Onder de zoden
De biografen van Guy Verhofstadt zullen wel nooit een hoofdstukje wijden aan zijn stijl en modegevoeligheid. Hij mag dan premier zijn, voor zijn pakken bestaat geen excuus. Het lijken wel afdankertjes van Helmut Kohl, met hun ruime, ongetailleerde snit en Robocop-schouders. Wil iemand van zijn communicatieadviseurs hem alstublieft de weg naar Milaan tonen, de volgende keer dat hij in Toscane vertoeft ? Met onze gids voor de Italiaanse modestad (zie pagina 75) heeft hij meteen een houvast.
Misschien moeten we maar een bus inleggen, de zitjes zullen snel gevuld zijn. Rondvraag bij collega’s leert dat ons land niet meteen overloopt van goed geklede mannen, laat staan stijliconen. Nieuwslezers Stef Wauters en Bavo Claes wórden gekleed, Jan Leyers en Tom Barman zijn geliefder om hun achterste dan om hun jeans, Jo De Poortere is homo en Paul Van Ostaijen dood. Niet dat enkel de Vlaamse man in gebreke blijft : ook in het buitenland zitten ze er verveeld mee. “We moeten voortdurend teruggrijpen naar een klein groepje mannen uit het verleden”, klaagde GQ-hoofdredacteur Dylan Jones ooit in The Financial Times.
Het verleden dus, dat is ook waar de mannenmode haar stijlgoeroes zoekt. Maar populaire types als de gentleman, de yuppie, de in leder gehulde biker, de maffioso of de vliegenier leveren dan inspirerende beelden op, de iconen van dienst liggen vaak onder de zoden, of ze nu David Niven, Marcello Mastroianni, Robert Mitchum of James Dean heten. Deze winter liggen vooral dandy’s goed in de markt (pagina 39). Mannen als Keith Richards en Mick Jagger in hun jongere dagen, maar ook Cary Grant en Rudolf Nureyev. Daarmee doet de mannenmode zichzelf geen cadeau. Voor haar doorgaans jongere kopers nopen zulke namen al gauw tot een handleiding (pagina 85). Paul Smith heeft trouwens een punt als hij stelt dat iconografie in de mannenmode vooral tot kitscherige pastiche leidt (pagina 62).
Daarmee is nog niet verklaard waarom bekende mannen ons vandaag zo weinig stijl aanleveren. Misschien zit het gewoon niet in ons mannen om met iconen te dwepen. Veel verkopers van mannenkleding zullen beamen dat we voor kledingadvies vooral op elkaar rekenen, op vrienden en kennissen, niet zozeer op onze helden van het witte doek, de rock-wereld of de grasmat. In extremis rekenen we op het vakmanschap van merken als Brioni (pagina 81) of een stijlgids (pagina 111).
Het is nog niet zo lang geleden dat FHM, ooit het grootste lads-magazine in Groot-Brittannië, een vast item maakte van adviespagina’s, of het nu de kledingkast of de slaapkamer betrof. Blijkbaar zitten mannen daar meer op te wachten dan op borsten en bier. Hoe dan ook, David Beckham, meer fashion victim dan icoon, heeft mannen ook niet aan de sarong gekregen. Nee, wij hoeven helemaal niet te lijken op Brad Pitt of Coldplay-voorman Chris Martin, met die gasten willen we gewoon een pint pakken. En als we Tom Cruise of 50 Cent een loser vinden, dan zeggen we het gewoon.
De genderrelaties doen het mannelijke stijlicoon evenmin goed. De tijd van Johnny Weismuller of Marlon Brando is immers voorbij. Zulke eendimensionale types waren geweldig bruikbaar in de jonge jaren van mijn vader, toen een echte man aan het idee van de hardwerkende kostwinner en pater familias beantwoordde. Intussen is mannelijkheid niet alleen een ruimer en complexer gegeven, het is er ook een met vage grenzen. Anno 2005 gaan zakenmannen aan de Botox, bezoeken hetero’s homodiscotheken en eisen ook macho’s hun plaats op in de keuken (pagina 162).
De mannen die zich in dat vat vol tegenstellingen overeind houden, heten Ewan McGregor, Johnny Depp en Eminem. Die als stoere underdog, modebewuste intellectueel of sentimentele rapper niet in een of andere categorie passen. Naarmate de mannelijke identiteit vervaagt en rolmodellen ‘rijker’ worden, leveren bekende mannen almaar minder de duidelijke persoonlijkheden en imago’s die mannenkleding inspireren. Als het voor ontwerpers een troost kan zijn : mannen houden er zelf best originele ideeën op na als het over hun sekse gaat (pagina 131). Rudolf Nureyev hebben we in deze net zo min nodig als Guy Verhofstadt.
wim denolf
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier