Onbetaalbaar dichtbij

© FOTO'S JAN JAGERS

Kun je een sabbatical met kinderen onthaasten noemen ? Een gezin met twee koters van twee en vier trok op avontuur door Australië en Maleisië. ?Zijn we er bijna, mama ?” ?Loenhout, jongen, we zijn op weg naar de luchthaven.”

We stijgen op, de rug tegen de leuning geplakt. En dan begint het. ?Ik heb kou.” — ?Ik zweet.” — ?Mijn poep pikt.” De eerste vijf uur in het vliegtuig zijn afmattend, horror soms. Geblèr, geruzie, geloop en gezeur, alles wat een mens zich kan voorstellen bij twee kleine energiekelingen op een halve vierkante meter.

Bijna dag op dag een jaar geleden zijn mijn vrouw Veerle en ik op sabbatical vertrokken met onze twee zonen. Geen werkverblijf van een academicus abroad. Wel een schaamteloze time-out : niet werken, carpe diem, kleine en grote herinneringen maken. Voor ons liggen twee maanden Australië en een maand Maleisië. Josse is dan vier jaar oud, Karel bijna twee. Nog in de pampers en te jong om het zich later te herinneren, zeggen velen vooraf. Ook jong genoeg om je van thuisonderwijs niks te moeten aantrekken, riposteren wij. In ons achterhoofd rijpte het plan om ooit, met kinderen op lagereschoolleeftijd, een jaar de wereld rond te trekken. Het draait anders uit. Karels onthaalmoeder stopt en we hebben geen opvang om de maanden te overbruggen vooraleer hij naar de kleuterschool gaat. Ziedaar de aanleiding voor ons vertrek.

Ons leven thuis in Antwerpen is er een van tweeverdieners in de stad met jonge kinderen. Met de reis op til, lonkt daarentegen de tijd. En die begint vroeg, de eerste dagen daar in Sydney. Om vier uur ’s nachts zijn er twee springlevend, vier dagen op rij. ?Opstaan !” roept Karel. Ik zeg dat het midden in de nacht is, dat iedereen nog slaapt en dat er niemand wakker is. ?Wij toch wel ?”

REGENPROGRAMMA

Drie maanden lang leven we meer dan thuis op kinderritme. Ze dwingen tot traagheid, we go with the flow. Dat betekent minder musea, minder late avonden, minder tijd voor lezen en schrijven. In de plaats krijgen we de verwondering van reizen door kinderogen, kleuren we spidermanplaatjes en spelen we spelletjes, tot we ze beu zijn en dan nog eens. Trager dan de doorsneereiziger die in Australië dezelfde route neemt, ronden we in vijf weken per mobilhome eerst de westkust zuidwaarts, van Sydney tot Adelaide. Terwijl Josse voortdurend zijn ogen de kost geeft en ons de kleren van het lijf vraagt, beleeft Karel hier volop zijn peuterpubertijd (?Zelf doen !” — ?Nee !” — ?Waarom ?”). In godverlaten baaien schuppen we putten in hagelwit zand, ravotten we in turkoois water en smeren we overdadig zonnecrème.

Met of zonder kinderen : reizen betekent avontuur en dus meeval en tegenslag. Tijdens die nazomer down-under regent het beduidend meer dan andere jaren en die drash — overstromingen en wegblokkades incluis — stuurt ons plan om zoveel mogelijk buiten te leven even in de war. Omdat het plezier van buitenspelen stopt als alles nat is en niet meer droog raakt, trekken we in plaats van de kust verder af te reizen het binnenland in, naar de administratieve hoofdstad Canberra. De meeste toeristen laten die artificiële metropool links liggen. Voor ons is het een verrassend toevluchtsoord, een regenprogramma met overdekte bezienswaardigheden. Koters hebben actie nodig. Ruimte, ook. We bezoeken onder meer het parlement, het nationaal museum en de War Memorial die wij het ‘oorlogsmuseum’ noemen. Kijkend naar de roodzijden klaprozen tegen de muur met 102.000 namen van gesneuvelde soldaten, trakteert Josse een staaltje kinderlogica. ?Als er zoveel soldaten gestorven zijn, papa, zijn er dan nog over ?”

FAECESFUN

Doorgaans staan we op om half-acht. Met ontbijt, wassen en opruimen loopt het tegen tienen. Onze jongens vragen drie keer eten per dag, de momenten van verveling niet meegerekend, anders komen we uit op een tienvoud. En we zorgen ervoor dat Karel in de loop van de dag even kan dutten. Anders krijgen we in de vooravond de rekening gepresenteerd.

Terwijl mijn vrouw feministische boeken leest en ik zo naturel mogelijk de nieuwe man met machotrekken belichaam, is ons rollenpatroon hier traditioneler dan thuis. Onderweg betekent dat : ik de mobilhome, zij de kinderen. Karel slaapt gelukkig veel, daarop stemmen we zoveel mogelijk ons rijden en stoppen af. Josses verveling bestrijden we met een piratenboek, mondvoorraad, en zijn oorluisterers (mp3-speler). Als Karel wakker wordt, barst vaak de bom en roepen ze tegen elkaar op. De gesprekken waarin ze het met elkaar eens zijn handelen standaard over faeces (?kaka-pipi-haha”). Die waarin ze elkaar opnaaien, gaan als volgt :

?Ik denk niet dat we dit nog lang volhouden. Stoppen. Alstublieft.” — ?Rijjeuh.” — ?Stoppen !” — ?Rijjeueuh !” — ?Ik kan niet meer. Mamááá !” Mijn vrouw grijpt dan in, sussend en lijmend zoals alleen een moeder dat kan. Als het achteraan opnieuw rustig is, genieten we op de voorbank met negentig per uur. Cruisen op de tonen van afwisselend juiste en foute muziek, rijden zonder stress, soms urenlang met een lege achteruitkijkspiegel het grote niets in.

SKYPEN MET KLEUTERS

Op sabbatical zijn er geen grootouders of school, geen turnkring of onthaalmoeder. Dat kan verstikkend zijn, ook voor de kinderen. Zeker Josse snakt, meer dan wij, geregeld naar contact met thuis. Reacties op blogposts doen zijn ogen twinkelen, een iPad en Skype doen de rest. In pyjama na het avondeten — 9.30 uur in de Antwerpse kleuterschool is 19.30 in Australië — zitten we voor het scherm en verschijnt zoals afgesproken zijn juf. De hele klas is er, zelfs mijnheer directeur kijkt mee, en een klasgenootje wil weten hoe warm het in Australië is. ?Soms koud en er is een overstroming gekomen”, antwoordt Josse, niet om een overdrijving verlegen. ?We hebben ook pelikanen gezien. Er waren mensen vis aan het kuisen en die pelikanen slokten die in één keer op.” Als we de volgende ochtend vragen of hij gedroomd heeft van zijn juf en vriendjes, zegt hij nee. ?Maar ik heb wel heel hard aan ze gedacht.”

Na Melbourne, huppelende kangoeroes en veel vogelgeweld, komen we aan in Adelaide. We leveren er onze gehuurde camper in en sporen vervolgens richting Alice Springs over wat vroeger een kamelenroute was. De blikkerende lange afstandstrein The Ghan glijdt ons gestaag het rode binnenland in, richting mythische rots Uluru (Ayers Rock), het historische heiligdom van de Aboriginals. Dat Australië zo onmetelijk groot is, maakt het vooraf moeilijk kiezen welk deel je aandoet en welk niet. Veel Australiërs hebben Ayers Rock nog niet met eigen ogen gezien — wij zouden de roestkleurige rotsen en het zandstof voor geen goud ter wereld hebben willen missen. Met Karel in de draagdoek en Josse op bottines stappen we door de woestijnhete Kings Canyon, en in Alice Springs bezoeken we het oude telegraafstation en de School of the Air, een school die via internet afstandsonderwijs geeft aan outback-kinderen. Vervolgens vliegen we door naar Kuala Lumpur (spreek uit : ?Keej El”), klaar voor deel twee.

ALS EIEREN ZO GROOT

Hoewel je met jonge kinderen ongetwijfeld ook landen kunt bereizen die onherbergzamer zijn, hebben wij als exotische cultuurervaring voor Maleisië gekozen. Anders dan in Jakarta, Indonesië, trekken taxichauffeurs hier niet de bagage van je lijf om met hen scheep te gaan, gemaakte afspraken worden in de regel nagekomen, en de infrastructuur en wegen zijn er beter dan in pakweg Cambodja. Bovenal boeiend is Maleisië omdat er verschillende culturen en religies — christenen, boeddhisten, moslims en hindoes — vreedzaam samenleven op een kleine kluit.

Prioriteit op onze eerste dag in Kuala Lumpur is een speeltuin zoeken. Geen tempel, niet doelloos struinen door de straten, maar een speeltuin. En of we die vinden ! Als eieren zo groot en met enkelhoge waterpret, ligt er een aan de voeten van de Twin Towers. Onderweg in het park belaagt een vrolijke groep gesluierde vrouwen doortastend onze blonde kwelduivels. ?Photo ! Photo !” De matrone van de bende zet Karel naast een van hun eigen kinderen, de camera’s flitsen, Josse kan net ontkomen (?Ze wilden mij vangen, mama !”).

In het algemeen verkleinen de jongens de afstand met de lokale bevolking. Ze trekken vertederde blikken, ook in Australië, en zijn vaak de aanleiding tot gemoedelijke smalltalk. Voor diepgaande gesprekken is er evenwel minder tijd, omdat kinderen en de zorg vaak dwingend kunnen zijn. Wachten staat niet in hun woordenboek, spelen wel. De interactie met andere kleintjes vlot beter in Maleisië dan in Australië, simpelweg omdat we er meer tegenkomen. Elkaar verstaan is moeilijk. Maar een bal, lego en speelgoedauto’s hebben geen tolk nodig.

VAN ZIEN NAAR ZIJN

Van Kuala Lumpur rijden we per minibus naar de Cameron Highlands, landinwaarts de bergen in. We bezoeken er theeplantages van het zachtglooiendste groen en ook een native village, een speciaal voor toeristen opgericht ‘dorp’, dat bestaat uit drie hutten in de berm van een asfaltweg. De gids stelt ons voor aan een man die zich Ali noemt voor toeristen en die behalve twee kralen, een schaamlapje en een door het leven gehouwen glimlach weinig om het lijf heeft. Hij toont ons de waterval, hoe zijn volk woont en zingt, en hoe hij met blaaspijp op jacht gaat in de jungle.

Nu zijn wij geen fans van de mensenzoo, in die mate zelfs dat mijn vrouw — o nachtmerrie ! — heeft wakker gelegen van strooien rokjes die intriest staan te schudden om toeristen te behagen. Bon. We doen het voor de jongens, zeggen we, om te laten zien dat er mensen zijn die eenvoudiger leven dan wij, minder jachtig, dichter bij de natuur. In de plaats van een horrorscenario krijgen we evenwel een geruststellend zuivere en hartelijke economische transactie. De als inboorling opgedirkte man wiens echte naam onuitspreekbaar is, heeft tien jaar in de bouw gewerkt in de hoofdstad en is daarna teruggekomen naar zijn dorp om in de voetsporen van zijn vader te stappen. Om zijn cultuur te tonen aan toeristen, fier en om den brode. Josse is er stil van. Aan Ali’s hand loopt hij van de jungle terug naar het dorp, terwijl hij af en toe achteromkijkt en zwaait, als zegt hij ?kijk, zie mij hier lopen zie”.

Van de Cameron Highlands reizen we door naar de smeltkroes Georgetown. Het is de oud-koloniale stad waarin we finaal en geruisloos van modus veranderen : van reizen om ?het te zien”, naar reizen om ?er te zijn”. Tijdens een van Karels middagslaapjes zoeken Josse en ik dekking onder een boom voor een tropische kletterbui. Zwijgzaam aanschouwen we een graafmachine die een put delft om een boom te planten. Een kwartier lang, zonder verder doel dan het doden van de tijd. Als de dikke druppels uiteindelijk door het bladerdak dringen, rennen we naar een overdekte markt met eetstalletjes voor lycheesap naast lunchende mannen in maatpak. ?Welcome in Georgetown !” Regent het hier elke dag zo ? Ironie en gelach. ?No, you are lucky.”

Dat is het minste wat je kunt zeggen. Na een verblijf in de jungle van Taman Negara in Centraal-Maleisië en een paar dagen onbekend exotisch fruit in het strikt islamitische noorden, sluiten we onze reis af op de tropische Perenthian Islands voor een weeklang dolce far niente. Geen gesleur, geen gedoe. Wel een strandhut, en warm zeewater tot onze handpalmen ribbelig zijn als een vers gegaarde dumpling. ?Mijn leven is overheerlijk, overprachtig en overleuk”, zegt Josse aan de ontbijttafel. Een Zweeds koppel met twee kinderen, iets ouder dan de onze, vegeteert ácht weken op het eiland. Hun idee van een time-out is het onze niet, maar ook zij hebben genoten van kleine dagen en groot gezinsgeluk, van het uitrekken van de tijd. De reis kost ons zoveel als een nieuwe auto. Maar wat we terugkrijgen, is onbetaalbaar dichtbij.

Bijna zo dicht als mijn deadline nu.

Het hele reisverslag vindt u op jagersoptrippy.wordpress.com

Het internet staat bol van blogs en nuttige fora met tips over planning en bagage. Zie onder meer verrereizenmetkinderen.nl

Contact : jan.jagers@gmail.com

Twitter @JanJagers

TEKST & FOTO’S JAN JAGERS

We spelen spelletjes, tot we ze beu zijn en dan nog eens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content