Vannacht moest ik ineens aan die boeddhistische monnik in Kathmandu denken. Schraal, kaalgeschoren, met blote, haarloze armen onder een bordeauxkleurige omslagdoek zat hij in weer en wind roerloos achter de grote stoepa van Boudhanath. Telkens we hem passeerden, probeerde ik zijn blik te vangen, maar die was naar binnen gekeerd, alsof hij al lang afscheid genomen had van alle wereldse futiliteit. Volgens ingewijden teerde hij op kliekjes van een nabijgelegen eethuis, maar nooit zag ik hem daadwerkelijk eten of drinken. Hoe diep moesten ’s mans onthechte mijmeringen wel niet zijn, hield ik me meermaals voor, maar ook : hoe pokkesaai, een bestaan in kleermakerszit en volstrekte ledigheid.

Nu probeer ik in mijn eigen leven ook enige simpelheid na te streven, meer bepaald door alle overbodige frutsels en fratsels te weren. Helaas word ik hierin tegengewerkt door de wetten van de groei-economie, en door iemand die het goed met mij meent en die ervan overtuigd is dat zowat elk menselijk ongemak door een gadget van Blokker, Ikea en Casa verholpen kan worden. Om nog te zwijgen van De Krak. Zo zou ik dit stukje kunnen typen met mijn pols op een ergonomisch schuimrubberen kussentje dat polspijn voorkomt. Aangezien ik nog nooit polspijn had, heb ik het kussentje met een energieke bovenhandse worp in één van talrijke handige rieten opbergboxen gemikt, waar ik het waarschijnlijk nooit meer terugvind en zeker niet met stramme polsen. Verder bezit ik onder andere een oranje cocktailshaker, terwijl ik te mijnent nooit cocktails drink, koelelementen voor mens en fles, vacuümpompjes (uitsluitend voor fles), het vrijwel volledige vershoudgamma Tupperware, en slabestek met zo’n rare Uri Gellerknik, waardoor het op de rand van de kom past. En verder vooral onderleggers. In kurk, hout, stro, katoen met Provençaalse motieven, plastic met de beeltenis van Audrey Hepburn. Onderleggers voor glazen, borden, thee-, bloem- en andere potten. Onderleggers voor onderleggers godbetert.

De laatste aanwinst betreft een vernikkeld afdruiprek dat ‘dzing’ doet als je er een bord in zet, en met een aanpalend rekje voor de huishoudrol. Dat met zuignappen aan de muur bevestigd is, tot het ’s nachts ineens niet meer zuigt en op het afdruiprek dondert, daarbij een snijplank, glazen en een half servies meesleurend. Waardoor ik aan die monnik moest denken. Dat het misschien toch niet zo gek is om onthecht en gadgetvrij achter een tempel te zitten. Niet te lang uiteraard en op een geschikte onderlegger.

LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content