Piet Swimberghe

“De man die ons dit pand verkocht, dacht dat we een beetje gek waren. Hopelijk krijgt hij nu te zien wat we ervan maakten. ” Interieurarchitekten

Paul Vanmeerbeek en Titov Van Rossem knapten een pakhuis op dat nu

de blikvanger is van de Brusselse Ieperlaan.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : JAN VERLINDE

Met zijn nieuwe voordeur en vensters en met zijn laag okergele kalkverf trekt deze gevel in de oude havenwijk van Brussel, geprangd tussen hoge flats, meer aandacht dan vroeger. Op die manier hebben de architekten het art-decokarakter van de façade onderstreept. Toen Paul Vanmeerbeek en Titov Van Rossem het pand kochten, was het erg onaantrekkelijk, met een sombere gevel en een rolluik in plaats van een voordeur. Bovendien ligt het in een onherbergzame buurt. In deze noordelijke uithoek van de Brusselse binnenstad flaneren zelden toeristen.

Toch valt er voor architektuurfanaten heel wat te zien. Een bewogen geschiedenis gaf de wijk een apart karakter. De middeleeuwse haven ligt net om de hoek, tussen het Klein Kasteeltje, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg en de Sint-Katelijnekerk. Lang geleden al werden de dokken gedempt, maar iets van de havensfeer is er blijven hangen. Samen met de Diksmuidelaan en de Handelskaai om de hoek, vormde de Ieperlaan rond 1930 de modernste stadswijk. Er werden enorme stapelhuizen voor fruit en groenten gebouwd. Deze sobere gebouwen ogen zeer Amerikaans, terwijl de rijke flats aan het IJzerplein zuiver Frans van stijl zijn. Dit uitzicht kreeg de buurt tijdens haar laatste face-lift, net voor de Wereldtentoonstelling van 1935. Nu deze maritieme wijk wat vervallen is, staan er veel panden leeg, dalen de grondprijzen en komen er meer kunstenaars wonen. Door de talrijke fruithandelaren heeft de Ieperlaan iets pittoresk : overdag staan de stoepen vol met allerlei kratten en alle koks van Brussel komen er hun inkopen doen. “Eigenlijk voelen we ons aangetrokken tot het ruige karakter van dit stadsdeel. Hoewel we vinden dat Brussel er best wat netter mag uitzien, heeft deze buurt zijn charme. Hier proef je de grootstad. En toch blijft Brussel klein want voor ons ligt het centrum op wandelafstand. Je hebt zelfs geen wagen nodig”, vertelt Paul.

Vroeger was er ook in dit huis een fruithandel gevestigd. Daaraan herinneren de koelkast in de kelder en de stapelplaats op de gelijkvloerse verdieping. Boven waren er alleen bureaus. “Voor wie een gewoon woonhuis zoekt, was dit een hoogst onherbergzaam pand. Omdat er nooit iemand gewoond heeft, zocht je tevergeefs naar een badkamer of een zitkamer. Voor ons waren deze grote kale ruimten eigenlijk juist aantrekkelijk. Wij vonden het een uitdaging om daarmee iets te beginnen”, motiveert Titov Van Rossem. Toen ze dit pand vonden, hebben ze in nauwelijks een paar dagen tijd beslist tot aankoop. “Via de buren zijn we erin geraakt, nog voor we toelating kregen van de makelaar. En we waren er meteen weg van”, vertrouwt Paul ons toe. “Maar eigenlijk waren we de enigen die het gebouw echt zagen zitten. Zelfs de architekten die het samen met ons bezochten, waren niet geïmponeerd. ” Niet helemaal ten onrechte vindt Titov : “Het was hier ontzettend schemerig. Door de donkere bakstenen muur pal achter het huis viel er nauwelijks licht binnen. Ooit stonden we hier een stuk van een oude krant te bekijken, die we van de muur hadden getrokken, en vroegen ons af of we een boek zouden kunnen lezen zonder kunstlicht. ” Nu wordt de living overweldigd door een voluptueuze lichtstroom. Geen direkt zonlicht, maar veel klaarte : de bakstenen muur werd helemaal wit geverfd, waardoor het licht wordt weerkaatst. Er is zelfs voldoende licht voor de planten die onderin deze diepe schacht wortelen. “Straks moeten we zelfs gaan snoeien, want al dat groen wentelt zich natuurlijk met een enorme snelheid naar boven, naar het licht”, zegt Paul. Ze benutten ook de lichtkoker die midden in het huis zit. Er kwam nieuw doorzichtig glas op, waardoor zelfs de eerste verdieping van het huis, waar ze een flat verhuren, wat licht hapt. “Eigenlijk is dat allemaal geen kunst”, legt Titov uit. “Want we hebben gewoon gebruikt wat er was : een lichtkoker en een lichtkoepel. Aan de struktuur van het huis werd nauwelijks gesleuteld. Omdat die perfekt is. ” Het ontwerpbureau zit op de tweede verdieping en wordt door grote houten deuren gescheiden van de zitkamer achteraan. Van deze deuren werd het glas vervangen door spiegels : goed voor een boeiend optisch effekt dat de kamers verruimt en oplicht. Op drie hoog ontdekken we de keuken met eethoek, slaaphoek en badkamer. Helemaal boven is er een ruime daktuin met veel planten en okergele muren. Tijdens de zomermaanden is dit de belangrijkste “woonkamer” van het huis. “De verf komt van een kollega uit Australië”, legt Paul uit. “Eigenlijk gaat het om een ouderwetse, Engelse verf, waarmee landhuizen werden beschilderd. Een verf die prachtig patineert. “

