‘Onder het motto ‘uw vrouw is uw bezit niet’ deelde ik mijn lief met een vriend’

Hij werd serieel monogaam, nadat hij in zijn jonge jaren van de vrije liefde had geproefd en de bitterzoete smaak van gedeelde passie leerde kennen. Het parcours van zijn liefdesleven werd getekend in zijn kinderjaren.

Het scheelde geen haar of ik was als kleine jongen gestorven aan een maagprobleem. De wetenschap heeft me gered, maar ik betaalde er een hoge prijs voor. Ik lag in een steriele ruimte, mijn ouders mochten me niet vastpakken. Later stuurden ze me omwille van het jodium naar een kinderkolonie aan zee, bij liefdeloze nonnen, waar ik geen bezoek mocht krijgen. Toen ik weer thuiskwam, was mijn moeder vaak ziek en ook dan moest ik telkens het huis uit. Hoewel mijn ouders mij graag zagen, heb ik van kleins af aan een groot gebrek aan liefde ervaren.

Op mijn vijftiende trok ik alleen naar Londen. Ik werd er smoorverliefd op een Belgisch meisje van negentien. Het was overrompelend. We luisterden ge-biologeerd naar liedjes als Je t’aime moi non plus. Ik leefde drie weken op wolken. Na de vakantie ging zij studeren aan de universiteit, en ik volgde haar. Thuis liet ik een kattenbelletje voor mijn ouders achter : “Wees niet ongerust, ik kom terug.” Maar voor haar had onze vakantieliefde niet veel betekend. Ze wou me niet meer zien, ik mocht niet bij haar op haar kot blijven en ging dan maar in het stadspark slapen. Verscheurd, ten prooi aan absolute wanhoop, wilde ik onder een trein springen. Die Leiden des jungen Werthers pur sang.

Vier dagen ben ik weggebleven. Toen ik thuiskwam, dreigde mijn vader mij in een verbeteringsgesticht te laten opsluiten. Hij wilde niet meer met me praten. Mijn moeder, erg op zichzelf, woonde aan de andere kant van de straat. Mijn vader betrok een groot huis waar hij zijn ruime kennissenkring ontving. Ik pendelde tussen beide. Na mijn misstap verhuisde ik naar een afgelegen kamer in mijn vaders huis, en bleef er tot mijn achttiende. Afgesneden van mijn familie zocht ik het gezelschap van vrienden, en vluchtte in mijn fantasie. Daar, in de eenzame achterkant van het grote huis, heb ik mijn eerste gedichten en romans geschreven.

Huiselijke warmte ontdekte ik niet thuis, maar bij vrienden van mijn ouders. Daar ondervond ik wat het betekent omringd te zijn door mensen die van je houden. Van toen af besefte ik de eenzaamheid van het niet verbonden zijn, en zocht bewust naar hechting en passie.

DE WILDE JAREN

Op mijn achttiende ging ik met vijf vrienden – later kwamen er meer – samenwonen op een boerderij. We waren zeer intiem, kwamen bij elkaar in de badkamer, tot in het toilet toe. We organiseerden feesten, happenings, culturele evenementen. Samen waren we sterk, de wereld lag aan onze voeten, we voelden ons ongenaakbaar. We deelden dromen en idealen. Maar ook vrienden en vriendinnen. Onder het motto ‘uw vrouw is uw bezit niet’ deelde ik mijn lief met een vriend, en hield er zelf ook andere relaties op na. Maar het was verdomd lastig om mijn liefje met die vriend te horen klaarkomen in de kamer boven mij. De tijdgeest mocht dan al ruimdenkendheid zijn, we bleven als geliefden broos en kwetsbaar.

Het waren waanzinnig passionele tijden. Geloven dat ik dit kon blijven volhouden, stoelde op zelfbegoocheling. Toen het lief dat we deelden een kind droeg van die andere man, heb ik me teruggetrokken. Op mijn vijfentwintigste woonde ik opnieuw alleen.

Na enkele turbulente en nogal promiscue jaren ontmoette ik de vrouw met wie ik twaalf jaar gelukkig was. Misschien had het eeuwig kunnen blijven duren, als zij na een ongeval niet plots een andere persoonlijkheid had gekregen. Ze geraakte verslaafd aan kicks. Ze begon vreemd te gaan, steeds opnieuw. De vrouw bij wie ik me zo nabij voelde, die ik zo graag zag, moest ik nu delen. Plots zat ik weer in de situatie van twintig jaar eerder. Ik voelde me diep gekwetst. Toen we uit elkaar gingen, was ik zo kapot dat ik gedurende vele maanden de slaap niet meer kon vatten.

De boerderijvrienden met wie ik mij na al die jaren nog steeds erg verbonden voel, hebben toen veel voor me betekend. Een van hen hield me ’s nachts stevig in zijn armen en bood me de warmte die ik nodig had. Ik vond de kracht om het verleden achter te laten, verhuisde van ons mooie huis naar een kleine studio en leefde – opnieuw – vier jaar in mijn eentje. Hoewel ik genoot van mijn nieuwe, rijkgevulde leven, de interessante ontmoetingen, de culturele uitstapjes, knaagde het toch als ik ’s avonds de sleutel omdraaide in het besef dat er aan de andere kant van de deur niemand op me wachtte. Toen drong de emotionele gedachte zich op dat ik mij moest hechten, net als op mijn achttiende.

EINDE VAN EEN LIEFDE

Niet veel later ontmoette ik de vrouw die ik zeventien jaar trouw ben gebleven. Zij gaf me de koestering die ik als kind nooit had gekend. Ze was zo verzorgend, zo stabiel, zo lichamelijk nabij. Ze waste mijn rug, knipte mijn teennagels, masseerde mijn benen… Bij haar voelde ik me veilig en geborgen. Met haar heb ik diepe, passionele liefde gekend. De liefde die pas ontstaat als je door ontgoochelingen bent gegaan, als je de desillusie van het samenleven kent. Dan kom je in een andere versnelling terecht en leer je de echte passie kennen. De passie die tot de dood kan duren.

Helaas, het bleef niet duren. We waren in zowat alles elkaars tegengestelde. Zeer verrijkend, maar ook vermoeiend. Zij wilde controle, ik zocht ruimte. Zij wilde vaste patronen, ik zocht beweging. Zij wou altijd nabijheid, ik had soms behoefte aan afstand. Mijn ambivalente hechting : toenadering zoeken, afstand nemen. Pendelen tussen beide.

Er druppelde jaloezie binnen, en wantrouwen, en op de duur verdronken we daarin. Ze kon moeilijk geloven dat ik haar niet bedroog. Ik moest verantwoording afleggen, voortdurend. Ik leverde vrijheid in, maar dat leidde alleen maar tot nog meer greep van haar kant. Van verzorgend evolueerde onze relatie naar uitputtend. Stabiliteit week voor golven met pieken en dalen.

We zijn nu uit elkaar, enkele maanden al. Ik weet nog niet of dit het definitieve einde van onze relatie betekent. Noch weet ik wat er komen gaat, in deze, of eventueel in een volgende relatie. Want elke passie is anders, en we ontdekken telkens een ander deel van onszelf. Vaak vraag ik me af : wie zou ik zijn in een andere relatie ?

Omwille van de privacy worden namen soms veranderd in deze rubriek.

DOOR ANN LEPƈRE

“Elke passie is anders, en in elke relatie ontdekken we een ander deel van onszelf”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content