ODE AAN COLOMBO

Designantiquair Frederic Rozier was amper elf toen hij op een vlooienmarkt verliefd werd op vintagedesign. Hij groeide op met de trendy filmdecors van Louis de Funès en vindt Joe Colombo een gaver ontwerper dan Le Corbusier.

Thuis hadden we geen design, behalve een paar lampen, maar mijn vader verzamelde wel art nouveau en art deco”, vertelt Frederic Rozier. “Dat heeft zeker mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Bovendien trok ik al als kind met hem naar de vlooienmarkt, ik vond dat echt heel spannend.”

Zijn eerste koop was een tafellamp van Joe Colombo. Die lamp was toen nog bijna nieuw, dus kocht hij ‘jong tweedehands’. “Niemand keek toen naar dat design, het was te jong. Dat kostte ook niets. Toen ik doorhad dat die lamp stapelbaar was, en je er dus een hele toren meer kon bouwen, ging ik er meer en meer kopen. Zo werd ik, zonder het zelf te beseffen, een verzamelaar. Nu heb ik al meer dan veertig van die lampen.”

In de jaren tachtig leek design van de jaren zestig al heel ver weg, zelfs het kleurrijke design van de jaren zeventig werd al stilaan opzijgeschoven, waardoor er nogal wat op de markt kwam. “Bovendien werd mijn belangstelling voor die tijd extra aangewakkerd door de films van Louis de Funès, zoals Oscar uit 1967 en L’Homme Orchestre uit 1970, met schitterende designdecors die tot de verbeelding spraken.”

De decors van de Funès blijven legendarisch en zijn een aanrader voor elke design- en architectuurliefhebber. Louis de Funès droeg in die jaren de moderne vormgeving immers na in het hart. Natuurlijk was hij niet alleen, Frankrijk was op dit moment toonaangevend met beroemde designers zoals Pierre Paulin en Olivier Mourgue. Die laatste leverde zelfs het meubilair voor de film Space Odyssey van Stanley Kubrick in 1968. Frederic vindt het extravagante design van de jaren zestig en zeventig zeer apart : “In die tijd waren organische vormen in. Die vind ik nu ook weer interessant, zoals de meubelen van de Australiër Mark Newson. Van alle designers verkies ik Joe Colombo. Ik geniet van zijn golvende lijnen en zijn ontembare creativiteit. Hij was al van jongs af aan mijn favoriet omwille van zijn genie. In tien jaar tijd heeft hij meer dan vierhonderd designontwerpen gerealiseerd, en daarbovenop allerlei variaties. Zijn design spreekt me meer aan dan de strakke meubelen van Le Corbusier, Willy Van Der Meeren of Jean Prouvé. Die meubelen passen ook beter in een grotere, industriële ruimte. Mijn interieur is kleiner en meer cosy. Colombo is echt salonmeubilair zonder bourgeois te zijn.”

STUDIE

Frederic Rozier ging ooit kunstgeschiedenis studeren, maar heeft die studie nooit afgerond. “Daar leerde ik eigenlijk niet wat ik zocht, want er was weinig of geen belangstelling voor de architectuur en design uit de twintigste eeuw, dus ben ik stilletjes aan de handel ingestapt en heb ik me ontwikkeld als verzamelaar.” Maar toch studeerde hij voort, in zijn eentje. “Ik zocht oude boeken, vaktijdschriften en catalogi uit de tijd om opzoekingswerk te verrichten. Ook oude magazines zijn een fantastische bron van informatie over de inrichting van het interieur. Ik kocht in het begin van de jaren negentig niet alleen stocks op van oud design, maar dus ook de catalogi die toch werden weggegooid.”

Zo zie je dat antiekhandelaren en verzamelaars soms betere conservators zijn dan de musea. De alerte verzamelaar laat niets verloren gaan, terwijl veel musea pas belangstelling krijgen als de rage bijna voorbij is of als de stukken erg duur zijn. Behalve in het Gentse Designmuseum zie je in vrijwel geen enkel Belgisch museum een collectie naoorlogs design staan. Documenten als verkoopcatalogi worden ook minder bijgehouden dan echte boeken, bij het sluiten of herinrichten van een interieurzaak worden die meestal weggegooid. Nochtans zijn het ideale bronnen om de herkomst, de auteur of de fabrikant van een object te achterhalen.

SINT-JACOBS

Frederic Rozier heeft zijn Galerie Design7 aan de Sint-Jacobskerk in Gent, waar wel meer antiquairs en vintagehandelaren actief zijn. Zijn woning ligt er in de buurt. Hij bewoont een dakappartement boven een oud pakhuis. “Het interieur is handig, niet te groot, gezellig dus, maar qua architectuur ook niets speciaal. Via de dakvensters valt er wel prachtig licht binnen,” legt Frederic uit. Doordat de flat uit weinig meer bestaat dan één lange en smalle ruimte heeft de indeling wel iets ongewoon.

Je komt binnen via de keuken, een soort eethoek met bureau en zithoek, om achter een groot kamerscherm uit de studio van Dino Gavina, met een ode aan de beroemde Amerikaanse abstracte expressionist Jackson Pollock, de slaapruimte te ontdekken. Zulke compacte flats vind je in Londen of New York als annex van een kunstenaarsstudio. Maar hier woont geen ontwerper, wel een antiquair-collectioneur die niet bang is van wat overdaad. “Het is heerlijk om met al die mooie spullen te leven, dus hou ik wel van wat teveel, ik ben daar ook niet bang voor. Ik vind trouwens dat een hedendaags interieur lang niet altijd met architectuur te maken heeft. Misschien wel integendeel, de objecten en kunstwerken zorgen voor de uitstraling van uw interieur”, merkt Frederic terecht op.

Hij houdt van objecten met een leeftijd. “Wat patina mag best, veel mensen willen dat alles er nieuw uitziet en kopen dan liever heruitgaven van oude modellen. Daar heb ik niets op tegen, want van sommige prachtige ontwerpen is er gewoon niets meer in de handel te vinden, dus is het goed dat ze opnieuw worden geproduceerd. Maar een oud stuk met wat slijtage kan zo mooi zijn. Ik hou van de doorleefde look.” Geheel in die lijn plant Frederic een gelimiteerde heruitgave van vergeten Belgische designobjecten, onder de noemer Lost & Found. Hij neemt zelf de productie op zich, resultaten mogen we verwachten tegen begin 2012.

TEKST PIET SWIMBERGHE – FOTO’S JAN VERLINDE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content