Hoewel er nauwelijks aan de indeling van het huis werd geraakt en de grote ruimtes bewaard bleven, is er van kaalheid geen sprake. Hier en daar werden de vertrekken verder opengetrokken : van de keuken en de slaaphoek werden de oude deuren verwijderd. Ondanks de sobere aankleding is het huis warm van stijl. Deze interieurarchitekten hebben geen voorliefde voor het pure funktionalisme. Hun interieur is allerminst zuiver rationeel opgebouwd. Ze verkiezen te werken met speelse aksenten. Vermoedelijk is dat een gevolg van vroegere opdrachten. Ze werken zeven jaar samen en gaven naast woningen ook een paar kroegen vorm, onder meer een latinobar. Daarvoor werden meubels ontworpen, geen tekentafelkreaties, maar een soort assemblages. “Voor de barkrukken gebruikten we stoeltjes die we in een container vonden. Het zijn ordinaire zitjes, een soort schoolstoelen. Maar ze zijn leuk. We hebben ze wel helemaal verbouwd tot een nieuwe kreatie”, zegt Paul. De resultaten staan rond de eettafel : stoelen met drie grillige poten, een schuine zit en ronde rug. Ondertussen ontwerpen ze steeds meer meubels. Er kwam een prachtige werktafel bij, waarvan het prototype in het bureau staat. Dit ingenieuze ontwerp is van gewoon plaatijzer en bestaat uit drie losse stukken die tegen elkaar leunen : handig en elegant. Ze hebben een hele reeks modellen op stapel staan, volgens hetzelfde principe gekoncipieerd. Wie weet worden ze ooit in produktie gebracht. Ze zijn in ieder geval van plan om hun ontwerpen later te exposeren op de gelijkvloerse verdieping van het huis.

Dat ze metalen meubels verkiezen, merk je overal. Een oud tandartskabinet staat verspreid over het hele huis. De monumentale lamp bijvoorbeeld kreeg een plaats in de zithoek tussen diepe fauteuils uit de jaren veertig. In de keuken valt de gestroomlijnde buffetkast op : een spoelvormig lichaam van metaal, gemaakt van het rolluik van een garagepoort. Een perfekte keuze. Paul en Titov hechten veel belang aan “persoonlijk” ontworpen details. Ook de badkamer en de trap naar de daktuin zijn puur maatwerk. “We houden van industriële materialen, maar zijn erg bekommerd om de sfeer en de gezelligheid”, merkt Titov op. “Daarvoor zorgen de donkergekleurde plankenvloeren en de gele wanden. We gaan daarbij helemaal op ons gevoel af. Kijk bijvoorbeeld naar de muren van dit huis. Schilder ze wit en de woning gaat er kil en funktioneel uitzien. Doods. Dat kon dus niet. Maar van onder het behang kwam er een beeldige kleur te voorschijn. We voelden meteen dat we de wanden best zo konden laten. Op veel plaatsen durfden we er zelfs niet met een kwast over strijken, omdat de kleurtoon zo perfekt is. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content