Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

De tiende editie van de Scottish Tour,

een 3000 km lange tocht door het minder bekende Schotland, gaf de deelnemers een portie Schotse savoir-vivre.

PIERRE DARGE

De liefde van Michel d’Awans voor Schotland berust allesbehalve op teoretische gronden. De Luikenaar kent niet alleen meer lords en ladies benoorden Hadrian’s Wall dan de doorsnee Brit, hij gaat bij hen ook elk jaar op de tee, al was het maar om de laatste details voor zijn jaarlijkse Scottish Tour te verfijnen. Dit jaar zette de journalist voor de tiende keer zijn Schotse Ronde op poten, een evenement dat zijn gelijke niet kent omdat de aanpak zo uniek is.

Twee weken lang trok d’Awans met zijn “volgelingen” door het ongerepte Schotland. Dankzij de diplomatieke volharding van de Luikenaar dulden Schotse grootgrondbezitters elke zomer voor een paar uur de doortocht van een kleine groep terreinwagens over een paar honderd kilometer van hun privé-wegen. Onder strikte voorwaarden en tegen betaling uiteraard. Dit jaar vergastte d’Awans zijn publiek al van bij de ontscheping in Hull op verrukkelijke derderangswegen doorheen de Yorkshire Moors, een portie uniek landschappelijk schoon bezuiden de Schotse grens. In het Georges Hotel in de buurt van Chollerford langs de Tyne gingen we bekomen van de eerste emoties. Bij gebak, een pittige Earl Grey en wat zoetigheden mijmerden we over het leven op het platteland, terwijl om ons heen jonge vaders met schreeuwende buggy’s worstelden en hun zeer blanke benen blootstelden aan de zon. Shocking.

In de vooravond doorkruisten we de koelte van het Kilder Forest. Bordjes waarschuwden voor overstekende lammeren, en onze Nissan Terrano II werd door een venijnig opspringende kei in de onderbuik geraakt. Voor het slapengaan blies het halve gezelschap verzamelen in Kelso, waar de Florentijnse patron van het Cross Keys Hotel ons op Italiaanse specialiteiten trakteerde.

’s Anderendaags trok de grand grand grand granddaughter van Sir Walter Scott, auteur van o.a. Ivanhoe en Rob Roy, een uurtje voor ons uit in haar livingroom in Abbotsford House. De gastvrouw was van een onnatuurlijk aandoende vriendelijkheid, sleepte ons uit de biblioteek van het huis waar het publiek wordt toegelaten naar haar privé-vertrekken, en ging vlot in op de suggestie om haar te portretteren. Op voorwaarde dat haar zus mee op de foto mocht. Toen we voorstelden om ook de honden in beeld te brengen, giechelde ze langer dan het protokol zou toelaten. Daarna praatten we over Sir Walter Scott, die ook buiten de literatuur zo’n uitzonderlijk man was : heel erg nieuwsgierig en heel modern. “Wist u dat hij hier het eerste gaslicht in de streek liet installeren, met iedereen praatte, erg genereus was en zich altijd met veel honden omringde ? Dat hij een hele warme persoonlijkheid bezat en dat we hem nog elke dag op een voetstuk zetten ? ” Wij wisten het niet, en mevrouw Maxwell-Scott schrok even. “U heeft toch het plekje gezien waar hij op zijn wandelingen even halt hield om uit te rusten, en waar de begrafenisstoet onderweg naar het kerkhof ook even stilstond om de afgestorvene te eren ? ” We knikten, we hebben op het plekje gestaan en kennen de verhalen. We hebben vanaf Scott’s View zelfs neergekeken op het dal zoals hij placht te doen, op de bultvormige groene massa waaromheen de Tweed zo vreedzaam stroomt, en we dachten aan de tombeau du géant in de Ardennen.

