De best verstopte zomerbar ligt dezer dagen verscholen tussen het riet van Linkeroever. Conceptueel brein achter Bar Left is Cédric Etienne, designer met Waalse roots die na intermezzo’s in Madrid, Rome en Milaan nog altijd zijn inspiratie vindt in Antwerpen. Een gesprek over verborgen schatten, lege ruimten en nieuwe bestemmingen.

Welke speling van het lot heeft u in Antwerpen doen belanden ?

Cédric Etienne : Ik was twee jaar oud toen mijn familie naar Antwerpen verhuisde. Mijn vader had samen met zijn broer de opportuniteit om hier tennisschool Maccabi op te richten en de hele familie is hen gevolgd. Maar elk weekend trokken we als een nomadenstam telkens terug naar onze roots in Henegouwen. Het huis van mijn grootouders in Soignies fungeerde als vakantieverblijf, waar zowel het gezin van mijn vader als dat van mijn nonkel elk weekend verzamelde. We maakten lange fietstochten, speelden voetbal, lazen boeken, tekenden… Alles deden we samen, heel Latijns, tribaal, de familie als religie. We lunchten aan lange tafels in de tuin met la mamma – mijn grootmoeder Raymonde – aan het fornuis, geflankeerd door haar twee schoondochters. Het pendelen tussen beide werelden heeft gezorgd voor mijn belgitude nu. Ik heb een sterke voeling met beide kanten van de taalgrens. Behalve over Antwerpen kan ik ook iets zinnigs zeggen over steden als Brussel, Namen en Luik. Een kennis die ik vaak mis bij mijn vrienden en naar mijn gevoel toch essentieel is voor een open spirit. Thuis zorgde mijn moeder voor de warmte van het nest, mijn vader voor de humor, het spektakel. Samen met mijn zus leerde ik er om liefde, respect en doorzettingsvermogen te beschouwen als levenswaarden. De wekelijkse terugkeer naar Soignies had een surreëel karakter. We woonden eerst aan het Hertogenpark, daarna aan de Prins Boudewijnlaan dicht bij het RUCA. Kortom, we woonden altijd wel in de nabijheid van een park, met ruimte om te spelen. In het Nachtegalenpark en park Den Brandt picknickten we vaak samen met de hele familie. Ook al woonden we in de stad, we brachten veel tijd door in natuur.

En dan wordt het kind een tiener en de stad een jungle van verleidingen ?

Toch niet, tennis was de passie die mijn vader mij had meegegeven, en ik leefde voor de sport. Tijdens mijn studie handelswetenschappen heb ik dan ook een tennisschool opgericht aan Den Brandt. Alles leek uitgerold voor een carrière in het tennis. Als coach en manager. Tot ik in het kader van Erasmus de kans had om in Madrid te studeren, waar ik op de campus in contact kwam met creatieve zielen en ik mijn passie voor fotografie, scenografie en het theatrale ontdekte. De liefde heeft me vervolgens naar Rome geleid waar ik twee jaar scenery design heb gevolgd. Overdag verdiende ik er mijn Italiaanse focaccia door tennisles te geven. Maar ik neigde steeds meer naar het creatieve.

Toen ik op een dag in de krant las dat het eerste ATP-tennistornooi voor heren in België zou georganiseerd worden, zag ik de ultieme kans om beide werelden te combineren. Ik kon aan de slag in het agentschap dat verantwoordelijk was voor het event design. Toen niet veel later Wallpaper* voor zijn tienjarige bestaan een designexpo organiseerde in het Teatro di Giorgio Armani, werd ik naar Milaan gestuurd, aangezien ik de enige was die het Italiaans beheerste. Al snel volgden er nieuwe projecten in opdracht van Armani, waardoor Milaan steeds meer een professionele bestemming werd. Tegelijkertijd ook een bestemming van het hart, omdat de esthetiek en discipline me bijzonder inspireerden. Het deed me beseffen dat er naast de fysieke beweging ook een interesse in mij leefde voor het inventieve, het creatieve.

Omdat de gesproken taal me eigen was, wou ik een nieuwe taal aanleren. Om zonder woorden expressie te brengen : de taal van de ruimte. In avondschool ben ik dan Interieur & Design gaan studeren aan de kunstacademie van Mechelen. Tegelijkertijd kreeg ik steeds meer creatieve projecten, met als apotheose Crystal Palace van Swarovski tijdens de Salone di Mobile, waar ik in contact kwam met creaties van grote namen zoals Studio Job, Marcel Wanders en ook Vincent Van Duyssen. Uiteindelijk besloot ik terug te keren naar Milaan als student aan de Politecnico. De voorafgaande jaren had ik altijd ateliers en lessen na de uren gevolgd, maar nu kon ik me eindelijk verliezen in het creatieve universum van een topschool. Ik werd geselecteerd voor een expositie in Berlijn en mijn thesis werd gekozen als proefproject voor Milaan 2015.

Toch keerde u terug naar Antwerpen. Waarom bleef u niet in Milaan, het mekka van design ?

