ONDER HET VERDWENEN PALEIS VAN KEIZER KAREL

De grandeur van weleer, op het 17de-eeuwse schilderij 'Infanta Isabella in de tuinen van het paleis', toegeschreven aan D. en J.B. van Heil. © MUSEUM VAN DE STAD BRUSSEL - BROODHUIS

Weinigen beseffen dat op de Brusselse Coudenberg ooit het mooiste paleis van Europa oprees. Daar blijft zo goed als niets van over. Toch niet bovengronds. Op zoek naar de resten van Keizer Karels indrukwekkende residentie doken we onder de grond.

Wie op de hoek van de Koningstraat en het Paleizenplein staat, ziet een zee van golvende kasseien en een koninklijk paleis met een weinig inspirerende architectuur. Het is nauwelijks te bevatten dat zich in de binnenstad een heuse heuvel bevond, de Coudenberg, waaromheen de Koninklijke Wijk is ontstaan. Die werd omringd door valleien. De Coperbeek vloeide er naar de lager gelegen Zenne. Nu rest er schijnbaar niets meer van, maar via een trap in Hotel Belvue dalen we af onder het Koningsplein. Een beklemmende en tegelijk fascinerende ervaring. We vinden er een soort begraafplaats van het meest prestigieuze paleis dat ons land ooit heeft gehad.

Al is er enige verbeelding nodig om het gebouwencomplex in zijn grandeur te zien herleven. We treffen er alleen de kelderverdiepingen van de kapel en de pronkzaal, de Aula Magna, een deel van de hellende Isabellastraat die het natuurlijke reliëf van de Coudenberg volgde, fundamenten van schouwen, een beerput, trappen, gewelven en pilaren.

In de middeleeuwen werd er op deze plek al een versterkt kasteel gebouwd dat verscheidene uitbreidingen kreeg. Brussel had zo’n bolwerk nodig, het was in een machtsstrijd verwikkeld om de positie van hoofdstad van het hertogdom Brabant, de concurrenten heetten Leuven en Mechelen.

Al in de twaalfde eeuw verbleef de hertog in het kasteel op de Frigidus Mons (de Koude Berg), binnen de eerste grenzen van Brussel. De omwalling (die pas in de dertiende eeuw werd gebouwd) had een omtrek van vier kilometer en telde zeven toegangspoorten. Na een inval van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, werd in een nieuw verdedigingssysteem voorzien, een twee omwalling die overeenkomt met de fameuze vijfhoek, de huidige kleine ring. Het kasteel kreeg vanaf dan een andere bestemming : het was niet langer een bolwerk voor de verdediging maar een prestigieus onderkomen voor vorsten en hun gasten.

In de veertiende eeuw werd de residentie vergroot, een eeuw later zou een geheel met vier rechthoekige gebouwen ontstaan die een binnenplein omsloten. De eerste zaal die naar het park gericht was, steunde op de muren van de eerste stadsomwalling. In een verdere fase kreeg het paleis steeds meer allure en onder initiatief van hertog Filips de Goede werden nieuwe vleugels aangebouwd, werd het park heraangelegd en werd er een indrukwekkende staatsiezaal gebouwd, de Aula Magna. De bouw daarvan startte in 1452 en zou acht jaar duren. Omdat zelfs de grootste bomen uit het Zoniënwoud niet stevig genoeg bleken om het geheel te stutten, werd hout uit het buitenland aangevoerd.

KEIZERLIJK ALLURE

Door de aansluiting van Brabant bij het Bourgondische rijk, was Brussel een erg belangrijke stad geworden. Filips de Goede die ook “groothertog van het Westen” was, wenste een paleis op zijn niveau en werd daarin gesteund door de stad Brussel. In de Aula Magna zou bij herhaling geschiedenis geschreven worden. Er werden niet alleen belangrijke gasten ontvangen, het was ook de plek waar Keizer Karel in 1515 mondig werd verklaard en er veertig jaar later troonsafstand zou doen ten gunste van zijn zoon Filips II, in aanwezigheid van alle afgevaardigden van de Staten-Generaal. De zaal verwierf wereldfaam met haar binnenafwerking en wandtapijten, afkomstig van beste Brusselse tapijtwevers. De toekomstige Franse koning Lodewijk XI werd in het paleis asiel verleend, Maria van Bourgondië, de erfgename van Karel de Stoute, werd er geboren.

Onder Keizer Karel, die in 1500 in Gent geboren was, groeide de faam van het paleis. Hij was dan ook niet de eerste de beste, heerste niet alleen over de Nederlanden, maar was ook nog keizer van Duitsland en koning van Spanje en reisde in die hoedanigheid tussen verschillende hoven. Toch verbleef hij het vaakst in Brussel. Brusselkenner en historicus Roel Jacobs becijferde dat hij tussen 16 à 17 procent van zijn tijd hier doorbracht, tegenover slechts 6,5 procent in Valladolid en nog minder in Augsburg, toen het centrum van de Duitstalige gebied.

Alhoewel hij de geschiedenis inging als een groot reiziger, die zowel Frans, Nederlands als Duits sprak en een levensgenieter, was hij ook een despoot die geen tegenstand duldde. In 1540 verbleef hij 88 dagen in Gent om er de revolte persoonlijk te onderdrukken, waarna hij de stad zijn privilegies en de prestigieuze abdij van Sint Bavo ontnam. Enkele tientallen opstandelingen werden onthoofd, en zo’n vijfhonderd burgers van de stad werden vernederd door hen blootsvoets en in open hemd, met een strop om de nek te laten defileren. Een vernedering die de Gentenaars ombogen tot een geuzennaam : de stroppendragers.

Nog erger verging het de protestanten. Die werden in het beste geval verbannen. Zo’n zevenhonderd werden in Gent, Brugge en Kortrijk op zijn bevel geëxecuteerd. Zijn zoon ging nog driester te keer, wat uiteindelijk tot de scheuring tussen Noord en Zuid aanleiding zou geven.

PRESTIGIEUZE KAPEL

De keizer was ook een gelovig man en zijn belangrijkste bijdrage tot het paleis op de Coudenberg betrof de bouw van een nieuwe kapel, die zou aansluiten op de Aula Magna. Het eerste contract werd getekend in 1522. De werken begonnen in 1526, maar bleken allesbehalve een eenvoudige zaak, omdat er op de helling van de Coudenberg belangrijke niveauverschillen moesten overwonnen worden. Uiteindelijk waren er drie bouwlagen nodig, twee benedenverdiepingen die als opslagplaatsen gebruikt zouden worden en een imposante bovenverdieping voor de kapel zelf. De moeizame klus nam bijna dertig jaar in beslag lag. De kapel kreeg aanvankelijk een dak van stro, maar nadat het in 1536 werd weggeblazen door rukwinden kwam er toch een houten dak.

Dat het niet zomaar om een kapel ging, bewijzen de afmetingen. Keizer Karel spiegelde zich voor de bouw immers aan de Sainte Chapelle in Parijs, die wilde hij overtreffen in afmetingen en luxe. De kapel weerspiegelde niet zozeer de godsvrucht van de opdrachtgever, maar was veeleer een visitekaartje van de macht. Ze was rijkelijk versierd met zilversmeedwerk en wandtaptijten en boven de keizerlijke stoelen pronkten beschilderde baldakijnen. De altaren en retabels werden bij de beste Brusselse en Mechelse kunstenaars besteld. Bijzonder beroemd was een retabel dat door de Brusselse meester-steenhouwer Jan vanden Gheerse werd vervaardigd en later aan de Abdij Ter Kameren werd geschonken. Uiteindelijk belandde het in de collegiale Sint-Goedelekerk, waar het een plaats kreeg achter het koor van de Magdalenakapel. Het is het enige decoratieve element van uitzonderlijke waarde dat het verdwijnen van het paleis heeft overleefd.

Keizer Karel stond ook aan het hoofd van de Orde van het Gulden Vlies, die in 1430 door Filips de Goede werd opgericht om zich te omringen en steun te krijgen van de adellijke elite – de vliesridders. Ze genoot pauselijke privilegies en de ridders hadden alleen rekenschap af te leggen bij een eigen rechterlijke macht. De schat van de Orde van het Gulden Vlies, die tot de meest prestigieuze van Europa werd gerekend, werd bewaard in de kapelcrypte. Bij het oprukken van de Franse troepen werd ze overgebracht naar de schatkamer van de Hofburg in Wenen, waar ze nog steeds rust.

HYDRAULISCHE MUZIEK

Maar minstens even indrukwekkend waren de tuinen en het park die zo’n 35 hectare in beslag namen, tussen beide omwallingen. In de vallei van de Coperbeek, tussen de achtergevel van het paleis en de Warande, werden een kaatsbaan en een tornooiveld aangelegd voor de ridderfeesten. Keizer Karel liet er ook een doolhof met hagen aanleggen en waterpartijen waarin gebaad kon worden. Dat kon door een vernuftig systeem van waterbevoorrading. Dat water werd uit de vijvers van Elsene en aan de bron van de Broubelaer in Etterbeek naar het domein gepompt. Later volgden er ook kunstmatige grotten met hydraulische muziek en bewegende beelden. Een geheel dat in Europa zijns gelijke niet kende. Op de zuidelijke helling lag een wijngaard. Een wandtapijt uit een Brussels atelier Vertrek voor de jacht in de paleistuinen laat op indrukwekkende wijze het paleis en het omringende park zien.

En toch is er van dat schitterende oord geen steen meer te zien. Het einde ervan kwam er even plots als onverwachts. In de nacht van 3 op 4 februari 1731 werd in de appartementen van de landvoogdes Maria-Elisabeth een vuur slecht gedoofd. De vlammen deden zich te goed aan de pracht en praal. Door het strikte protocol rond haar vertrekken ging kostbare tijd verloren en een gebrekkige coördinatie tussen militairen, burgerwacht en de stedelijke overheden vertraagden nog de blussingswerken. Tegen de ochtend van 4 februari bleven van het prestigieuze paleis nog alleen de kapel, de bibliotheek en de stallen min of meer intact over. Van de Aula Magna stonden nog enkele muren overeind. Er vielen ook slachtoffers, maar de landvoogdes zelf werd gered door het snelle optreden van een grenadier die de deur van haar kamer forceerde.

EINDE VAN EEN TIJDPERK

Brussel was op slag een monument armer en een ruïne rijker : het ‘verbrande hof’ bleef er gedurende veertig jaar troosteloos bij liggen, en de discussies over de heropbouw schoten maar niet op, tot uiteindelijk besloten werd de restanten te slopen en de buurt een totaal nieuw uitzicht te geven. Daarbij verdween het heuvelende karakter van de Coudenberg en werd er plaats gemaakt voor een plein met neoklassieke gebouwen : het Koningsplein met een uitzicht zoals we dat vandaag kennen.

Vreemd genoeg leek het er twee eeuwen op alsof het verdwijnen van het paleis iedereen onberoerd liet. Tot de Koninklijke Vereniging voor Archeologie van Brussel in 1995 onder het Koningsplein ging graven. Zes jaar waren ze bezig en legden daarbij niet alleen de kelderverdiepingen van de kapel en de Aula Magna bloot, ze troffen er ook de Isabellastraat met haar originele helling, een beerput, trappen, gewelven en achtkantige pilaren die de pijlers van de kapel ondersteunden. Na de werken werd via het Hotel Belvue een toegangstrap geïnstalleerd.

DE ONDERGRONDSE OVERBLIJFSELEN VAN HET PALEIS COUDENBERG ZIJN TE BEZOEKEN VIA HET BELVUE MUSEUM, OP DE HOEK VAN HET KONINGSPLEIN, WAAR MOMENTEEL EEN TENTOONSTELLING OVER DE OMMEGANG LOOPT. WIE HET HELE VERHAAL WIL LEZEN, KUNNEN WE LE QUARTIER ROYAL, EEN UITGAVE VAN CFC-EDITIONS AANRADEN, EVENALS HET VOORMALIGE COUDENBERGPLAATS, EEN UITGAVE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST, WAARUIT WE RIJKELIJK KONDEN PUTTEN VOOR ONZE INFORMATIE.

DOOR PIERRE DARGE & FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

Zelfs de grootste bomen uit het Zoniënwoud bleken niet stevig genoeg om de Aula Magna te stutten

Het ‘verbrande hof’ bleef er 40 jaar troosteloos bij liggen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content