We praatten ook over het Frans, dat de Schotten zo na aan het hart ligt dat de nationalisten achteraan op hun wagen een kenteken aanbrengen met Ecosse in plaats van bijvoorbeeld Scotland. Ook mevrouw Scott blijft niet achter en hanteert de taal van Molière een zin lang aksentloos, als wil ze tonen dat het ook haar menens is met de French Connection. In de loop van de geschiedenis sloten de Schotten wel vaker bondgenootschappen met de Fransen en tegen de Engelsen. En de herinnering aan Mary, Queen of Scots, getrouwd met de Franse troonopvolger, leeft in het hele land.

We praatten ook over tuinen en over de Schotse eigenheid. “Schotten zijn veel vriendelijker”, zegt mevrouw, die zich tegelijkertijd verheugt over de 65.000 bezoekers die jaarlijks Abbotsford House aandoen. En dat geldt voor de periode tussen maart en oktober, als het huis open is voor het publiek. Al valt daarbuiten voor groepen ook na afspraak iets te regelen. “We voelen ons geprivilegieerd dat we in dit huis kunnen wonen, en toen hier enkele maanden geleden een aantal souvenirs werd gestolen, kregen we wel honderdvijftig brieven van mensen die daarover hun spijt betuigden. “

Bij het afscheid poseerden de zussen nog even glimlachend voor het landgoed, doof voor de twee pauwen die over het muurtje stapten en zich klagend lieten horen.

We rijden nu door bossen en op kleine eenbaanswegen met passing places om uit te wijken voor tegenliggers, en op onverharde paden zonder een spoortje van industriële aktiviteit. We melden ons voor de lunchafspraak bij Traquair House. Het kasteeltje op mensenmaat, waar sinds de tiende eeuw zo’n 27 vorsten verbleven (inclusief Mary Queen of Scots), is een witgekalkt, schattig kleinood. In de schaduw ervan soest een alleraardigste en bescheiden tearoom met ommuurde tuin, waar eenvoudige meisjes een eenvoudige keuken van hoge kwaliteit brengen. We bestellen een grilled rainbow trout met een slaatje en aardappelen. De Schotse zon laat zich voortdurend zien, zonder dat de temperatuur vervelend hoog wordt. De deelnemers zakken cruisend af naar Duns, waar de hardrijders een bezoek kunnen brengen aan de Jim Clarks Room, een kamer vol trofeeën en foto’s van de meervoudige formule-1-wereldkampioen. Daarna kunnen de allermoedigsten zich op het testterrein van de Engelse Camel Trophy wagen. Het parkoers is aardig, maar nooit echt moeilijk : daar is het te droog voor. In de bossen duiken we een paar keer eventjes in de modder, maar nooit voor lang. Het is meer spelen dan werken, en eigenlijk kijken we na een uurtje terreinrijden al uit naar de avond en de nacht die we op Duns Castle zullen doorbrengen, een voorrecht dat slechts weinigen gegeven is.

Mrs. Aline Hay wacht ons met uitgestrekte armen op, en schudt ons allerhartelijkst de handen. De lichtrosse Schotse kasteelvrouw in slobbertrui en jeans lijkt oprecht blij ons te zien, en zal later met haar man het veertigkoppige gezelschap in de dining room voorzitten. Maar eerst heeft ze elk van de gasten persoonlijk hun kamer toegewezen. Ook tijdens de maaltijd weet ze van geen stilzitten, en holt ze een paar keer naar de keuken om het geheel van de operaties te superviseren.

Aline Hay mag dan geen adellijke titels voeren, ze is allesbehalve een gewone vrouw. Sinds ruim twintig jaar heeft ze al haar energie in het kasteel gestopt waar de familie van haar man sinds drie eeuwen verbleef.

“Ik ontmoette Alex op de universiteit toen ik negentien was. En ik herinner me als gisteren het moment dat hij me hier in zijn familie introduceerde. Het was verpletterend, en toch voelde ik me meteen thuis omdat het huis zo’n natuurlijkheid uitstraalde. Ik had net besloten om een paar jaar in Iran door te brengen, maar toen Alex me ten huwelijk vroeg, schoof ik die plannen terzijde. Het betekende ook dat ik me een enorme verantwoordelijkheid op de schouders haalde, maar na 22 jaar kijk ik nog altijd met plezier terug op die beslissing. Zo’n vie de château brengt het beste van twee werelden bijeen. Het is glamorous en je krijgt de kans fantastische mensen te ontmoeten. Samen met onze gasten maken we schitterende, romantische avonden mee. Het lijkt soms wel the life of cinderella, en omdat er geen lift is, houdt zo’n leven ons nog fit ook. Maar ’t is ook hard werken, en het simpele onderhoud van zo’n kasteel kost handenvol geld. Daarom moesten we de deuren opengooien, en dan dringen zich twee opties op : of je maakt het domein toegankelijk voor het publiek, of je biedt logies aan. Die eerste oplossing vonden we maar niks, omdat je dan zoveel bezoek krijgt dat er nooit gelegenheid is tot echt kontakt. Dus kwamen we tot deze formule, die boeiend blijft omdat we altijd weer andere mensen ontmoeten en voor hen telkens wat anders verzinnen. Een paar weken geleden sleepten we de piano naar de dining room en zetten we een mini-opera op, kompleet met drie operazangers die gedurende drie keer twintig minuten aria’s zongen. Zomaar tussen de gerechten in. Er worden ook schitterende huwelijken gevierd en jachtpartijen georganizeerd op fazant, korhoen en reebok, de hele winter door.

De keerzijde is dat dit leven me geen tijd laat om te reizen. Hoop en al storm ik met de elektrische trein eens op en af naar Londen, drieënhalf uur van hier. Ik studeerde Latijn en Italiaans, maar kan alleen nog dromen van Italië. En in zo’n groot huis loopt er altijd wel wat mis. Daarom hebben we ons resoluut op de moderne techniek gegooid. De verwarming is bijvoorbeeld computergestuurd. “

Aan tafel vernemen we dat Mrs. Hay voor haar dienstpersoneel uitsluitend een beroep doet op mensen uit het dorp, zodat de band met de omwonenden aangehaald blijft en dat het zilverwerk dat we gebruiken dat van de familie is. En later zullen we zelf vaststellen hoe grenzeloos het vertrouwen is van de gastheer en zijn vrouw : in elke slaapkamer zijn snuisterijen en antiek te vinden, kleine herinneringen uit het leven van de Hays, zodat men de indruk krijgt dat men deel uitmaakt van de familie.

’s Anderendaags bekijken we na het ontbijt samen de foto’s die een paar weken eerder op Ascot zijn gemaakt ter gelegenheid van de beroemde rennen. Het knalgeel ensemble van Mrs. Hay laat een flink stuk boezem vrij. “Very correct, ” grapt de kasteelvrouwe, “de week nadien wisten al mijn vrienden dat ik op Ascot was. “

Helaas moeten we verder. Het Schotland dat d’Awans zijn gasten wil laten zien, heeft niet alleen kastelen, maar ook ongerepte heuvels en onbezoedelde kleine riviertjes. De faam van Schotlands whisky, zo wordt ons steeds weer op het hart gedrukt, zit ‘m voor een groot deel in de kwaliteit van het rivierwater, dat eeuwenlang ondergronds gefilterd is eer het weer aan de oppervlakte komt. En wie kent niet de distilleerderijen die langs de Livet of de Fiddich wortel schoten en waarvan de produkten (Glenlivet, Braes of Glenlivet, Tomintoul-Glenlivet en Tamnavulin-Glenlivet) de wereld van de betere smaak veroverden ? Bezuiden Ballater plooit het Schotse landschap zich open, ontdekt de reiziger achter elke bocht een maagdelijk stuk natuur. Dan is het zaak om de auto even aan de kant te laten, de longen open te zetten en een forse wandeling te maken, de uitgestrekte hellingen op. Wie daar behoefte aan heeft, kan hier dagen ongestoord stappen en de lucht inademen die tot de zuiverste van West-Europa wordt gerekend.