Mijn persoonlijk motto is back to the roots. Om echt creatief te zijn, moet ik mijn vertrouwd plekje hebben. Concreet heb ik het dan over de nabijheid van mijn familie, de liefde van mijn vrienden, en de stad die me verrast. Steden als Rio, New York en Lissabon hebben me gestimuleerd en geprikkeld, maar om te presteren heb ik de ‘zone’ nodig, zoals ze in de sport zeggen. Antwerpen kan mij rust geven. Je kunt hier gewoon rondwandelen zonder stress. Je ziet hier Luc Tuymans van het station naar de Keyserlei wandelen of Tom Barman door de Kloosterstraat fietsen. Antwerpen is een superstad, omdat je hier het gevoel hebt in een dorp te leven met een kosmopolitische energie. Alles is voortdurend in beweging. Happenings die inspireren of frustreren, er is altijd een dialoog. Mijn bron zit hier. Tot nu toe is het altijd de mooiste plek om terug te keren. Voor mij is een stad meer dan architectuur en ruimtelijke ordening, maar in de eerste plaats de sfeer die een deel van je persoonlijkheid spiegelt. Omdat het een stad met verborgen schatten is, daagt Antwerpen me uit.

De traagheid waarmee Antwerpen zijn verborgen schatten ontdekt staat in schril contrast met de snelheid waarmee wereldsteden als New York en Londen telkens weer nieuwe hippe wijken aanboren. Loopt Antwerpen achter ?

Neen, ik denk het niet. Internationaal staat Antwerpen aan de top. Alleen al met figuren als Rubens verdient Antwerpen een speciale historische vermelding. Ik heb veel buitenlandse vrienden die me komen bezoeken en omvergeblazen worden door de stad. Antwerpen neemt door zijn kleinschaligheid misschien geen prominente plaats in op de lijst van wereldsteden, maar de bewoners hebben vanuit hun intellectuele, creatieve of expressionistische visie de stad zonder twijfel op de kaart gezet. Het is heel surrealistisch wat er hier gebeurt. Neem alleen al de mode, met namen die tot de internationale top behoren. De rijkdom zit in de visionaire zielen die de stad op hun manier herkwalificeerden, zonder dat ze zich daar noodzakelijk van bewust waren. Ik kan me niet inbeelden dat Dries Van Noten begon met de idee dat hij Antwerpen op de wereldkaart zou zetten. Het zijn gewoon zielen die hun ding hebben gedaan, geïnspireerd door de omgeving. Antwerpenaars zijn doeners.

Om terug te komen op de verborgen schatten van de stad. Linkeroever is ongetwijfeld een van die schatten die nu pas stilaan ontdekt wordt, onder meer onder impuls van Bar Left. Wat was er eerst : de locatie of het concept ?

Eerst was er de locatie. Linkeroever is altijd een van mijn inspirerende plaatsen geweest om te joggen. De kracht van het water is hier het meest intens. En de skyline van Antwerpen, hoe bescheiden ook, werkt als een tableau vivant. Water geeft magie aan een stad. Ofwel is het een breuklijn ofwel een verbindingslijn. Denk ook aan Parijs of Venetië. Water is voor mij een bindende factor. Rechter- en linkeroever is zoals yin en yang. De disconnectie van de linkeroever kun je niet voelen zonder de connectie op de rechteroever. Een zomerbar moest naar mijn gevoel dan ook op Linkeroever gesitueerd zijn.

En dan is er context. Toeval bestaat niet. Op een bepaald moment kwam ik via een klant in contact met projectontwikkelaar Vooruitzicht, die er een duurzaam woonconcept aan het neerzetten was onder de naam Regatta. In het begin kwam de samenwerking traag op gang, maar uiteindelijk ontstond het idee om een werfkeet tijdelijk de bestemming te geven van zomerbar en muzikanten wekelijks uit te nodigen voor unplugged-sessies, in samenwerking met Playout. Daarnaast staat de fiets centraal, aangezien Left ook opgevat is als biker’s stop. Het is in eerste plaats een ontmoetingsplaats om uit te waaien en in dialoog te gaan met gelijkgestemde zielen. Vandaar dat we tot nu toe hoofdzakelijk onder de radar hebben gewerkt. Je moet Left eerst vinden vooraleer het te kunnen beleven. Dergelijke verborgen schatten heeft een stad nodig. Ik geloof niet dat we een verhaal kunnen vertellen over iets dat normaal is. Pas als er surrealisme in het spel is, volgt de interactie. Zonder spanning, geen resultaat.

Welk publiek bezoekt Left ?

Tijdens onze eerste editie vorig jaar was het vooral via mond-tot-mondreclame dat een kleine inner circle hier terechtkwam. Omdat we heel discreet wilden starten en we nog niet wisten in welke richting het kon evolueren. Een zomer in België is niet te vergelijken met een zomer in Barcelona, maar door enkele fietsmomenten van Right to Left te organiseren is er dit jaar meteen een nieuwe instroom gekomen. Het plezante is dat je nooit iedereen op hetzelfde moment kunt ontvangen. Het is elke dag een nieuw publiek, en we proberen dat nog verder te stimuleren door een interessante wekelijkse agenda samen te stellen met de uiteenlopendste activiteiten. Van yoga tot barbecues.

