De Dag van het Park vraagt aandacht voor de groene longen in onze steden. Weekend Knack verkende negen Vlaamse parken : van kasteelhoven tot plantentuin, van speelbos tot arboretum.

HILDE VERBIEST FOTO’S : ERIC TANGHE

Tienduizend rozen

Zijn naam dankt het Mechelse Vrijbroekpark (40 ha) aan een middeleeuws gebruik. Toentertijd bestond dit domein uit lage, vochtige weilanden of ?broek”, waar boeren vrij hun vee mochten laten grazen. Vandaar : Vrij-broek. Wie vandaag door dit park wandelt, vermoedt nooit dat deze gronden tot in de Eerste Wereldoorlog dienden als stortplaats. Na 1918 begon men met het aanleggen van enkele dreven, een boomgaard en een moestuin. Pas wanneer het park in handen komt van de provincie, krijgt het zijn definitieve vorm.

Alleen al de zeldzame boomsoorten en de majestueuze beuken- en kastanjedreven maken een wandeling de moeite waard. Eenden, ganzen en zwanen bevolken de uitgestrekte vijver. En met een beetje geluk ontmoet je ook een van de reigers die hier regelmatig een visje meepikt. Toch is het vooral de rozentuin, in het hart van het park, die bezoekers aantrekt. In de tientallen perken kregen zo’n 120 variëteiten een plekje : in totaal ongeveer 10.000 rozen die vanaf eind mei, begin juni voor een ongekende kleuren- en geurenpracht zorgen. Dit is meteen ook een van de rustigste hoekjes van het domein, waar ook sportbeoefenaars aan hun trekken komen : tennis, hockey, voetbal, basketbal en boogschieten, het kan allemaal.

Van reuzenpalm tot koffieplant

Recht tegenover het bekende Floraliënpaleis ligt de Plantentuin van de Gentse Rijksuniversiteit. Precies 200 jaar geleden werd de tuin opgericht als onderdeel van de Ecole Centrale, toen gevestigd in de Baudeloo-abdij. Ruim 100 jaar later in 1903 om precies te zijn werden de collecties verhuisd naar de huidige locatie. In die twee eeuwen heeft deze tuin het moeilijk gehad : de oorlogen zijn er niet ongemerkt voorbijgegaan en financiële problemen zetten het voortbestaan van de collecties op de helling.

Hoewel het park slechts 3 ha groot is, herbergt het een enorme verscheidenheid aan planten, bloemen en bomen : ongeveer 8000 soorten uit alle delen van de wereld zijn hier samengebracht. Blikvangers zijn uiteraard de serres waar in een tropisch klimaat allerlei exotische planten groeien : gigantische palmen en schitterende orchideeën, maar ook gewassen als koffie, suikerriet, katoen en rijst. In een kleine serre zijn de cactussen en vetplanten ondergebracht.

Wandelend naar de vijver word je geconfronteerd met tientallen geneeskrachtige planten : huid-, mond-, wond-, braak- en slaapmiddelen, onder andere. En heb je geluk, dan trakteren de kikkers in de vijver beslist op een heus kwaakconcert.

Een middeleeuwse kruidtuin

Wie de zware gietijzeren poort openduwt, merkt het meteen : het Schildehof (42 ha) is geen traditioneel park. Je vindt er geen keurig gemaaid gazon, geen nette bloemenperken. Maar als je er de tijd voor neemt, ontdek je pareltjes : majestueuze bomen en zeldzame veldbloemen.

Oorspronkelijk was het Schildehof een kasteelpark : de fundamenten in de vijver zijn de enige overblijfselen van het kasteel, dat nog tot 1953 bewoond werd. Nu vormen ze een schuilplaats voor watervogels en vleermuizen.

Twee kleine tuinen lonen beslist de moeite. De bijentuin is precies wat de naam zegt : bloemen en planten zo gekozen en geplant, dat de bijen uit de nabijgelegen imkerhal er maximaal gebruik kunnen van maken. Achter de gerestaureerde oranjerie ligt de Dodoenstuin : een tuin zoals die er ten tijde van de kruidengeleerde (16de eeuw) moet hebben uitgezien. In de plantvakken, afgezoomd met keurig gesnoeide buxushaagjes, vind je alleen kruiden die beschreven staan in de eerste druk van het Cruydeboeck van Rembert Dodoens. Knoflook en prei, bijvoorbeeld, maar ook blauwe monnikskap, vingerhoedskruid en zelfs de paardebloem.

