Ober op de Eurostar

Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

In de zomermaanden werkt Weekend Knack undercover. Deze week serveren we koffie en croissants op de Eurostar.

Halfzes ’s ochtends. Het Brusselse Zuidstation ligt er verlaten bij, de meeste rolluiken zijn nog neergelaten. Bij Momentum Services druppelt de achtkoppige crew binnen die straks de catering op de Eurostar verzorgt. Mijn taak: de bar mobile in tweede klas bedienen. De bestemming: Londen, of course.

Ancha, die nieuwe crewmembers opleidt, heeft me de afgelopen dagen klaargestoomd en is vandaag mijn buddy. “Poets je schoenen en vergeet niet je te scheren. En trek donkere sokken aan”, had ze gisteren gezegd. Op een rekenmachine en toilettas na, heb ik aan alles gedacht: het hemd is gestreken, de strik zit keurig onder de kraag en het kanariegele uniform is dichtgeknoopt. Haargel, juwelen en parfum liggen thuis. Ik heb zelfs de ingrediënten van het sandwichaanbod bestudeerd. Helemaal volgens het boekje.

Onze trein, met ritnummer 9109, vertrekt al om zeven uur. Tegen die tijd moet ik de stock tellen, de mobiele bar inladen en de temperatuur van het warm water meten. Op weg naar het perron, via bewaakte loopbruggen en paden, licht Ancha me in over een technische storing: de draagbare elektronische kassa’s werken niet. 120.000 frank per stuk, en uitgerekend vandaag laten ze het afweten! Dat wordt dus hoofdrekenen. Hoe hard ik ook probeer me de prijzen van dranken en snacks te herinneren, het lukt niet. Geen wonder, met ruim twintig producten en drie munteenheden. Het 400 meter lange gevaarte dat op het perron staat te wachten, is plots een leeuwenkuil.

Bij de briefing controleert purserTran of ik de veiligheidsprocedures beheers: de noodsignalen, de bediening van de brand- en nooddeuren, de plaats van de vijf veiligheidsverantwoordelijken en de ontruimingsregels. Vooral de rit door de Kanaaltunnel, die François Mitterrand en Queen Elizabeth in mei ’94 officieel openden, is aan strenge regels gebonden. De nachtelijke rampoefeningen heb ik dan wel niet meegemaakt, maar ik weet wat me te doen staat.

Inmiddels vervoerde de Eurostar zo’n 25 miljoen klanten tussen Brussel, Londen en Parijs. Zijn achttien rijtuigen bieden plaats aan 766 passagiers, waarvan 560 in tweede klas. Deze ochtend zijn er zo’n 250 passagiers. Terwijl ik de mobiele bar schik – croissants, chocoladebroodjes en jus d’orange bovenaan – loopt de trein vol. Als de kassa eindelijk voorzien is van ponden, Belgische en Franse franken zijn de Brusselse heuvels al uit het zicht verdwenen. Ik krijg meteen een standje.

Dwangbuis

Mocht u ooit de Eurostar nemen: blijf zitten en zorg dat uw armen of benen de smalle doorgang niet belemmeren. De acrobatische posities die sommige passagiers aannemen: benen in de lucht, het hoofd halverwege het gangpad, werkelijk! Dacht u soms dat het makkelijk is om achteruit te stappen met een kar van 85 kilo aan de arm? Nee dus. Mijn eerste doortocht is een botsparcours zonder einde. Rugleuningen, armsteunen, alles moet eraan geloven. “Heb jij wel een rijbewijs?” merkt een snuggere twintiger meteen op. Ik lach vriendelijk terug, zoals Ancha me op het hart heeft gedrukt. De klant is áltijd koning.

Op de training leek het eenvoudig: iedere passagier begroeten met een luid en opgewekt “Goedemorgen, bonjour, good morning! How can I help you?“. In praktijk moet ik de nodige schroom overwinnen. Eén mompelende Fransman bedien ik hardnekkig in het Engels, van Britten met zwaar cockney-accent versta ik niets. Aan de met gênante rollenspelen ingestudeerde verkooptechnieken denk ik al helemaal niet. Open vragen stellen, suggesties doen – noppes. Gelukkig wekt de geur van verse koffie en croissants vanzelf de belangstelling. Een sandwich met kip, een muffin, een chocoladereep, het gaat erin als zoete koek. Ik serveer ze zoals het hoort, met alles erop en eraan.