Hoe ervaart u zelf de zomer in de stad ? Wilt u de stad ontvluchten of blijven ?

Ongeacht het seizoen streef ik naar een evenwicht tussen ontvluchten en aanwezig zijn. Ik vind de stad een fantastisch klankbord om mijn eigen weg te vinden, om vrienden mee te nemen in het plezier. Een stad moet uitnodigen om te delen. Als ik de stad ontvlucht, is het om me af te zonderen, te herbronnen.

Welke plaatsen in de stad kunnen u inspireren ?

Ik zou er verschillende kunnen noemen. Bijvoorbeeld het uitzicht ’s nachts op de hoogste verdieping van het MAS, dat is een krachtig stadssymbool. Maar wat mij vooral boeit, is de energie van een buurt in allerlei sferen te bezoeken. Zowel op een zonnige als op een regenachtige dag. Hetzelfde geldt voor Cogels-Osylei of Zurenborg. Maar als ik er dan toch één moet kiezen intra muros, dan vind ik persoonlijk het gevoel van leegte als je door de Vlaeykensgang wandelt het meest inspirerend. Door de architectuur voel je je er disconnected ín het hart van de stad. Desalniettemin zijn het eerder momenten dan plaatsen die me inspireren. Antwerpen heeft een onzichtbare magic pocket met verrassende ontmoetingen en omstandigheden. Dat is deels te danken aan de kleinschaligheid en intimiteit van de stad. Zelfs de meest banale plaats kan creativiteit uitlokken als mensen elkaar ontmoeten.

Als scenograaf koos u wel een architecturaal landmark voor een groots opgezet defilé, naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van Verso. Plaats van het evenement was immers het Centraal Station.

Ik heb me toen laten inspireren door het drama in de mode in het algemeen en meer specifiek door de grandeur die het interieur van Verso typeert (upscale boetiek van Fashion Club 70 in Antwerpen). Het Centraal Station is een architecturaal ijkpunt van grandeur. Op die plaats een defilé organiseren was een unieke ervaring. Na afloop hoorde ik backstage negenhonderd mensen opveren. Dat waren drie seconden die ik nooit zal vergeten.

Het Centraal Station staat als symbool voor een groot verleden. Hoe zie jij de toekomst van de stad ?

De urbane context raakt steeds meer gesatureerd. Steden groeien in verticaliteit, waardoor er een soort nomadenarchitectuur ontstaat waarbij ’tijdelijkheid’ primeert. Het is mijn ambitie om dit naar binnenhuis te vertalen. Studies bewijzen dat er in Europa een massa verlaten panden onbenut blijven omdat de ruimteverdeling het niet toelaat om er te leven. Vandaar mijn idee om een tijdelijke domestica-architectuur te ontwikkelen op basis van ruimteverdelers. Geïnspireerd door eerste Romeinse bakstenen ging ik op zoek naar een bouweenheid die geen sporen nalaat, geen fundering nodig heeft, noch voegsel. Uiteindelijk kwam ik uit bij een vergeten materiaal : kurk. Door de natuurlijke kracht van het materiaal, de akoestiek en de warmteregularisatie ervan, wenste ik dit materiaal te veredelen door architecturale composities te ontwerpen. Op die manier ontstond het idee om naast eventproducties (theMoodstudio) ook een designstudio op te richten onder de naam Corkinho.

Vorig jaar lanceerde u Corkinho en dit jaar stond u al op de Salone di Mobile in Milaan. Hoe past Bar Left in dit verhaal ?

Zoals ik een lege werfkeet in een vergeten landschap een nieuwe bestemming heb gegeven, wil ik met Corkinho ook lege ruimten van de stad nieuw leven inblazen.

Gerenommeerde designers als Jasper Morrison hebben kurk al geniaal verwerkt in hedendaags design, maar het blijven single projects, terwijl het mijn droom is om een kurkbeweging te initiëren. In Portugal, het land van de kurk heb ik een oogst beleefd en leerde ik dat de overproductie van kurkafval zich perfect leent tot de cradle-to-cradle-filosofie. Afval wordt design en als dat design op een dag geen relevantie meer heeft, kan het een nieuwe bestemming krijgen als granulaat. Op die manier kunnen we ook iets teruggeven aan de lokale bevolking, die leeft van haar natuurlijke grondstoffen. Dat idee van sociale connectie spreekt me enorm aan. Net zoals ik hoop dat Left de cohesie tussen stadsbewoners bevordert. Mijn volgende streefdoel is om in de filosofie van Corkinho een verlaten pand in Antwerpen te transformeren tot een ontmoetingsplaats waar consequent materiaalgebruik een ruimte tot een magische ervaring omtovert.

DOOR ELLA AZIZ & PORTRET DIEGO FRANSSENS

“De kracht van het water is op Linkeroever het meest intens en de skyline van Antwerpen werkt als een tableau vivant”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content