In het Alexandra Hotel in Ballater proeven we de volgende avond na het diner met nonchalante regelmaat zeven soorten whisky, daarbij door diverse kenners geadvizeerd en aangespoord. We eindigen met die heel biezondere versie van de Macallan, de raszuivere, onversneden as you can get it van het vat, zoals die door kenners wordt geapprecieerd. Rondom ons bevindt zich een bont gezelschap van oud en jong, van off-road freaks, anglofielen en natuurliefhebbers die alvast één punt gemeen hebben : ze bezitten een terreinvoertuig en ze zijn hierheen gereisd voor een mengeling van schoonheid, autenticiteit en avontuur in zijn meest bescheiden, natuurlijke vorm. “Veel mensen gebruiken nooit hun auto op een onverhard parkoers omdat ze zich daar niet echt op hun gemak voelen. We helpen ze over de drempel en op het niveau dat ze zelf verkiezen”, aldus Michel d’Awans. Het zeer komplete roadbook dat elk jaar tijdens de verkenning gedurende de maand mei met zoveel liefde tot een vloeiend geheel wordt samengesteld, is een stuk Schotse intimiteit. Het moet na de reis door de deelnemers weer worden ingeleverd om te verhinderen dat de pastorale wegen over vijf jaar door Jan en Alleman worden gebruikt. Maar het aardige aan de formule is dat iedereen een overnachting volgens eigen middelen en mogelijkheden kan kiezen : sommigen slapen op een camping, anderen op hotel, weer anderen kiezen voor het komfort van een kasteel. Of proeven onderweg beurtelings van elk van de mogelijkheden.

De volgende morgen worden we in een slaapkamer met bloemetjesbehang boven de Clydesdale Bank gewekt. Een adres dat garant staat voor de meest degelijke vorm van bed and breakfast : de gastheer heeft zich voor het ontbijt uitgesloofd zoals alleen eenvoudige mensen dat kunnen. We genieten nog na van de proeverij, maar het hoofd is helder en het besef dat het onze laatste dag is, weegt zwaar op de stemming. Nieuwe afspraken wachten op het kontinent, terwijl de overige deelnemers verder noordwaarts zullen trekken, langs Loch Ness waar we zo vaak de afspraak met Nessie zijn misgelopen, en later naar de Highlands, helemaal tot aan Durness. Waar hele jachtgebieden te huur zijn, inclusief het gebruik van de Landrovers en de diensten van jachtopziener, kok en ander personeel. En langs de grillige westkust met uitzicht op Skye, waar we jaren geleden een broodje zalm aten op het terras van een boerenherberg en er nog de voldoening van voelen.

Voor de ultieme ochtendlijke briefing lopen we langs in een krantenzaak. Onze interesse betreft de 1995-versie van het standaardwerk van die andere Michael Jackson : Malt Whisky Companion, the Defintive Guide to the Water of Life. De auteur is bij leven met alle mogelijke awards bedacht, en begint zijn gids met een paragraaf over het karakter van de malt whisky’s. “The single malts are the most natural of spirits, formed more than any other by their environment. For the same reason, they are the most individualistic. One arouses the appetite before dinner, another soothes the digestion ; one likes to follow a round of golf, another prefers a book at bedtime. No other spirit offers such diversity of character. ” Een verrukkelijke aanloop tot een kleine 300 pagina’s waarin de produkten van zo’n 100 distilleerderijen (330 malts) worden gewikt en gewogen met kommentaar en een score. Daarin lezen we dat een tien jaar oude Talisker met zijn very peppery afdronk een score van 90 haalt, dat de zevenjarige Macallan alleen voor de Italiaanse markt blijft voorbehouden, en dat de tienjarige variant (met score 87) volgens de schrijver Kingsley Amis the best glass is. Met deze troostende gedachte buigen we een paar uur later zuidwestwaarts af, richting Edinburgh airport, de ouwe alledaagsheid van het geregelde leven tegemoet.

Kasteelvrouwe Aline Hay stopt al haar energie in het kasteel waar de familie van haar mandrie eeuwen verbleef.

Logeren in Duns Castle. Zo wordt het dure onderhoud bekostigd.

De grand grand grand granddaughter van Sir Walter Scott in Abbotsford House, geruggesteund door haar zus.

Schotland op zijn mooist, onderweg naar Ballater.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content