Op de populierenakkers

Ooit was Het Vinne (130 ha) in Zoutleeuw een meer. Na de drooglegging halverwege de 19de eeuw, werd het terrein ingepalmd door de boeren, tot de Union Allumettière het in 1930 aankocht. Vanaf dat moment werden massaal populieren aangeplant, die hout leverden voor lucifers en fruitkisten. Tot op vandaag zijn de sporen van deze populierenakkers zichtbaar : de kaarsrechte bomen staan nog steeds streng in het gelid, naast de al even rechte grachten. Het enige verschil : in de twintig jaar dat Het Vinne beheerd wordt als een provinciaal natuurpark, kreeg de ondergroei een kans. Het bos dat zo langzamerhand ontstaat, is rijk aan soorten : naast eiken, wilgen en berken, herken je er ook meidoorns en elzen. In de houtkanten tref je lijsterbes, kardinaalsmuts en vlier aan, in de sloten riet en lis.

Hoewel men in het grootste gedeelte van het domein het beheer beperkt, wordt op andere plaatsen wel ingegrepen : men tracht bijvoorbeeld een restant van een hoogstam-boomgaard in stand te houden en op de ligweide kunnen bezoekers volop genieten van de zon. Even voorbij de weide daalt de stilte neer, en hoor je alleen nog het lied van zangvogeltjes en een kloppende specht.

Een kleurrijk kleinood

De eerste kruidtuin van Leuven, opgericht in 1738, was de oudste onderwijstuin in ons land. Helaas : de tand des tijds deed zijn werk grondig, waardoor van deze tuin en de serres niets bewaard bleef. De huidige plantentuin is dan ook de tweede Hortus Botanicus Lovaniensis, aangelegd in 1819, met als doel een collectie zeldzame planten uit te bouwen. Aanvankelijk had de kruidtuin een strikt wetenschappelijke opdracht, als studiemateriaal voor de studenten. Maar naarmate de band met de universiteit losser werd, kwam de klemtoon meer te liggen op het recreatieve, zonder de wetenschappelijke en didactische waarden uit het oog te verliezen.

Hoewel de tuin klein is van oppervlakte (2 ha), werden hier honderden plantensoorten samengebracht : exotische planten in de tropische serre, cactussen in de oranjerie. In het midden van de tuin staan allerlei kruiden en vaste planten, zowel kruipende als klimmende : van de passiebloem tot de ooievaarsbek. Verrassend is de fruittuin met hoofdzakelijk leibomen. Je vindt er appels en peren, maar ook abrikozen, kiwi’s en druiven.

Een Engelse kasteeltuin

Als je het plan van het Park van Brasschaat bestudeert, krijg je de indruk dat dit domein volgebouwd werd met sportinfrastructuur : velden voor voetbal, baseball en hockey, tot en met een sporthal en een openluchtzwembad. Maar wandelend door dit 151 ha grote domein, dat doorloopt tot in Schoten, merk je al snel dat het park nog steeds het karakter heeft van een Engelse kasteeltuin. Vooral in de onmiddellijke omgeving van het kasteel proef je die sfeer : waterpartijen met fonteinen, grote stukken gazon, solitaire bomen met een respectabele omvang en leeftijd, en heestergroepen wisselen elkaar af.

Een van de mooiste plekjes van dit park is het rosarium achter het kasteel in Vlaamse neorenaissancestijl. Deze rozentuin is niet spectaculair groot, maar wel heel sfeervol ingericht met meer dan zestig soorten rozen en azalea’s. Een plek om bij weg te dromen, vooral in de zomermaanden als de geur van rozen zich verspreidt over dit gedeelte van het domein.

Landelijke charme

Het Park van Loppem (20 ha) mag dan een heus kasteelpark zijn, het heeft allerminst die allure. Hier geen statige lanen en kleurrijke bloemenperken, wel grazende koeien met op de achtergrond het 19de-eeuwse kasteel van de familie van Caloen. Een groter contrast kan je je haast niet voorstellen, maar het heeft iets. Precies die ongedwongen, landelijke sfeer geeft dit park zijn charme.

