeven op te bergen in de archieven van grote instellingen. We willen ze terugbrengen naar de samenleving. Voor een aantal blijkt die zelfstandigheid te moeilijk. Ze gaan zwerven, je vindt ze op straat, ze veroorzaken overlast en ongemak. De samenleving wordt dan boos en verontwaardigd. ‘Het hoort niet,’ zegt ze, ‘die mensen moeten weer opgeborgen worden.’

Hoe kun je daarover een maatschappelijk debat voeren als er zoveel weerstand is binnen de samenleving zelf?

Soms helpen incidenten. Een tiental jaar geleden was er het geval van een meisje dat bijna onbehandelbaar was. In de instelling waar ze verbleef hadden de verzorgers haar naakt aan een muur vastgebonden. Ondanks de protesten van familie zat ze als in de Middeleeuwen opgesloten in een cel, vastgeketend als een lastig dier. Ten einde raad nam haar vader een foto van de situatie en stuurde die naar de pers. Dat veroorzaakte een ongelooflijk schandaal: plots besefte de maatschappij dat we te hard omgaan met onze psychiatrische patiënten. Het meisje werd overgeplaatst naar een nieuwe instelling waar haar ziekte anders werd benaderd.

U vindt het een positieve ontwikkeling dat het aandeel van de vrouwen in de geneeskunde toeneemt.

Meer dan de helft van alle afstuderende artsen in Nederland is vrouw. Ze willen huisarts of specialist worden. Dat betekent dat het mannelijke bolwerk van de specialisatie ruimte moet maken voor vrouwen. Maar die vrouwen willen een ander leven dan hun mannelijke collega’s. Ze willen verlof, ze willen een gezin stichten. De heroïek van eeuwige beschikbaarheid en 80-urige werkweken hoeft voor hen niet. In dat opzicht volgt de geneeskunde het maatschappelijk patroon. De vervrouwelijking ervan zal dat proces aanzienlijk versnellen. De oude dokter die het hele dorp ter wereld bracht en vervolgens behandelde, verdwijnt.

Vrouwelijke gynaecologen gaan ook anders om met vrouwen in de menopauze, een bevolkingsgroep die volgens u onheus wordt behandeld.

Een decennium geleden telde de gynaecologie slechts 10 procent vrouwen. Dat is veranderd. Hun aantal is verdubbeld en dat betekent dat ook de benadering van de vrouw in de menopauze zal veranderen. Voor mannelijke gynaecologen was zij het symbool van het zwakke geslacht, de brekebeen. Er is veel druk geweest om de menopauze te medicaliseren en om vrouwen hormonen toe te dienen.

Maar het is onzinnig dat de vrouw biologisch zou hebben afgedaan na haar 50ste. Ze krijgt inderdaad sneller botontkalking en zal gemakkelijker een heup breken, maar dat probleem stelt zich pas vanaf haar 80ste. Moet je 30 jaar hormonen slikken en alle bijwerkingen verdragen om op je 80ste misschien een heupfractuur te voorkomen? Dat is wel een hoge prijs.

Wat zijn de bijwerkingen?

Niet iedereen verdraagt die hormonen. Als je oestrogene hormonen neemt, verhoog je de kans op baarmoeder- en borstkanker. Om dat te vermijden moet je een progesteronpreparaat aan het oestrogeen toevoegen. Daardoor neemt de kans op menstruele of pseudo-menstruele bloedingen toe, een ongerief waarvan de vrouw juist verlost was. Zo wordt zij op haar 50ste een patiënt die moet slikken en controles ondergaan, terwijl haar in feite niets mankeert.

Een ander voorbeeld is hoge bloeddruk.

Hoge bloeddruk wordt voorgesteld als een risico. In werkelijkheid is het een afspraak. Bloeddruk is een glijdende schaal. Een studie in Engeland toonde aan dat als je mensen met een matig verhoogde bloeddruk behandelt, je per jaar bij 1 op 800 patiënten een beroerte voorkomt. En je weet niet eens bij wie. Dat wil zeggen dat 799 mensen onnodig medicijnen slikken, dat ze geregeld naar de dokter moeten om hun bloeddruk te meten en dat ze bijwerkingen – hoe klein die ook zijn – ondergaan.

In Nederland en België is borstkanker sterk in opmars. We proberen die kanker vroeg op te sporen om ze beter te behandelen. Maar op die ene vrouw met borstkanker die je bij controle ontdekt, vind je bij 10 andere vrouwen afwijkingen waarvan je niet weet of ze goed- of kwaadaardig zijn. Nieuw onderzoek en biopsie wijzen uiteindelijk uit dat de afwijking goedaardig is. Maar ondertussen heb je wel geweldig veel angst en onrust veroorzaakt bij iedere vrouw die om de 2 jaar op controle komt.

Is er een complot tussen patiënten, dokters en industrie?

Complot is een groot woord, maar er zijn natuurlijk belangen mee gemoeid. Stel dat je fabrikant bent van oestrogene hormonen: als je alle vrouwen boven de 50 jaar 30 jaar lang mag behandelen, dan heb je een reusachtige markt aangeboord. Van sommige dokters ben ik echt bang, want als ze niets om handen hebben, verzinnen ze wat. Ze gaan bij gezonde mensen allerlei risico’s opsporen en bedenken alternatieve therapieën. Je mag echter niet over het hoofd zien dat mensen nu eenmaal overlijden. Is het dan tragisch of ontijdig wanneer een man op zijn 84ste overlijdt aan een prostaatkanker, ook al heb je daar als nabestaande veel verdriet bij?

A. J. Dunning, Betoverde wereld. Over ziek en gezond zijn in onze tijd, Meulenhoff, 224 blz., 698 fr.

Piet de Moor / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content