Piet Swimberghe

Voor schrijvers, tuk op ouderwetse potloden en glimmende ?porte-mines?, is de tentoonstelling ?Potlood en Pen? een heerlijke belevenis.

Piet Swimberghe

Wie de tentoonstelling Potlood en Pen bekijkt, houdt al zijn oude potloden bij. Oude, beduimelde exemplaren, met een beet op het uiteinde of een afgesleten gom, zijn gewoon schilderachtig. Soms vertellen ze een verhaal, zoals potloden uit een hotel in een ver land. Soms dragen ze wonderbaarlijke namen, zoals Koh-I-Noor, genoemd naar een van de beroemdste diamanten van de Britse kroon. De Italiaanse designfirma Giorgetti bracht de collectie van deze tentoonstelling samen. Geen enkel stuk is echt waardevol : het potlood is nu eenmaal de meest goedkope schrijfstok. Echt oude exemplaren zijn er evenmin bij en toch brengt deze collectie ons in vervoering. Want veel tentoongestelde potloden gleden ooit door onze vingers. Wijzelf of onze voorouders, want eigenlijk bleef het uitzicht van de meeste potloden ongewijzigd. De gele potloden van onder meer Koh-I-Noor waren al rond 1870 populair ! De fabrikant van dit beroemde merk, Franz Hardmuth, gebruikte de kleuren van de Oostenrijks-Hongaarse vlag : een zwarte arend op een gele fond. Beide kleuren worden nog steeds gebezigd door het huis Staedtler.

In 1795 vroeg Nicolas-Jacques Conté een octrooi aan voor het moderne grafietpotlood. Hij gebruikte een mengsel van grafiet en klei dat diverse gradaties van hardheid toelaat. Voordien werd met kleurkrijt of houtskool getekend.

Sinds de jaren twintig wordt met potloden publiciteit gevoerd. Alle mogelijke fabrikanten, van schoensmeer over koffie tot en met wasproducten, schonken vroeger potloden weg. Dit soort schrijfstiften is momenteel erg gezocht. Nog steeds trouwens bieden warenhuizen zoals Ikea, vliegtuigmaatschappijen, autofabrikanten en parfumhuizen potloden aan met hun firmanaam. Voor de collectioneur werd het aanbod recentelijk flink uitgebreid door hotels, musea en kunstgalerieën.

Andere potloodstiften zijn van de aardbol verdwenen, zoals het onuitwisbare anilinepotlood. Het werd in 1875 uitgevonden door Gustav Schwanhausser, die een paar druppels geconcentreerde aniline toevoegde aan het mengsel van klei en grafiet. Ook de typische werkpotloden verdwenen, zoals de platte stift die de timmerman, de steenkapper of de winkelier achter het oor bewaarde.

Moderne viltstiften hebben ook hét wapen van de onderwijzer verdreven : het potlood met een rode en een blauwe punt. De koperen of blikken porte-crayon is bijna buiten gebruik. Nu komt het krenterig over stompjes op deze manier te gebruiken. Vroeger niet, want er waren zelfs zilveren porte-crayons op de markt.

Het vulpotlood is wel weer in gebruik, na een tijdlang door viltstift en balpen te zijn verdreven. Het systeem heeft een behoorlijke leeftijd : het eerste vulpotlood verscheen in 1877 op de markt. De mooiste specimen, doorgaans van zilver, stammen uit de belle époque. Toen verwierf het vulpotlood een ereplaats naast de vulpen. Rond 1900 werden beide in een jasje van celluloid gestopt, dat schelp, ivoor, hoorn of parelmoer imiteert. Na de oorlog werd de markt overspoeld met de zogenaamde techno-pencils vulpotloden van plastiek of aluminium, die extra goed in de hand liggen. Hoe populair ook, het ouderwetse slijppotlood blijft dé lichtste, handigste en goedkoopste schrijfstok bij uitstek.

?Potlood en Pen?, Kasteel ter Linden, Moorseelestraat 113, Kortrijk-Heule, van 1 t/m 9 november, dagelijks van 10 tot 17 u.

Niet enkel de potloden zijn fraai, ook de doosjes waarin ze, sinds mensenheugenis, per dozijn worden verpakt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content