De blikvanger is echter het labyrint in de hoek van het park. In Engelse parken en tuinen zie je dergelijke doolhoven wel meer, maar in ons land is het een unicum. Meer dan 100 jaar geleden ontwierpen twee jonge snaken, Albert en Ernest van Caloen dit meesterwerk. Onder leiding van hun huismeester legden ze de doolhof aan met keurige beukenhagen. Sedertdien is het labyrint een bron van ontspanning en vermaak, eerst uitsluitend voor de kasteelheer en zijn familie, later ook voor vrienden en kennissen. Vandaag kan iedereen die daar zin in heeft, er het noorden verliezen in zijn zoektocht naar de juiste weg.

Op het natuurleerpad

Meer dan 60 ha beslaat de ?groene long van Lokeren”, gelegen vlak bij het centrum van de stad : het Park ter Bueken, het Park Verloren Bos, het Bospark, het Arboretum, de Buylaers en het Durmepark maken er deel van uit.

Het Bospark houdt het midden tussen een speelbos en een dierenpark. Geen stralende schoonheid, wel een domein dat aanspreekt door zijn ruimtelijkheid. Pal ernaast ligt het Park Verloren Bos, dat qua natuur veel interessanter is. Ook hier is de naam ?park” eigenlijk misplaatst : het Verloren Bos kreeg in de loop der jaren de allure van een mini-natuurreservaat. Het natuurleerpad wijst de bezoeker de weg : een twintigtal bordjes leert je meer over hooilanden, populierenakkers en verruiging. Dit pad voert onder meer langs het broekbos, een zompige lap grond waar de natuur nagenoeg ongemoeid wordt gelaten, en brengt je tot in de Buylaersmeersen aan de oever van de Durme.

Vergeet zeker niet om ook de machtige bomen voor het kasteel, momenteel jeugdvakantiecentrum, te gaan bewonderen. De grootste exemplaren beuken, witte esdoorns, de paardekastanje en de tamme kastanje zijn bijna een eeuw oud.

Wandelen van Alaska tot in China

Het Geografisch Arboretum van Tervuren lijkt wel het einde van de wereld, letterlijk en figuurlijk. Gelegen midden in het Kapucienenbos, waar geen wegwijzer te veel staat, is de hoofdingang moeilijk te vinden. En hoewel het domein vlak bij een van de drukste verkeersaders van ons land ligt, dringen geluiden uit de bewoonde wereld er maar mondjesmaat door. Reken daarbij nog de vele ?exotische” boomsoorten en je weet : dit is een bijzonder domein.

Het arboretum (100 ha) werd tussen 1902 en 1905 aangelegd door professor Bommer, en wel in een heel originele vorm. Hij groepeerde de bomen in ?typebossen”, zoals die in de gematigde streken op het noordelijk halfrond voorkomen. Via de grote wandelweiden loop je eenvoudig van het ene land naar het andere, van Alaska tot in China. Wie meer wil dan alleen genieten van de omgeving, doet er goed aan een brochure aan te vragen bij de Toeristische Dienst : in het park zelf zijn namelijk geen naambordjes aangebracht.

Naast de uitheemse soorten, is het domein ook rijk aan inheemse planten en bomen. Eiken, bijvoorbeeld, en fraaie beuken met een schitterend rood bladerdak. Een paradijs voor eekhoorntjes, die de wandelaar vermaken met acrobatische sprongen.

Boven : in de Plantentuin van Gent vormen de tropische serres dé blikvanger.Onder, van links af : Het Schildehof, Het Vinne in Zoutleeuw, de Leuvense Plantentuin, het Park van Brasschaat en de doolhof in Loppem. Telkens een andere sfeer : van de natuurlijke charme van een ecologisch georganiseerd domein, tot de bestudeerde nonchalance van het landschapspark.

Het Arboretum in Tervuren : zo aangelegd dat je van het ene continent naar het andere stapt.

Het Verloren Bos van Lokeren is veel meer dan een park : onder de hoge bomen krijgt de natuur een kans.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content