Alleen bij het afrekenen breekt het zweet me uit. Plotseling lijken alle muntstukken op elkaar. Ik onderzoek ze alsof het om een archeologische vondst gaat. Bovendien staat op mijn haastig geschreven spiekbriefje alleen het hoogstnoodzakelijke. Voor de meeste prijzen moet ik op de kaart kijken, wat pijnlijke stiltes veroorzaakt. In paniek kom ik bij het optelwerk steeds weer tot andere resultaten. Het rijtuig verandert in een dwangbuis: telkens als ik eindelijk de schuifdeur van het tussenschot bereik, slaak ik een zucht van verlossing. In stilte beloof ik cateringpersoneel nooit meer lastig te vallen met vervelende vragen over vertragingen en aansluitingen.

Ancha is echter streng: ik vergeet de remmen van de mobiele bar op te zetten, bedien twee klanten tegelijk en leg niet genoeg leven in mijn stem. Bovendien vergeet ik regel nummer één: big smile!

Relax,” zegt ze doodleuk, “denk dat je een vliegtuigreis maakt. Daar vind je zo’n onthaal toch normaal?” De opmerking stelt me enigszins op mijn gemak: in de volgende rijtuigen kan er al eens een grapje af of chitchat. In tegenstelling tot de zakenreizigers in eerste klas die zich op hun computer concentreren, waarderen de meeste passagiers wel een babbeltje. “Ik begrijp er ook niks van”, zeg ik tegen een Amerikaanse die zit te knoeien met Brits kleingeld. Een jonge Française die niet wil opkijken van haar Baudelaire, koopt een kruidenthee nadat ik haar complimenteer met haar reisgids. Alleen bij een Britse grijsaard in een geruit pak wil het niet lukken. Zodra hij me ziet, trekt hij het Eurostar-magazine over zijn hoofd of wendt hij zich met een ruk van me af.

Als de trein halt houdt in Rijsel, zit de eerste rit er bijna op. Terwijl ik een schuchter stel Koreanen wisselgeld geef, komt de trein weer op gang. Het scheelt geen haar of de mobiele bar rolt de andere kant uit, tegen een passagier aan. Ancha’s blik spreekt boekdelen: ik ben de remmen weer vergeten.

Vrouwen en bier

In Londen is de werkdag net begonnen. Achter de transparante wanden naast de perrons van Waterloo Station staat het verkeer bumper aan bumper. Aan de overkant schalt sambamuziek uit de EuroDisney-trein, terwijl schoonmaakploegen en security-lui ons omringen. Een hallucinant moment, want drie doortochten en reken- en schrijffouten bij het opmaken van de kassa hebben me versuft. De Eurostar richting Brussel heeft vertraging, en dus is de crew op een bankje gaan zitten. Dat mag alleen als er geen passagiers in de buurt zijn. De blauwe overjas en het lunchpakket moeten wel gesloten blijven. Op de trein zelf is gaan zitten of een snack verorberen uitgesloten, laat staan een sigaret roken. Op het paradepaardje van het internationale treinverkeer is het bedrijfsimago a serious matter.

Ondertussen wisselt de crew verhalen uit over de heenreis. “Hoe ging het bij jou?” vraagt iedereen. Abdalak (29), first class-steward en dus in een zwart pak, heeft er al drie jaar Eurostar op zitten: “Deze baan vergt geduld, discretie en flexibiliteit, maar brengt je ook mensenkennis bij. Niet iedereen is ervoor geschikt: een glimlach is geen industrieel product. Je moet gemotiveerd zijn en in een team kunnen werken.”

Rond halfelf lokale tijd vertrekken we opnieuw. Op de terugweg bedien ik een bont gezelschap: ruige lads die mijn Belgische bieren en de page three-dame van The Sun wel lusten, maar ook oudere Britse koppels die zelfs hier een ritueel maken van morning tea. Twee Australische rugzaktoeristes proesten het uit als ze me zien. Ik voel me betrapt en wijt het maar aan mijn outfit. Dan liever een van de laatste rijtuigen, daar schalt Ferry Cross The Mercy uit een radio.

Bij de tweede doortocht schrikt een Afrikaanse vrouw met een slapende baby op schoot als ze merkt dat ik een sneetje in mijn vinger heb. Ancha doet er meteen een pleister omheen. Een blauwe, een kwestie van de pleister niet ongemerkt aan een passagier te serveren. Ik ben steeds minder zenuwachtig, wat zich meteen laat voelen in de omzet: ik kan enkele passagiers zelfs tot een snack verleiden. “Loop jij heel die trein af? Amai“, vraagt een oudere Belg. Ik verzamel warempel fooien. Mijn buddy lacht: “Je mag blijven.”

Als we Brussel bereiken, is het bijna halfdrie. Ik ken mijn naam niet eens meer. Het papierwerk bij de kassa is er te veel aan. Op kantoor deponeer ik de zakken met Belgische, Franse en Britse munten en bankbiljetten in de safe. In een aparte ruimte ligt een Britse crew te slapen. Te dromen van de euro.

Volgende week is Wim Denolf een animatiekip in ‘Six Flags Belgium’.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content